Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet drieëenig bestaan van God, geopenbaard in de drie Mannen, verscheenen aan Abraham; benevens eene nieuwe verdediging van 1 Joh. V. 7. ter reden- en letterkundige overdenkinge van het geheele menschdom, onpartydig ontvouwd. Door G.Th.W.J.U.D.Gedrukt voor den Autheur. En te bekomen by B. Wild en J. Altheer, 1791. Behalven het Voorbericht 79 bladz. In gr. octavo.Dit is, zo veel ons voorstaet het zonderlingste geschrift, dat ons, geduurende den loop der Vaderlandsche Letteroefeningen, in handen gekomen is. By het eerste inzien kwam de Autheur ons voor, als een Schryver, die medelyden verdient, ter oorzake van een overhoop geworpen herssengestel; dan onder het verder doorbladeren ontdekten we nog te veel schikking en zamenhang, om dit vast te houden. We bespeurden te gelyk deze en gene denkwyzen, die ons enigzins op een ander spoor bragten; het stellig schryven, het hoog opgeven van afdoenende bewyzen, de zonderlinge manier van voorstellen, het gebruiken van ingewikkelde en zomtyds moeilyk verstaenbare, zo niet onverstaenbare, uitdrukkingen, en wat van dien aert meer zy, hermnerde ons den schryftrant van velen, in vroegere dagen, toen men min of meer hoog liep met de Hermeti- | |
[pagina 334]
| |
sche Wysbegeerte, en dezelve met het Kabbalistische vermengde. - Aen dien smaek schynt dit Stukje best te beantwoorden, en deze denk- en redeneerwyze, zo ze in vroegere dagen verstaenbaer ware, (dat ons niet aennemelyk voorkomt,) is althans in den tegenwoordigen tyd geheel vreemd, en volstrekt ongeschikt ter overtuiginge: des wy den Autheur beklagen over zyne inspanning, en den Lezer raden om 'er zyn hoofd niet mede te breken. Heeft men intusschen echter nog lust, om een stael zyner maniere van voorstellinge te beschouwen, men sla dan het oog op zyne nieuwe verdediging van 1 Joh. V. 7. welke aldus luid. ‘MosesGa naar voetnoot(a), en JohannesGa naar voetnoot(b), zijn eenstemmig, wanneer de eerste zegt, dat aarde, water en geest, zijn de beginzelen der waereld, en de tweede, als drie getuigen op aarde, opnoemd, geest, water en bloed. Bloed en aarde zijn even gelijke betekenissen in dien zin genomen, waarin beiden hier gebruikt worden. In bloed is het aqua permanens, in bloed is de kostelijkste, reinste en zuiverste aarde, de terra adamicaGa naar voetnoot(c), de terra virginalis, haast mogt ik zeggen, een chaos. Bloed is de materie, die Adam uit het Paradijs heeft mede | |
[pagina 335]
| |
genomen. In bloed heeft de geest, die alles beleeft, die de spiritus mundi is, eene eigenschap, welke te beschrijven, mijn tegenwoordig oogmerk te buiten gaat, die edoch in het boek, de wijsheid van Salomon beschrijvendeGa naar voetnoot(d), heerlijk geschilderd word. De zegen van Jacob en Ezau, de vettigheden der aarde en de daauw des hemels van boven afGa naar voetnoot(e), is waarschijnelijk in deszelven kennis opgeslooten. Over Urim en Thumim, vid. Exod. 28:30. Deut. 27:21. verg. met cap. 7:21. en 8:8. mogte, met veel grond, door het zelve eene voortreffelijke opheldering kunnen verspreid worden. De eigenschappen, welke in bloed ontmoet worden, vermoogen in een helder daglicht te zetten, waarom in het Oude en in het Nieuwe Testament, door het middel van bloed, zoo veele zinspeelingen, in betrekking op het werk der reiniging en der verlossing, voorgevonden wordenGa naar voetnoot(f). Zij doen overtuigen, dat Johannes niet te vergeefs zoo veele moeite besteed, om ons in de gewigtigheid van het zelve te onderrigten. Zij neemen alle bedenkelijkheid weg, die beletten in het gevoelen over te gaan, dat Johannes de Evangelist, de Theologiam Naturalem, in haare uitgebreidheid heeft gekend, en