Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijCatechismus der Weetenschappen, schoone Kunsten en Fraaije Letteren, uit verscheiden beroemde Schryveren, en inzonderheid volgends de schets van den beroemden baron van Bielfeld, zamengesteld. Derde Deels Tweede Stuk. Te Amsterdam by A. Fokke Simonsz. 1791. In gr. octavo 366 bladz.By de melding van het eerste Stuk deezes DeelsGa naar voetnoot(*) hebben wy gewag gemaakt van toegezegde Algemeene Historische, of Synchronologische en Biographische Tafelen, en thans kunnen wy den Leezer berigten, dat dezelven, als nog tot dat Stuk behoorende, reeds afgegeeven zyn. Men heeft in derzelver uitvoering de stiptste naauwkeurigheid in agt genomen; en ze zyn by uitstek wel geschikt om den beoefenaaren der Geschiedkunde eene gereede handleiding te geeven, om het beloop der Geschiedenissen na te gaan, | |
[pagina 213]
| |
en, met eenen opslag van het oog, de gelyktydige voorvallen, onder de voornaamste Volken, te bespeuren; mitsgaders den leeftyd der beroemdste Mannen, zo ten zelfden tyde als agtervolgende, gemaklyk na te vorschen. - Een aantal van negen Tafelen, zo veele Tydperken behelzende, draagt ons voor, de Oude Geschiedenis, zedert de schepping der Waereld, tot op de geboorte van J. Christus: en elf daaraan volgende Tafelen wyzen ons aan het voorgevallene zins dien tyd, tot op het jaar 1790. Hier by komt eene Naam- en Tydlyst van gewyde en ongewyde Geleerde Mannen, zo Historieschryvers als Dichters, Godgeleerden en Wysgeeren, benevens Mengelschryvers en Kunstenaars. Deeze zo nuttige en gemaklyke Tydtafels zyn op zodanig eene wyze in 't licht gegeeven, dat ze, schoon byzonder tot dit Werk behoorende, ook op zig zelven, als ten algemeenen dienst geschikt, verkreegen kunnen worden: 't welk ons derzelver gebruik te uitgebreider doet aanpryzen, daar ze allen, die eenigen smaak in 't Geschiedkundige hebben, dat nog al vry algemeen plaats heeft, te stade kunnen komen. Voorts behelst dit tweede Stuk een vervolg van de ontvouwing der Geschiedkunde, met eene voordragt van de Weetenschappen, die daartoe betrekking hebben. Dus verknogt men hier, aan 't voorige Gesprek over de Algemeene Geschiedenis, zeer gepast eene byzondere overweeging, eerst over de Gewyde en voorts over de Kerklyke Geschiedenis: aan welke laatste men nog ter nadere ophelderinge gehegt heeft, eene beknopte schets der Geschiedenis van de Christelyke Kerk; welke schets derzelver voornaamste lotgevallen, van Eeuw tot Eeuw, geleidlyk ten klaarste voorstelt. De Geschiedkunde hier mede afgehandeld zynde, zo gaan de volgende Gesprekken over zodanige Weetenschappen, welker kennis een beoefenaar der Geschiedkunde niet kan ontbeeren; in zo verre dezelven, in veelerleie opzigten, ter verklaaringe, ter uitbreidinge en ter ondersteuninge, van het Geschiedkundige strekken. Hiertoe behooren de Oudheidkunde, met de Antieken, of de naspooring der oude stoflyke overblyfzelen, en de Penningkunde; wyders de Handvestkunde, benevens de hedendaagsche Staatskennis; voorts de beoefening der Reizen en Reisbeschryvingen, mitsgaders die der Aardryksbeschryving, (waarvan ook een geregelde schets gegeeven wordt;) en eindelyk zo de Geslachtrekenkunde als de Wapenkunde. In de daarover gevoerde Gesprekken wordt het hoofdzaaklyke beloop der opgenoemde Weetenschappen | |
[pagina 214]
| |
beknoptlyk voorgedraagen, met aanwyzinge van 't geen daaromtrent voornaamlyk opmerking vordert, en denzelven licht kan byzetten. Van dit laatste levert ons de behandeling der Wapenkunde een voorbeeld, door ons tot derzelver oorsprong op te leiden, 't welk ter ophelderinge van etlyke byzonderheden in dezelve kan dienen; door 't nagaan der gebruiken, die waargenomen werden by de Steekspelen, in welken men, naastdenkelyk, den oorsprong der Wapenkunde te zoeken heeft. ‘Onder die gebruiken, dus luidt het berigt, waren deeze de voornaamsten. Wanneer een Vorst, of grootmogend Heer, een