Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 216]
| |
Beschryving van den Togt naar Botany-Baay; van de oprechting der Engelsche Volkplanting aan Port-Jackson; en van de Luchtgesteldheid, Inboorlingen, Dieren, Voortbrengselen en andere byzonderheden van Nieuw-Zuid-Wales; door den Kapitein Watkin Tench. Naar den tweeden Druk uit het Engelsch vertaald, en door den Vertaaler met een Aanhangsel, de jongste berichten uit Port-Jackson, enz. behelzende, vermeerderd. Te Amsterdam by M. de Bruyn, 1789. Behalven het Voorwerk, 212 bladz. In gr. octavo.Van een Werkje, dat reeds zo lang geleden in het licht gegeven, maar, met eenige andere, door toevallige vertraaginge, by ons is blyven liggen, zal de Leezer geen breedvoerig bericht of uittreksel verwachten of verlangen. Genoeg zy het, dat het, behalven een Aanhangsel van den Vertaaler, bestaat uit achttien Hoofdstukken, welker acht eerste de reis van het Engelsche Vlootje, tot oprichting der in den Titel gemelde Volkplantinge geschikt, uit Engeland na Port-Jackson bevatten; terwyl de tien overige eenige byzonderheden behelzen, raakende de bezitneeminge des Lands, de inrichting der Volkplantinge, de Inboorlingen, de Voortbrengsels, Lucht, Dieren, in Nieuw-Zuid-Wales (welken naam het den Engelschen behaagd heeft aan dit Gewest te geeven, in plaatze van dien van Nieuw-Zeeland, welken het te vooren droeg) den voortgang der Volkplantinge, enz. In het Zeventiende Hoofdstuk, om evenwel een staaltje van het Werk den Leezer mede te deelen, geeft de Schryver zyne Bedenkingen over de Voordeelen, welken Groot-Britannie uit het stichten deezer Volkplantingen eens zou kunnen trekken. Zyn gevoelen is, met weinige woorden, het volgende: ‘Byaldien de Britsche Regeering eenig en alleen op 't oog had, om voor zoodaanige boeven, zoo van het manlyk als van het vrouwlyk geslacht, welke voor de Britsche en Iersche vierschaaren gerechtlyk van misdaaden overtuigd, en ter eeuwigduurende gevangenis veroordeeld zyn, eene verblyfplaats te bezorgen, is deeze plaats, wegens de ligging, de uitgebreidheid en inwendige gesteldheid des Lands, onvergelyklyk. - Wanneer de onderneeming met betrekking tot den Koophandel wordt beschouwd, zal, vrees ik, haare onbeduidendheid op een treffende wyze in het oog vallen..... Byaldien 'er, tot dekking der Landbouwers een ge- | |
[pagina 217]
| |
noegzaame Krygsmagt uitgezonden wierd, zie ik geene reden om te twyfelen, dat, na verloop van etlyke Jaaren, het Land in staat zal zyn, om graanen genoeg tot onderhoud zyner nieuwe bezitters op te leveren. Maar, om dit ter uitvoer te brengen, moeten onze tegenwoordige grenzen grootlyks worden uitgezet; waartoe het noodig zal zyn, dat 'er jaarlyks een goed aantal Krygstroepen naar deeze Volkplanting overgezonden worden. En wanneer men dit aanneemt, zal het Vaderland ons nog geduurende een' veel langer tyd, met alle andere noodwendigheden des leevens, boven dien vereischt, moeten verzorgen.... Zoodaanige onderneemers, welke zich genegen mogten vinden, om hier hun vermogen te waagen, zullen wel doen, met alle naauwkeurigheid te overweegen, 't geen ik hier gezegd heb. Indien gouden droomen van Koophandel en rykdom hunne verbeelding streelen, zal 'er, geloof my, verderslyke te leurstelling op volgen.... - Maar voor lieden van geringe bezittingen, niet gezet op zwaaren Koophandel, en naar eenzaamheid en afzondering begeerig, is, naar myn oordeel, het vaste Land van Nieuw-Zuid-Wales, niet zonder aanmerklyke bekoorlykheden. Iemand, van deeze soort, met brieven van aanbeveeling, en een genoegzaame hoofdsom..... voorzien, om de noodige gereedschappen.... te koopen; bezittende daarenboven eenig huisraad, eene melkkoe, etlyke schaapen en zoogen, zou, naar myne gedachten, voornaamlyk zoo hy behoorlyke bescherming en aanmoediging vond, in zyne onderneeming vry wel slaagen..... Doch boven ditGa naar voetnoot(*) behoort hy niet te rekenen; want, wanneer men ook al eens onderstelt, dat hy in het teelen van Tabak, Ryst, Indigo, in het aanleggen van Wyngaarden.... gelukkig is, zal nogthans de groote afgelegenheid eener Marktplaats, om ze te verkoopen, de kos- | |
