‘Die gezindheid van het hart, waardoor wij ons god en andere voorwerpen, met welke wij in eene naauwe betrekking staan, op eene regtgeaarde wijze vertegenwoordigen, en hunne wezenlijke waardij, welke zij, uit hoovde van hunne onderlinge, betrekking, hebben, bepaalen, bestempel ik met den naam van Godsdienstig. - Zij is, volgens mijn denkbeeld, het wezenlijke van den Godsdienst.’ Naer zyne verdere ontvouwing hier van, is dezelve ook aen te merken als de bronwel van alle deugden; en ze moet ten dien einde ene heerschende gezindheid wezen. - Zodanig ene gezindheid nu kan, gelyk hy tragt te doen zien, door de aengenomen gebruikelyke manier van onderwyzen, niet wel in 't hart der Kinderen bevorderd worden: en dit heeft hem bedagt doen zyn op middelen, die ene betere geschiktheid hebben, om Kinderen den Godsdienst in te prenten - en hen waerlyk Godsdienstig te maken. Op het nagaen hiervan is het den Heer Saltzman voorgekomen, dat 'er geen beter middel zy, om den Kinderen recht Godsdienstige indrukken in te boezemen, dan door de daer toe vereischte onderrichtingen in den vorm van verhalen te brengen; welke den kinderen verstaenbaer en gevallig zyn; die dezelven, terwyl ze hen tot den Godsdienst, of die heerschende gezindheid opleiden, met vermaek aenhooren; 't welk natuurlyk ten gevolge moet hebben, dat zy zodanige verhalen, door hunne eigen werkzaemheid, op zich zelven overbrengen, waer door ze trapswyze die heerschende gezindheid in 't harte zullen doen ontstaen, en steeds sterker maken. Hiertoe wil hy zich inzonderheid bedienen van 't verhalen van kinderlyke voorvallen; in welken zy onder 't oog krygen, diezelfde vooroordeelen, dwaesheden en gebreken, aen welken zy onderhevig zyn; dezelfde deugden, die zy in den kring hunner speelmakkeren kunnen uitoefenen, en dezelfde verleidingen, waer aen zy zich meermaels bloot gesteld vinden. - Dit soort van geschiedverhalen, (die naer de vatbaerheid en
omstandigheden der kinderen ook tot bejaerder persoonen betrekkelyk, en gewigtiger gemaekt kunnen worden,) moeten, zyns oordeels, de volgende hoedanigheden hebben.
‘1. | De daar in afgeschetste kinderen moeten zo oordeelen en werken, als men wenscht, dat kinderen oordeelen en werken zullen. |
2 | De daarin werkzame persoonen moeten dikwerf in zodanige omstandigheden en betrekkingen komen, waarin de wezenlijke waardij der dingen levendig door hen bezeft wordt. |
3. | Zodanige persoonen moeten zoms in hunne beoordeelingen en daaden mistasten. - Doch dan heeft men tevens in agt te neemen |
4. | Dat de afpadigheden dier menschen nooit in een haatlijk licht gesteld, maar veeleer als ten uitersten beklagenswaardig afgeschetst worden. |
5. | Ook moet men den Kinderen, de treurige gevolgen, die
|