Steekspel of Tournooi, waarschynlyk van het wenden en draaijen (Tournoyer) der Paarden alzo genoemd, wilde houden, maakte hy dit door Brieven, of Boden, rond omstreeks in zyne nabuurige Landen bekend; zo dat elk voornaam Vorst of Ridder, die dit spel wilde bywoonen, gelegenheid kreeg, om zig in tyds tot het Feest te bereiden. Zy lieten zig daartoe kostelyke Wapens vervaardigen, waarop zy doorgaands de Gedachtenis van sommige treffelyke daaden, met eenig randschrift, lieten graveeren, of ook wel Zinnebeelden of Devisen; of een Zon, Maan, Sterren, Leeuw, enz. waarna zy zig dan de Ridder van de Zon, Maan, enz. heeten. Hunne Wapenrokken of de Mantels, die zy om hunne Wapens droegen, waren doorgaands met Hermelyn of andere vachten gevoerd; en in laater tyd met Schellen of Bellen behangen, gelyk men in de Beelden der Graaven van Holland, die meestGa naar voetnoot(*) in hunne Tournooikleeden afgebeeld zyn, kan zien. Hun schild, dat mede sierlyk met hunne eigen Kentekens gegraveerd was, en hunne speer werdt hun nagedraagen, door een Schildknaap, welke doorgaands Edele Knaapen en aankomelingen in de Ridderschap waren. Deeze Schilddraagers waren somtyds geheel gemaskerd en verkleed, in de gedaante van Griffioenen, Engelen, Leeuwen, Wildemannen, of ook wel mede met een Tournooi-Rok met Bellen gekleed. Daarnu deeze jonge Knaapjes meestal dertel en geestig waren, en hunne ernstige Heeren met boert en jok vermaakten, behielden sommige Vorsten dezelven doorgaands ten Hove, waar zy dan den naam van Nar verkreegen; van daar is het gebruik ontleend van | |
[pagina 215]
| |
de Gekken en Gaapers een Rok en Muts met Bellen aan te doen. Wanneer nu de Ridders met deeze hunne Schildknaapen ter bestemde plaatse gekomen waren, welke doorgaands een met eene Schutting en Palissaden afgeschoten plein, by eenig Kasteel, op eenige Markt, was, vonden zy, aan den ingang van dit Perk, een Persoon, welke gelast was, om den tytel van elk Ridder, die mede rennen zoude, aan te tekenen, benevens eene nette opneeming en beschryving zyner Wapens te doen. Over Ridders, die ten tweeden en derden maal in het Renperk verscheenen, werdt geen Wapenschouw gehouden, maar men stak alleen de Trompet, wanneer zy den renloop begonnen. Deeze Wapenschouwer werdt daarom Her-ald, of Her-old, en Heraut genoemd, van de oude Duitsche woorden Her, een Leger of Heir, en aldio een knecht, 't welk zo veel als Legerknecht of Wapenknecht te kennen gaf. Zy werden ook nog, by plegtigheden, door Vorsten en Souvereinen gebezigd, om de Wapens op een geborduurd los aangeschooten Wambuis te draagen; en worden thans nog Herauts van Wapenen, of Wapenkoningen, geheeten. Naa dat deeze Herald de wapens wel opgenomen hadt, liet hy op de Trompetten blasen, tot een teken, dat het Renspel een aanvang nam; van dit blasen willen sommigen den naam van Blasoen afleiden, welken men aan een met figuuren besneeden Schild gewoon was te geeven; schoon anderen het woord Blasoen met meer waarschynlykheid afleiden, van het oude Fransche woord Blese; dat een teken beduidde. De leus van aanvang dus gegeeven zynde, begon men tegen elkander te rennen, en die zyn Party, in het voorby elkander rennen, met de Speer uit den Zadel kon ligten, won den Prys, welke daartoe opgehangen was, en meestal uit eenig juweel of vrouwen-tooisel bestondt. De overwinnende Ridder ontfing deezen prys doorgaands uit de handen der voornaamste vrouw van het Hof, en schonk denzelven aan zyne Minnaaresse; waarnaa zyne Wapens onder een sierlyke Tent of Pavillioen eenigen tyd ten pryk gezet werden; wordende bewaard door de Schildhouders; van daar is de oorzaak, dat de oudste Wapens meest schuinsch, of tegen iets leunende verbeeld worden.’ - Dit is de waarschynlyke oorsprong der Wapens en Wapenkunde; en alles, wat 'er toe behoort, laat zig, gelyk 'er vervolgens in dit Gesprek getoond wordt, met een weinig aandagt gereedlyk op deezen oorsprong t'huis brengen. |
|