Nederlandsche Insecten, door J.CH. Sepp,Te Amsterdam by J.C. Sepp, 1790. In quarto.
In twee Plaaten geeft ons hier de opmerkzaame Sepp weder eene zeer juiste afbeelding van eene schoone Rups, zo als dezelve op een Heidetakje aast, en zig ook op de Wilgebladen geneert; zig vervolgens in een Spinzel verbergt, in eene Pop verandert en als een Vlinder te voorschyn komt; met eene nevensgaande tekening van deszelfs Ey, zo als het zig voor 't bloote oog, en, ter betere onderscheidinge, vergroot laat beschouwen. By de, naar gewoonte, naauwkeurige beschryving van deeze Rups, in derzelver voornaamste byzonderheden, deelt ons de Autheur, ter deezer gelegenheid, ook nog mede eene aanmerking wegens het Spinzel, waarmede de Rupsen zig, als zy in Poppen zullen veranderen, veelal omkleeden; die wel gegrond voorkomt, en de verdere waarneemingen der Liefhebberen vordert. - Een berigt gegeeven hebbende van 't Spinzel deezer Rupse, 't welk die byzonderheid heeft, dat het, wanneer men 't in de hand, of tusschen de Vingers neemt, kleeft en vasthegt, even als of het met eenig kleeverig Vogt besmeerd, of met ongemeen kleine Haakjes voorzien ware, gelyk het zogenoemde Kleefkruid (Aparine), zo tekent hy verder nog deeze byzonderheid aan.
‘Men heeft het ook, doch niet zeer dikmaals, dat eene Rups, gelyk het my in dit soort is voorgekomen, door zwakte niet in staat was zich een behoorlyk Spinzel te vervaardigen; dit had ten gevolge, dat de Vlinder, welke uit eene zodanige Pop, zonder Spinzel zynde, uitkwam, kreupel was. Dit heeft my in myn gevoelen versterkt, dat, namenlyk, een zodanig uitwendig Bekleedzel van de Pop, gelyk een Spinzel is, ook nog tot andere eindens en oogmerken, door eenen alwyzen Schepper bepaald was, dan maar alleen om de Poppen, voor van buitenkomende toevallen, het zy koude als anderszins te beschermen, zekerlyk, ja, dient het zelve ook hier toe ten sterkste; maar niet alleen. Want om hiervan meerder overtuigd te weezen, of het Buiten-bekleedzel eener Pop, tot de volmaaktheid van eenen Vlinder, iets bydroeg, zo knipte ik, dewyl ik toch de ruimte van Spinzels had, verscheidene van dezelven open, nam de Poppen daaruit, en leide deze voorzichtig in eene Doos, zacht neder: het