Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historie. IVde Deel. Te Amst. by J. Allart, 1790. In gr. 8vo. behalven het Register, 380 bladz.Naa dat de Vervolger van wagenaar's Vaderlandsche Historie, tot vervulling van het Tydvak, waarmede zyne Historie eigenlyk een aanvang neemt, en het Tydperk, verloopen tusschen den Jaare MDCCLII en MDCCLXXV, drie Deelen gegeeven heeft, behelzende den tyd der Gouvernante anna - de Minderjaarigheid van willem den V, - en 't geen 'er, zints diens Meerderjaarigheid, tot op het begin des Americaanschen Oorlogs gebeurde, waarvan wy op zyn tvd melding maakten, gaat hy in het tegenwoordig Deel, 't IVde des Vervolgs, voort, om de Gebeurtenissen, van 't Jaar MDCCLXXXI, reeds in het IIIde Deel aangevangen, af te werken, en 'er een gedeelte van 't geen het Jaar MDCCLXXXII merkwaardigs opleverde, daar by te voegen. | |
[pagina 165]
| |
Het Deel, voor ons liggende, is in drie Boeken onderscheiden. Het VIIIste, waarmede het aanvangt, behelst: de ontwerpen van Vrede, die ter baane gebragt, en de daadlyke voorslagen tot denzelven die 'er gedaan wierden. De voordeelen der Noord-Americaanen op de Engelschen behaald; den voorslag van adams, om een Verbond van Vriendschap en Koophandel tusschen deezen Staat en de Americaansche Staaten te sluiten, met het geen daaromtrent voorviel ter vertraaginge; de aanpryzing van eene Verbintetenis met Frankryk; den aandrang van den Pensionaris van berckel, om afdoening zyner zaake tegen de Betigtingen van yorke; de bezwaaren van Amsterdam tegen den Hertog van brunswyk ingebragt, met de gevolgen hiervan. De komst van josephus den II hier te Lande; zyn afslaan van het verzoek der Antwerpenaaren om de Opening der Schelde, en zyne begeerte om de Barriere Steden te ontmantelen; den Watersnood in Gelderland; alsmede het oprigten van een Graftombe voor h. de groot; met andere byzonderheden, 's Lands belangen betreffende. Het IXde Boek beschryft een Jaar zonderlingen Oorlogs, vol van de vreemdste binnenlandsche voorvallen: en die, als men de toebereidzelen, met den aanvange des Jaars MDCCLXXXII gemaakt, hier in 't breede beschreeven, in overweeging neemt, met alle heftigheid scheen doorgezet te zullen worden; wat 'er wegens de Uitschryving van den Dank- Vast- en Bededag gebeurde; de beraaming van een Plan, om gemeenschaplyk dit Jaar met Frankryk te stryden; wat onze Vloot uitvoerde; klagten over derzelver Werkloosheid, en 't geen deswegen in de Hooge Vergaderingen voorviel; de Bezending aan zyne Hoogheid, en het inleveren zyner Memorie. Met het Xde Boek vat de Schryver den draad der Zeeverrigtingen deezes Jaars, welken hy afgebrooken hadt om de menigte van gewigtige Raadspleegingen en Besluiten, 's Lands Zeedienst betreffende, in 's Lands Hooge Vergaderingen, met de daar by komende omstandigheden, te boeken, weder op. En treffen wy hier een breed verslag aan van de aanleidende oorzaaken tot den Tocht na Brest, met deszelfs mislukking, en den aanvang des ongenoegens deswegen; de verrigtingen onzer aangewakkerde Kaapreederyen; het Voorstel van Amsterdam over het volduuren van de Gemeenschaplyke Krygsverrigtingen met Frankryk, en het vernieuwen des Handelverdrags met dat Hos. 't Geschil der Amsterdamsche Heeren ter Dagvaard over het uitbrengen van de Stads- | |
[pagina 166]
| |
