Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedichten van P. Boddaert, Junior.Tweede Stukje. Te Utrecht by H. van Otterloo, 1789. In 8vo. 68 bladz.Even als het eerste Stukje dezer GedichtenGa naar voetnoot(*), bevat dit tweede een aantal Stukjes, die der lezinge met onwaardig zyn. Zy zyn dus getyteld: Aan Callistus Aan Myris. Kuschjes. De Donderbui. Aan myne Vrienden. Aan de Lente. Herderskout. De stem der Liefde. Op de afbeelding van een jong Meisje. Het Gestarnte. De Held. Aan Cloë. Karel en Hansje. De Meinacht. Aan een Vriend. Henry. Aan het Vaderland. Onstandvastigheid. Het geluk des Dichters. De Hengstebron Aan een Zwaluw. Aan een Schilder. Zamenspraak van Horatius en Lydia. De Herfst, en Helmonde. Tot eene Proeve strekke De hengstebron.
Toen, op Pindus heuvel-toppen,
Helicon eerst was ontsprongen,
Dronk een dichter van dat stroom-nat;
Yllings voelde hy zyn boezem,
Door een godd'lyke aandrift blaken,
En hy zong den lof van Bacchus!
Hoe zyn heir, op de Indianen,
Zege op zege had verkregen.
Bacchus, door zyn lied getroffen,
Kennende de kracht an 't water,
Heeft die bron in wyn verandert.
|
|