geplant, in 't zelve een kleinen tempel van cypressenboomen gesticht, en aldaar eene hoogte opgeworpen, waartoe hy de aarde gebezigd had, welke hy en Jehuël verzameld hadden van de plaatze, alwaar zyne geliefde Mahalath verbrand was geworden.
‘In dien groenen Tempel nu, (dus vervolgt het verhaal,) en op deezen heuvel gezeten, overpeinsde Simson de gansche geschiedenis van Mahalath, en liet zig aldus hooren.
Mahalath! hoe schoon, hoe bekoorlijk, hoe bevallig waart gij! Die u aanschouwde moest u beminnen! die u hoorde werd betoverd! en die eenmaal met uwe tederheid begunstigd werd, kon nimmer zig de slaavernij der liefde onttrekken!
Ik zag u, en aan uwe voeten vallende, zwoer mijn getroffen hart u eene eeuwige hulde! - Getrouw ben ik, mahalath! Ik rust op uwe Assche! - of liever, ik verschaf my een eeuwige onrust op dezelve.
Hoe zoet is de liefde! - Maar hoe wrang is de nagedagtenis, wanneer men die voor altoos ziet uitgebluscht.
Waarom is die zugt ons ingeschapen? Waarom weeten, waarom ondervinden wij, dat 'er zaligheden op deeze aarde zijn? - Wij zien ze van verre; wij offeren alles op om ze te naderen; wij strekken de begeerige armen uit; de toppen onzer vingeren raaken ze aan; ons hart springt uit onzen boezem dezelven te gemoete; het smaakt ze van verre; het geniet ze in zulk een maate, dat derzelver gemis doodlijk word, - en, na dit alles, hebben wij eene schaduw gegreepen! - Zien wij onze smagtende begeerte te leur gesteld! - En worden wij, door die zelfde hand, die ons de volheid van gelukken aanbood, in den grondeloozen afgrond van ellenden nedergestooten! - Wreede terging! Waar toe dient gy? - En hoe zijt gij overéén te brengen, met die onwederstandlijke zugt, om te leeven en naar het geluk te grijpen?
In de armen van mahalath vond ik den Hemel! Zij zelve was een Engel! Ik was enkel vergenoegen. Mijn geluk is voor eeuwig gevestigd! riep ik. Ja! antwoordden de bevalligste lippen, simson! mijne liefde is eeuwig. Voel op mijn hart! het klopt geheel voor u. Zonder u was het zonder beweeging. - Zij drukte mij op dat getrouwe hart, - wij spraken niet, en echter hebben wij elkander nooit zo veel gezegd.