last, hier oorspronglyk medegedeeld; alsmede den staat der Zeevaard en des Handels ten deezen Jaare. Dit is de zeer verkorte inhoud der zaaken in dit IVde Deel voorkomende, die, naar derzelver aangelegenheid, meer of min uitgewerkt, en overal met oorspronglyke Stukken gestaafd, ons dit vreemde tydperk van 's Lands Geschiedenisse getrouwlyk schetzen. De aangelegenste zyn veelal zo breed, dat wy 'er geen voor ons bestek kort genoeg vinden. Het verregaand en onvoorbeeldlyk geschil in den Lande over de Uitschryving van den Dank Vast- en Bededag des Jaars MDCCLXXXII, en het invoeren der Bedestonden, zullen wy, schoon eenigzins verkort, hier overneemen, zo zeer ten blyke strekkende van de onderscheide denkwyze, toen plaats grypende. ‘Voorlang,’ vangt de Geschiedschryver aan, ‘heeft men opgemerkt, dat de Petitien tot den Staat van Oorlog, de Aanpryzingen van en Besluiten op dezelve, niet weinig lichts verspreiden over de Staatsgesteldheid van ons Land, of althans de begrippen der Bestuurderen aan den dag leggen; men wil ook doorgaans uit de Brieven des Algemeenen Dank- Vast- en Bededags, aan de Landzaaten bevelende, kunnen opmaaken wat de daadlyke en by 's Lands Vaderen waarschynlyk toekomstige Staat van den Lande zy, en het is geenzins onregtmaatig, dat men dusdanig eene Uitschryving eenigzins in zulk een licht beschouwe: naardemaal dezelve den Leeraaren, als Voorgangers des Volks, in de allerstaatlykste Verrigting voor een Land, moet voorlichten, om over de zaaken des Vaderlands, naar rydsomstandigheden, gepast te spreeken, naar eisch te bidden en te danken, en teffens de gedagten en overleggingen van elk Ingezeten in dit Godsdienstig bedryf te bestuuren. - Dan vertoonde zich in de Staatsbesluiten een groot verschil in denkwyzeGa naar voetnoot(*), ten aanziene der Uitschryvinge van den Dank- Vast- en Bededag deezes Jaars, deeden zich byzonderheden op, die zo groot eene verwydering van denkwyzen aan den dag lagen, als zich immer zo openlyk lieten zien. 't Zal derhalven der moeite waardig weezen, een gedeelte van den veel gerugtsmaakenden Biddagsbrief hier te plaatzen, ‘Een Regtvaardige en Aanbiddelyke Voorzienig- | |
[pagina 167]
| |
heid, die ons zo lang te vergeefsch heeft aangemaand, en zyne kastydingen toegezonden, naa dat zyne waarschuwingen onverzettelyk zyn verwaarloosd, blyft nog aanhoudend ons door zyne oordeelen bezoeken. Het Jaar, 't geen wy laatstlyk geëindigd hebben, is een tyd geweest van duisternis in veelerlei opzigten; - Aangetast door een magtig Geällieerde, die onze Vyand is geworden, hebben wy moeten zien, dat onze Colonien zyn aangevallen en genomen, en dat onze Koophandel en Zeevaard, (de Bronnen van onzen Voorspoed en zelfs van ons Bestaan,) gevoelige slagen zyn toegebragt. Dubbele Plaagen van buitenlandsche Ongelukken en binnenlandsche Verbitteringen hebben wy ons Land zien verwoesten. - In het midden van deeze duistere en beklaaglyke vertooningen, zyn de Zonden en Ongeregtigheden des Volks geenzins verminderd; maar alles schynt in den voorigen staat te zyn gebleeven. Dezelfde ongevoeligheid en zorgloosheid, in 't midden van het grootste gevaar; dezelfde Ydelheid en Weelde; dezelfde verbastering van Zeden en Gedrag is ons by gebleeven; eene Onverschilligheid omtrent den Godsdienst; een bedorve Zelfsliefde en Eigenbelang; de gronden van de waare Vaderlandsliefde ondermynende Hevigheden en Tweedragt; kleinagting voor de Regeering; een losse en onbeteugelde Geest van Anarchie; een van de ongelukkigste tekenen van een verzwakt en afneemend Volk, hebben by ons de overhand genomen. Dus kastydt ons de Voorzienigheid niet alleen door de Verwoestingen van den Oorlog, maar maakt ook onze eigene Ongeregtigheden tot werktuigen van onze Onheilen. - Men hadt den Allerhoogsten te bidden, om de ophouding van deezen verderflyken Oorlog, en zynen Zegen, over het aanwenden van de wettige middelen, om een eerlyke, en met het belang van den Staat overeenkomende, uitkomst daar van te verkrygen, af te smeeken.’ Wanneer deeze Uitschryving ter Vergadering van Holland werd ingeleverd, en ten voorwerpe van raadpleeging strekte, lieten veele aanzienlyke en mindere Steden haar ongenoegen blyken, over de koelheid waarmede van den Oorlog gesprooken werd. De meesten waren met Dordrecht misnoegd, om dat de geheele Uitschryving geen enkel woord repte, van de verpligting in Dankzegging aan de Godlyke Voorzienigheid, voor den gelukkigen uitslag van het Gevegt op Doggersbank; en dat in de voorgeschreevene Gebeden | |