[pagina 218]
| |
ten der vervoering zoo uitermaate hoog doen loopen, dat zy alle hoop eener redelyke winst afsnydenGa naar voetnoot(*), enz. De Vertaaler, welke in de uitvoeringe van zynen arbeid blyken van kundigheid geeft, voegt achter het Werk een Aanhangsel, bestaande (na eenige korte aanmerkingen over de waarschynelykheid of onwaarschynelykheid van den goeden uitslag der poogingen, welke de Britsche Regeering aanwendt om deeze Volkplanting, uit het schuim des Volks en allerslechtst gespuis zamengesteld, in bloei te brengen) hoofdzaaklyk uit twee Afdeelingen, welker eerste eenige nadere berichten aangaande den toestand der Volkplantinge behelst, opgemaakt uit laatere brieven. Deeze berichten zyn in het algemeen niet zeer gunstig, en een der Briefschryveren zegt uitdrukkelyk: ‘De Engelsche Regeering, vrees ik, zal eerlang overtuigd worden, dat de onderwerpen, welken zy herwaard zond, om hier eene Volkplanting te stichten, de ongeschiktsten van allen daartoe waren. Byaldien het geval van Amerika in aanmerking wordt gebragt, als een voorbeeld, als eene uitzondering tegen myn bewys, antwoord ik, dat het onderscheid tuschen de twee gewesten in allen opzigte ten uiterste groot is, en wel zoo, dat al het naadeelige, al het moedbeneemende aan onze zyde is. Daarenboven was het getal der boeven, der gevangenen, der geenen, die voor en door de vierschaaren van Groot-Britannie ter altydduurende gevangenis gerechtlyk veroordeeld waren, ter bevolking na Amerika gezonden, in vergelyking zeer klein, en maakte slechts één tegen tien van eerlyke en neerstige lieden uit, daar hier ter bevolking eigenlyk maar eene soort van volk gevonden wordtGa naar voetnoot(†).’ De tweede Asdeeling van dit Aanhangsel bevat eenige korte en wel ingerichte Aanmerkingen, over den Inhoud der Engelsche Volmagt, tot oprechting der Volkplanting in Nieuw-Zuid-Wales, en de verbaazende grootte der Provincie van dien naam. Het luidt inderdaad zonderling, dat eenige Mogendheid waant, door de Afkondiginge van een enkel Geschrift, zich een uitsluitend recht van eigendom en koophandel te kunnen verkrygen, op een Gewest, dat in zyne lengte 664 uuren gaans, en in zyne breedte 364 diergelyke uuren bedraagt; een land, het geen reeds, gedeeltelyk ten minsten, door een ander Volk bewoond wordt, en waarop zy zelfs, gelyk door den Schryver van het Aanhangsel wordt | |
[pagina 219]
| |
aangemerkt, en bekend is, het recht van eerste ontdekkinge niet kan voorwenden. Maar vooral niet minder zonderling is het aanleggen eener Volkplantinge van boosdoenders en deugnieten, welken alleen door de tegenwoordigheid van eene gewapende Krygsmagt in bedwang moeten gehouden worden. Hoedanig de uitslag daarvan zal weezen, moet de tyd leeren; maar de waarschynelykheid, dat dezelve gelukkig zal zyn, is gewisselyk niet groot. En zy wordt niet grooter door het geen tot nog toe gebeurd is, daar men zich reeds genoodzaakt heeft gezien, verscheiden der nieuwe Colonisten, om versch bedreven misdaaden, ter galge te verwyzen. - Wanneer Engeland zich nog van zyne misdaadigers ontlastte op America, bedreeven de overgevoerde booswichten in dat reeds tamelyk bevolkte Land zo veele euveldaaden, dat de beroemde Dr. franklin, aan den Engelschen eersten Staatsdienaar, eene kist vol ratelslangen zond, met verzoek, dat hy dezelve in St. Jamespark wilde loslaaten, en met bygevoegden wensch, dat zy in Engeland zo veel goed mogten doen als de meergemelde kwaaddoenders in America. En wat kan men dan verwachten van eene Volkplantinge, welke geheel bestaat uit Volk van dien aart? Wy kunnen nog den Leezer berichten, dat over hetzelfde onderwerp een ander veel kostbaarer Werk, versierd met Kaarten en een aantal van Prenten, in het laatst verlopen Jaar, in 4to, te Londen uitgekomen is, waarvan in het Engelsch reeds de tweede Druk het licht ziet, gelyk ook een derde Druk in 8vo. Dan, of en hoe ver dezelve boven het Werk van den Heere tench te schatten zy, kunnen wy niet bepaalen. |
|