van derzelver allernaauwst verband met de Theologia Symbolica een getuigenis heest willen afleggen. Hij heeft met verstaanbaare woordenGa naar voetnoot(g) te kennen gegeven, dat al het geen uit God geboren zij, de waereld overwinne, het welk Jacobus ook bevestigtGa naar voetnoot(h). De Messias, en ook de geest van God zijn de middelen uit God, waardoor de waereld, d.i. de onsinnigheden, waarmede de geschape natuur besmet is, kan overwonnen worden; nochtans word daarbij, als noodzaakelijk vereischt, dat ze daarvoor erkend, en als de middelen ter overwinning gebeezigd worden, daarom dan ook Johannes met het grootste regt beweerd, dat niemand de waereld overwinne, dan die gelooft, dat Jezus is de Zoone Gods. Want deeze Jezus is, eveneens als Gods Geest, gekomen door water en bloed, niet door water alleen, maar door het water en bloed, en de Geest is het, die getuigt, door verklaaring en uitwerking, dat de Geest de waarheid is.’ | |
[pagina 336]
| |
En om dit dies te sterker te bevestigen, te weeten, dat de Theologia Symbolica en NaturalisGa naar voetnoot(i), zoo wonderbaarlyk overeenstemmen, voegt hy twee allersterkste drangredenen by, zeggende; ‘Want drie zijn 'er die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heil. Geest, en deze drie zijn een; en drie zijn 'er die getuigen op de aarde, de geest, het water en het bloed, en die drie zijn tot eenGa naar voetnoot(k). Deeze met de drie voorgaande vaerzenGa naar voetnoot(l), staan in eene zulke betrekking tot elkanderen, dat het onmooglijk is, eene verandering daarin te onderneemen, zonder aan de intentie van den Apostel te kort te doen. Deeze, naar alle waarschijnelijkheid het voorneemen gehad hebbende, op eene geheimzinnige wijze de bekenners van Jezus te onderregten, in welk een verband, de leere van God en die van de geschapene natuur, met elkander stonden, heeft goedgevonden in zijne opgestelde schriften, hier en daar, de gewigtige verborgenheden in het bloed voor te draagen, om den leezer opmerkzaam te maaken, en teffens te kennen te geven, dat hij deeze weetenschap in haare volkomenheid hebbe bezeten. | |
[pagina 337]
| |
Uit dit vertoogde vermeen ik reden te hebben, stellig te moogen beweeren, dat alle deeze 5 aangehaalde vaeizen, niettegenstaande alle daartegen ingebragte twijfelen, onder de canonicque schriftuurplaatzen behooren, en dat zulke, die deshalven in bedenken staan, hunne bedenkelijkheden zeer spoedig zullen opgelost vinden, wanneer zij het voorneemen van Johannes, bij deeze gelegenheid gehad, met inspanning van geest, bij een gezond oordeel gade slaan.’ Men moet zich, onzes oordeels, op het lezen van het bovenstaende, (en het geheele Stukje is op dien trant geschreven,) natuurlyk verwonderen over de zeldzame werking van 't Menschelyke Verstand. - De Autheur vind het voorgedragene ten sterkste overtuigend; en wy kunnen ons niet verbeelden, dat iemand het verstaenbaer kan vinden; 't welk echter ter overtuiginge hoognoodig is. Intusschen heeft 'er de Autheur zo groote gedachten van, dat hy zich verbeelde, dat zyn Geschrift daedlyk kunne dienen, om Christenen en Onchristenen, ja ook Godloochenaars, te overtuigen; en hy is, indien des kundigen 'er gunstig over oordeelen, genegen, om het ook in 't Latyn en in 't Hoogduitsch het licht te doen zien, ten einde het zelve tot des te uitgebreider nut te doen strekken. - - Zo de Autheur geen medelyden verdient, en nog voor goeden raed vatbaer is, zouden wy hem raden daer van af te zien, en zyne herssens niet te pynigen, met die vermoeiende denkwyze en ingewikkelde duisterheden; maer zich liever toe te leggen op het naspooren van 't geen aen 't gezonde Verstand verstaenbaer voorgesteld kan worden. |
|