[pagina 168]
| |
niet kwam, het afsmeeken van 's Hemels Zegen over de Wapenen van den Staat. De Stad Schiedam, te dier gelegenheid, zich mede vrugtloos hebbende laaten hooren, het, door haare Afgezondenen, kort daarnaa, met opzigt tot den Biddagsbrief, ter Vergadering van Holland, eene verklaaring doen, te meer optekenens waardig, om dat dezelve, schoon door die Stad geuit, het gevoelen veeler Leden behelsde. ‘Men oordeelde zich, van wegen de Regeering dier Stad, verpligt, de licentieuse handelingen van de Gedeputeerden ter Generaliteit te moeten capteeren: daar het voor dezelven onverantwoordelyk is, om, zonder praeallabele voorkennis en beoordeeling van Hun Ed. Groot Mogenden, en dus van wegen de Regeering der Stad, tot de Uitschryving van eenen Algemeenen Dank- Vast- en Bededag te hebben geconcludeerd, waarvan de Extensie geene geringe Reproches verdiende, wegens de aanmerkelyke Omissien, welke daarin gevonden werden, als gewaagende in geenen deele van de verpligte Dankaltaaren aan het Godlyk Albestuur, voor den gedistingueerden bystand aan 's Lands dappere Zeelieden, op den vyfden Augustus MDCCLXXXI, op Doggersbank betoond; maar integendeel zulks, als ware het een onverschillig Object, passeerende; en, daarenboven, even als een noodloos ingredient voor de publieke Gebeden, de allernoodzaaklykste inroeping der Godlyke hulpe, voorby gaande, om 's Lands Navale Wapenen, tegen onzen onregtvaardigen Vyand, glorieuslyk te willen ZegenenGa naar voetnoot(*).’ By de openbaare aankondiging, was het misnoegen der Landzaaten, op denzelfden grond steunende, vry algemeen, en groeide het aan, toen het gerugt verspreidde, (met welk eene zekerheid, laaten wy aan zyne plaats,) dat een Engelsch Predikant de Opsteller was, van dit zo veel opziensbaarend, en van veelen gewraakt, Stuk; geschikt, om, in eene allerernstigste omstandigheid, ten voorschrift te dienen. Niet weinige Leeraars, eer de inspraaken van hun Hart, dan die Opgave, volgende, gingen, op eenen anderen trant, hunne Gemeentens voor, Dankzeggingen, wegens de Overwinning op Doggersbank, als 't behoud onzer Vryheid, klommen ten Hemel, gepaard met de vuurigste Smeekingen om Zegen, over onze Wapenen in deezen ons hoogst onregtvaardig aangedaanen Oorlog. | |
[pagina 169]
| |
Geschiedde dit in Holland, en elders, uit eigen beweeging der Leeraaren, daardoor dankbehaalende by allen, die hun wederzin betuigd hadden, om eenen Biddag, in gevolge der gedaane Uitschryving, te vieren, in Vlissingen vondt men goed, de Stads-Predikanten aan te schryven, ‘om god Almagtig te Danken - voor den zigtbaaren Bystand, welke het Hem behaagd hadt aan de Wapenen van Nederland, in den Zeeslag van den vyfden Augustus, tegen de blykbaare Overmagt der Vyanden te bewyzen, alsmede voor de byzondere bewaaring der Stad Vlissingen en Zeeland, voor een bedreigden Vyandlyken aanval; om god te smeeken, dat het Hem genadiglyk behaagen mogt, te verydelen alle dergelyke onderneemingen; en ten dien einde te Zegenen de Wapenen van deeze Republiek, de Onderneemingen van byzondere Ingezetenen tot afbreuk van den Vyand aangewend, en de welmeenende poogingen der Regeeringe ter bescherminge van hun Leeven, de Vryheid en de Bezittingen der goede Ingezetenen, - en eindelyk, om de Gemeente op te wekken, tot regtmaatige gevoelens van Erkentenis, Dapperheid, Liefde tot het Vaderland, en Vertrouwen op den Godlyken Bystand, en op de Waakzaamheid der Regeeringe; en om vooral deeze gevoelens te toonen by eenen Vyandlyken aanval, - kunnende de Gemeente daar toe worden opgewekt, niet alleen door de hermnering der Pligten, die dezelve als Christenen en Burgeren betaamen; maar ook door de overweeging van de Regtvaardigheid der zaak van Nederland, de Verbondbreuk en Moedwil van onzen Vyand, het doorlugtig voorbeeld haarer Voorouderen, de Voorregten der tegenwoordige Constitutie, en de gelukkige uitkomst die men van zulke rechtschaape begrippen, onder den Godlyken Zegen, zou mogen verwagtenGa naar voetnoot(*).’ Vreemd was dit aanmerkelyk Byvoegzel tot den Biddagsbrief, in eene byzondere Stad; dan allervreemst, en zonder voorbeeld, dat een geheel Gewest die Uitschryving afkeurde, verwierp, eene andere opstelde en verzondt. Dit deeden de Staaten van Friesland, en, zal een gedeelte dier Uitschryving, met de andere vergeleeken, best uitwyzen, waarom zy tot deezen veel gerugtsmaakenden stap kwamen. ‘Het heeft ons mogen gebeuren, door den god onzer Vaderen, tot nu toe te zyn behouden en gespaard, onaan- | |
[pagina 170]
| |
gemerkt een magtig Nabuur zich niet heeft ontzien, om de heiligheid der Verbonden zigtbaar te schenden, door onzen Koophandel de treffendste slagen toe te brengen, onze Scheepvaard gewelddaadig te stremmen, de Schepen trouwlooslyk uit te plonderen, en geheel weg te rooven, ons den Oorlog onregtvaardiglyk aan te kondigen, en onze Bezittingen, buiten Europa gelegen, verraadlyk aan te tasten, en te overmeesteren, in eenen tyd, dat Nederland, zich in eene weerlooze gesteldheid bevondt, en dus te eenemaal buiten staat, om deezen alzins gedugten Vyand te Water het hoofd te kunnen bieden, en zich tegen zyne onbillyke eischen kragtdaadig te verzetten; zo heeft de sterke Arm des Allerhoogsten, ons en ons dierbaar Vaderland, tot nu toe goedgunstig bewaard, en het beginzel onzer Wapenen alrede gezegend; onze Vloot, hoe gering en zwak die ook ware, heeft egter voor de Overmagt van den trotschen Vyand niet behoeven te bukken; hy leverde den Zeeslag, hy werd, door de welbeleide dapperheid onzer wakkere Zeehelden, tegen zyne verwagting aan, overwonnen, genoodzaakt af te deinzen, en zich buiten het Gevegt en hun gezigt te begeeven, ze dat wy, met lofspraaken op onze tongen, vermelden mogen, dat de god der Heirschaaren met ons ten Stryde is geweest! - Dat met één Hart en ééne Stemme de vuurigste Gebeden tot god opgezonden worden, om ons te verlossen van de Rampen en Zwaarigheden onder welken wy zugten, om zynen kragtdaadigen Zegen over de Wapenen van den Staat, ter vernederinge en afbreuke van een Vyand, die, door zyn betoonde Onregtvaardigheid, ons in Oorlog ingewikkeld, en de grootste schade bereids toegebragt hadt, opdat wy, door een manmoedig gedrag en op het loflyk voetspoor onzer Vaderen, eenen eerlyken, voordeeligen en duurzaamen Vrede, onder 's Hemels bystand, wederom bekomen mogtenGa naar voetnoot(*). In Gelderland, Overyssel, Utrecht, Holland en Zeeland, werden Maandlyksche Bedestonden ingesteld. ‘Over dit invoeren der Bedestonden, werd zeer verscheidenlyk gesprooken, en 't zelve van niet weinigen gewraakt, uit aanmerking, dat Bedrysloosheid en Bidden om Zegen, luttel by elkanderen voegden, om 'er geen harder naam aan te geeven; dan nergens stak dit misnoegen sterker door dan te Goes in Zeeland. Burgemeesters en Raaden lieten, in Hooimaand, | |
[pagina 171]
| |
