Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Israëliten vóór de tyden van Jesus.Door J.J. Hess,Bedienaar des Goddelyken Woords te Zurich. Uit het Hoogduitsch overgezet. Negende Deel. Te Amsterdam by de Erven P. Meijer en G. Warnars, 1790. Behalven het Voorwerk, 528 bladz. In gr. octavo.Naer het beloop dezer Geschiedenisse, in 't voorige Deel gebragt, tot op het einde der Regeringe van Salomo, vangt het tegenwoordige aen met de komst van Rehabeam tot den Throon, en den daerop gevolgden afval der tien Stammen, zins welken het Ryk in twee deelen gesplitst wierd; zynde voortaen onderscheiden door de benaming van 't Koningryk van Juda en Israël. Het begin, den voortgang en de instandhouding dezer scheuringe ontvouwt de Eer- | |
[pagina 197]
| |
waerde Hess, tot op de gevanglyke wegvoering der tien stammen na Assyrie, welke een emde maekte aen het Koningryk van Israël. By het nagaen dezer omwentelinge met derzelver gevolgen, en het ophelderen der gewigtige gebeurtenissen, zo in 't ene als andere Ryk, vestigt de Autheur, even als in het voordragen der vroegere gebeurtenissen, meermaels de aendacht op enige merkwaerdige onderwerpen; waertoe hy, door deze of gene voorvallen, byzonder geleid word; en die ter algemene ophelderinge van verwisseling van omstandigheden dienen. - Tot een voorbeeld van die soort van beschouwingen verstrekke zyne overweging, rakende den Profetenstand, in het laetste tydperk hier voorkomende. - Volgens zyn inzien begon de stand der Profeten in deze dagen gewigtiger te worden, en wel zo, dat men dien tyd met regt een nieuw tydperk der Profeten zou kunnen noemen; overmits hun daer mede eene nieuwe en uitgebreider loopbaen geopend word. Om ons dit onder 't oog te brengen vind hy het dienstig, de zaek van wat hooger op te halen, en vangt daerop dus aen. ‘Elias en Elisa hadden het tooneel verlaaten; mannen, in wier trant en wys, om de afgodery te bestryden, zig alle de kragten van den Profeetischen geest scheenen vereenigd te hebben. Evenwel ontmoet men by deezen nog geen spoor van in geschrift vervatte redenvoeringen, Godsspraaken, waarschuwingen, bedreigingen, belosten, dergelyken men, in deezen laateren tyd, zo menigvuldig vindt. In Juda ontmoeten wy, 't is waar, reeds lang voorheen, schryvende Profeeten, maar zy worden meest nog als GeschiedschryversGa naar voetnoot(*) aangehaald, welke de daaden en lotgevallen der Koningen te boek stelden. Zodanige waren 'er reeds ten tvde van David en nog vroeger. Zy waren de bewaarders der registers van staatGa naar voetnoot(†), van wier opstellen de nog voorhanden zynde Jaarboeken der Koningen gedeeltelyk afschriften, gedeeltelyk uittreksels, zyn. (Dit is de reden, dat deeze historische boeken door de Jooden mede onder de Profeetische geteld wordenGa naar voetnoot(§). Tusschen deeze geschiedenisschryvende Profeeten, en de anderen (Elias en Elisa) moet een merklyk onderscheid geweest zyn, in opzigt van leevenswyze, let- | |
[pagina 198]
| |
teroefening, woonplaats, en dergelyke omstandigheden. De eerste, die men tevens geschiedschryvers van staat noemen, of altans voornaamelyk in dat licht beschouwen mag, waren geen kluizenaars, stonden in eene naauwe betrekking met het Hof en de Regeering, waren voorstanders van het volk, patriotten, wier Theokratische denkwys, ook buiten hunnen toestand by de Godlyke ingeeving, aan de belangen van den staat, en den godsdienst, openlyk en op de werkzaamste wys deel nam. De laatstgemelde soort van Profeeten, daarentegen, verwyderden zig meer van de samenleeving, dagt en leefde op de wys der kluizenaars. Zodanigen vond men inzonderheid in het Koningryk Israël, geduurende en na de vervolging, die Jesabel tegen hen aanregtte. Oorspronglyk hadden wel deeze beide klassen van Profeeten eenerlei oorsprong gehad; zy waren kweekelingen van Samuëls school, daar muziek en godsdienstige digtkunst den geest tot verhevenheid opvoerde. - Maar kort na dien tyd vertoonde zig dit onderscheid reeds spoedig; want van Samuëls kweekelingen kwamen reeds eenigen aan 't Hof, en vormden zig daar tot Profeeten en Schryvers van staat, (ook wel tot Godsdienstige Hofdigters;) anderen van 't Hof verwyderd blyvende, volgden hunne neiging tot eenzaamheid, en zetten in stilte hunne geestelyke oefeningen voort. Dit was, na de scheuring van 't Ryk, byzonder het geval van de Profeeten in Israël. Weinige Koningen der tien stammen zagen gaarne, dat deeze mannen Gods te digt by hen woonden: eenigen vervolgden hen zelfs. Maar juist deeze vervolgingen vermeerderden de afgezonderdheid hunner leevenswys. Wy ontmoeten ze in bergholen, in bosschen, aan eenzaame beeken. Zelfs, wanneer zy ergens in een huis of eene hut samen woonen, zyn zy grootdeels heremietenGa naar voetnoot(*). (Dit had zekerlyk zyne uitzonderingen: ook in steden van het Ryk der tien stammen vond men Profeeten-schoolen; Elisa woonde zelfs somwylen te Samaria: maar de kluize- | |
[pagina 199]
| |
naars-leevenswys had egter de meeste aanhangers, ook zelfs onder dezulken, die somwylen in steden hun verblyf hadden.) Dit onderscheid vertoonde zig voorts, hoe langer, hoe duidelyker. Jerusalem kweekte in zyn midden mannen, die in de staatkundige belangen door en door ervaaren waren, niets minder als kluizenaars leefden, en egter daarby den Profeetischen geest en waardigheid in eene uitneemende maate bezaten. Deeze staatkundige Profeeten vestigden in hunne redenen en schriften hunne aandagt, niet alleen op den Godsdienstigen en zedelyken toestand hunner eigen Natie, op zigzelve beschouwd, maar ook op andere Ryken; in zo verre dezelve eenige betrekking hadden tot hun Volk. Verbonden, oorlogen, staatsomwentelingen, magt en zwakheid deezer landen, - alles beschouwen zy in het licht der Theocratie; en spreeken daarvan, niet slegts met yver en geestvervoering, maar ook met het diepste doorzigt in het waare belang van den staat. Hunne Redevoeringen en Godspraaken tot hun eigen volk zyn doormengd met veelvuldige aanduidingen, en uitzigten in het toekomende, welke aan eene hoogere ingeeving toe te schryven zyn. De Godheid spreekt door hen. Een sterk, dikwyls zeer spreekend doordringen in het toekoomende, (niet enkel in een naby zynde, maar ook menigmaal in het verstafgelegene,) heldert dikwyls niet minder onverwagts, dan duidelyk, den loop der Goddelyke bestuuringen op; maar menigmaal valt ook het gordyn weder plotslyk neder.’ |
|