middelyk veroorzaakt, door aan de dampkrings-lucht den ingang af te sluiten. Waarop in de derde en vierde Afdeeling volgt, een nauwkeurig Onderzoek, ter bepaling van de Scheikundige uitwerking der lucht op de Longen in de ademhaling; ten einde daaruit te ontdekken, welke veranderingen in het lighaam, door een gevolg van de beroving der lucht ontstaan moeten, waaruit dan de Autheur deze gevolgtrekking maakt, dat de Scheikundige verandering, welke het bloed by de ademhaling in de Longen ondergaat, aan het zelve eene prikkelende eigenschap geeft, door welke het geschikt is, om het linker oor en holligheid van het hart tot zamentrekking op te wekken, - en welke eigenschap ter behoud van het leven, en de gezondheid van het lighaam, noodzakelyk vereischt word.
De 5de Asdeeling is bestemd tot onderzoek van de natuur der ziekte, welke door het verdrinken, enz. veroorzaakt word; deze oordeelt onze Schryver, uit de voorverhaalde Proeven, te bestaan in eene zwartbloedigheid, waarom hy dan ook de ziekte met den naam van Melanoema, (zwart-bloed) bestempelt.
In de 6de afdeeling, word de staat van het lighaam in deze ziekte onderzogt, en de middelen, om te weten, of het zelve levend of dood zy.
De 7de dient ter aanwyzing van de beste middelen, om de ziekte te herstellen. Hier wykt de Autheur van onze gewoone geneeswyze, voor het grootste gedeelte, af, en, na eene langzamerhand toenemende warmte aangeraden te hebben, oordeelt hy het ten uitersten noodzakelyk, om door middel van een hier beschreeven en afgebeeld Werktuig, het ingedrongen water uit de Longen op te zuigen, en teffens, door dat zelfde Instrument, de vereischte lucht ter verbetering van het bloed, tot prikkeling van het hart en de vaten, en ter bevordering van de ademhaling, door de luchtpyp in te brengen.
Dit zy genoeg, om de weetgierigheid onzer Landgenooten op te wekken, ten einde het Werkje zelve met oordeel en oplettendheid door te lezen. Wy voor ons bekennen, in zulk een kort bestek nimmer zo veele nuttige zaken over deze stoffe aangetroffen te hebben, en verwonderen ons dierhalven geenzins, dat de loffelyke Human Society te Londen deze verhandeling haren Eerprys waardig geoordeeld heeft: terwyl wy, met ongeduld, het Werkje van den Heer kite, als hierby behoorende, uit handen van den zeer geleerden Heer Vertaler, te gemoet zien.