zin streed, de zo gevreesde Aphorismus van hippocrates, als welke geene gewoone, maar Borstziekten in den hoogsten graad byblyvende, en den Lyder ter nedervellende, en aanhoudende ten onderwerp heeft, in welke de crisis weinig uitwerking hadde; daar hippocrates dan tegen zyn eigen Leerstelzel aan zoude gezondigd hebben, als welke, in de opgenoemde gevallen, dezelve aangepreezen en in 't werk gesteld had.
VII. Dat dezelve van gelyken heilzaam geweest waren in Ziekte zonder ontsteeking.
VIII. Doch weder hoogstgevaarlyk in alle sleepende Teeringen, (Phthises Catarrhales) in sommige Tubercula Pulmonum, in een droogen hoest: wanneer de Fluimen terug bleeven, en meer dan matig waren, in de Hydrops Pectoris.
IX. Dat een Geneesheer, zich in de byzondere gevallen en omstandigheden, naar zekere regelen schikkende, een veilig richtsnoer hebbe, naar welke hy zich in de voorkomende gelegenheden, op het voetspoor van kundige Voorgangeren, gerust te bevorderen, en waar die te veel of onmaatig zyn, of nadeel aanbrengen, te beletten of te beteugelen.
X. Dat van alle tyden hiertoe geschikte en veilige middelen zyn uitgedacht, en in 't werk gesteld; zo door het verstompen der scherpte, het uitspannen en buigzaam maaken der deelen, door het verdunnen der dranken en voedsels, het voorkomen der ophoopingen en onthouden der drekstoffen, en het tegengaan van derzelver bederf, door tydige gepaste afleidingen, alsmede door gepaste Buikzuiverende middelen, van onderen en van boven, toegediend.
XI. Dat de laatere tyden, en vooral de tegenwoordige, zich hierin op eene zagtere en gemaatigdere handelwyze, boven die van de aloude Geneeswyze, te beroemen hebben; door welke men tot die sterke middelen, waar van de Ouden zich bedienden, niet behoeve de toevlugt te neemen; maar zich van veele zachtere, en met deezen Landaart meer overeenkomende, gebruik maaken konnen en moogen.
XII. Dat, dit alles in acht genoomen zynde, men in dit, in den eersten opslag, duister schynende gedeelte der Geneeskunde, eenen evengelyken gebaanden weg vinde, welke in de overige gedeelten der heilzaame Weetenschap zo luisterryk uitschittert.’