Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet vyfde en drie volgende Hoofdstukken uit paulus Brief aan de Romeinen, verklaard door G. de Haas,Dr. der H. Godgel. en Pred. te Amsterdam. Tweede Deel. Te Amsterdam by Wessing en Allart, 1790. In gr. octavo, 512 bladz.Uit het gene wy op het doorbladeren van het eerste Deel dezes Werks, behelzende de Verklaring van het vyfde Hoofdstuk, nopens het bedoelde van den Eerwaerden de Haes, en de wyze op welke hy het zelve uitvoert, gezegd hebbenGa naar voetnoot(*), kan men genoegzaem opmaken, dat dit tweede Deel, waer in het zesde en zevende Hoofdstuk ontvouwd word, in welker voordragt zyn Eerwaerde op denzelfden voet voortgaet, behoort onder die Schriften, welken, nevens anderen, ter naspoorige van de kracht der redeneringe van Apostel Paulus, opmerking vorderen. - Ten beteren verstande van den inhoud der Apostolische voorstellinge, zo als dezelve, volgens des Leeraers inzien, te verklaren is, gaet vooraf ene Voorbereidende Verhandeling over het zesde en zevende Hoofdstuk; naer welk geleide hy zyne volgende Verklaring inricht. En op die Verklaring laet hy dan voorts nog volgen ene Verhandeling over de Euangelische Heiligheid; of die najaging van ware Godzaligheid, welke haren oorsprong ontleent, uit de geloofsomhelzing der Euangelicleere, in onderscheiding van die Heiligheid, welke hy Wettisch noemt, die alleen ontstaet, uit ene goede dierlyke geaertheid, en ene byzondere werking van het geweten; welke, zyns oordeels, waerlyk den naem van Heihgheid niet verdient. Zyn Eerwaerde ontvouwt dit stuk, op ene manier, die zeer wel voldoen zal aen hun, die aen deze denkwyze gewoon zyn; doch de uitvoering zal wat omslachtig en aen tegenbedenkingen onderhevig zyn, by de zodani- | |
[pagina 151]
| |
gen, die oordeelen, dat men beknopter en klaerder spreekt, als men aendringt op het onderscheid, dat 'er is, tusschen Burgerlyke en Godsdienstige Deugd; en 't 'er tevens op toelegt, om den Christenen overtuigend te toonen, dat zy onder te sterker verplichting liggen ter Heiligmakinge, naer gerade dat zy door de Euangelieleer, welke zy betuigen gelovig te omhelzen, duidelyker en krachtiger opgeleid worden, tot de kennis en erkentenis van den overvloedigen rykdom van Gods genade in Jezus Christus: overeenkomstig met des Apostels lesse, Rom. VI. 14: de zonde zal, [of moet] over u niet heerschen, want gy zyt niet onder de Wet, maer onder de Genade. - - Ongetwyteld heest het Godgeleerde Samenstel een zeer grooten invloed op deze onderscheiden leiding; en vermoedelyk zou men, als men, in afzigte van het zelve, verstandig met de Euangelieleer raedpleegde, weldra bemerken, dat het hier grootlyks, zo niet geheel, op een Woordenstryd uitkome. |
|