ter Vergadering van Staaten inbrengen, “dat zy mede bewilligd hadden in het houden der Maandlyksche Bedestonden, in die vaste veronderstelling, dat 's Lands Schepen, in zo verre die in gereedheid waren, eindelyk eerlang tot den eenen of anderen gewigtigen Krygstocht zouden worden gebruikt; maar dat zy zulks, niet geschied zynde, vermeenden, dat men het houden der Bedestonden moest staaken, 't welk zy aan hunne Medeleden op 't ernstigst verzogten; vermids zy, by ontstentenis, zich gedwongen zouden vinden, in hunne Stad, die plegtigheid geen voortgang te doen hebben.” Schoon Vlissingen met die van Goes, ten aanziene van de regtmaatigheid hunner begrippen, volkomen instemde; schoon Zierikzee erkende, “dat zo lang 'er van 's Lands Schepen geen behoorelyk gebruik-werd gemaakt, het geheel ongerymd zou zyn, den Zegen van den Hemel over de Wapenen van den Staat af te bidden,” deeden de Steden wat zy konden, om Goes van het aandringen op dit Voorstel te doen afzien. Op den Landsdag, in 't einde van Zomermaand, te Leeuwarden gehouden, sloeg het Kwartier van Oostergo aan drie andere Kwartieren voor, het vaststellen van een plegtigen Maandlykschen Bedestond, en boodt teffens een Opstel der Uitschryvinge ter goedkeuringe aan. In 't zelve laaten zy zich, onder anderen, ten opzigte van de Smeekingen, welke zy wilden, dat, in die Bedeuuren, tot den Allerhoogsten zouden worden opgezonden, in deezer voege hooren. “Dat god zich onzer wilde ontfermen, met aan de Bestuurders van dit Land, en verdere Regenten van dit Gemeenebest, alle vereischte Wysheid en Voorzigtigheid, gepaard met de oude Nederlandsche Cordaatheid in derzelver Raadsvergaderingen, genadiglyk te verleenen, en hunne Besluiten met Godlyke Zegeningen te bekroonen; ook aan zyne Doorlugtige Hoogheid, den Admiraal Generaal, wien het bestuur der Vlooten, als een gevolg der ysselyke Beroeringen en verwarringen van de Jaaren MDCCXLVII en MDCCXLVIII, is opgedraagen, de hoogst noodige Wysheid, Kloekmoedigheid, Doorzigtigheid en manlyk Beleid, genadiglyk te schenken, opdat dezelve, vervuld met eene blaakende Liefde voor dit ons Vaderland, en brandenden yver, daadlyk, aan 't gewigte van die op zich genomen Post, beantwoordde; middelen, door onnoemelyke kosten byeen gebragt, in 't werk te stellen, en naar zulks het den Heere der Heirschaaren behaagen moge, onze Onderneemingen, Vlootelingen en Wapenen, | |
[pagina 172]
| |
genadiglyk te Zegenen, opdat onze Finantien niet mees vergeefsch in 't vervolg uitgeput, en 't Land met onbetaalbaare Schulden vrugtloos overlaaden werde; maar de trotsche Brit ééns gevoelig moge leeren, om niet langer voor onze Kusten te verschynen, op onze Wateren te kruissen, en onze dappere Zeelieden, door vermetel uittarten, te hoonen; maar den hoogmoedigen Vyand, in de Mogenheid van god, die zich zo goedertierenlyk op de Doggersbank heeft gelieven te verheerlyken, manmoedig te bestryden, en meermaalen te overwinnen, om dus een algemeenen, eerlyken, voordeeligen en bestendigen Vrede, te bekomen. - En, daar men, zedert over lange, wegens eene vertraaging aangaande het Zeeweezen, met de grootste reden geklaagd heeft; doch de Veroorzaakers daarvan, tot hier toe, nog onbekend zyn, moeten wy een Alweetend god op 't ootmoedigst smeeken, dezulken te ontdekken, ten einde dezelve aan den Regter overgeleverd, en zonder aanzien van Persoonen of Rang, en zonder Conniventie of Pardon, openlyk gestraft, en dit goede Land van ontaarde Pesten, die de borsten haarer Moeder wreedlyk vaneen scheuren, te zuiveren; en als 'er ook dezulken mogten gevonden worden, die by aan- of voortgang, ter bereiking van verkeerde eindens, onbeschaamd mogten tragten, om zelfs Leden van de hooge Regeering, door beloften of dreigementen, tot hunne belangen over te haalen, dat dezulken mogen bekend, of wel hunne achitofels Raadgeevingen tot Zotheid gemaakt zy, wegens hunne Misdaaden gestraft wordenGa naar voetnoot(*).” - Het Kwartier der Steden wraakte deeze ontworpen Uitschryvings Brief volstrekt; het Kwartier van Westergo kon tot het houden van Bedestonden niet toestemmen, en dus viel 'er op dit Voorstel geen besluit.’ |
|