| |
Nagelaten Leerredenen van G.J. Zollikofer,Predikant der Evangelische Hervormde Gemeente te Leipzig. In het Nederduitsch vertaald. Eerste en tweede Stuk. Te Amsterdam by de Erven P. Meijer en G. Warnars, 1790. In gr. octavo, 596 bladz.
Heeft men de voorige verzameling der Leerredenen van den Eerwaerden Zollikofer met ene leerryke stichting doorbladerd, men zal dezelve, onder het lezen van 's Mans nagelaten Leerredenen, thans als een vervolg afgegeven, met minder kunnen erlangen; daer ze, in den zelfden smaek van duidelyke onderrichting, en opwekkende voordragt, uitgevoerd zyn. Naer 's Mans gewoone predikwyze gaen ze gemeenlyk over Zedelyke onderwerpen, of beschouwen de behandelde stoffen inzonderheid uit een betrachtlyk gezichtspunt. Zo vestigt zyn Eerwaerde onze aendacht, op het geen Christlyke Feestdagen zyn en behooren te zyn; de vrymoedigheid van een Christen onder de openbare Godsdienstoefeningen; de komst van Gods Koningryk; de geboorte van Jesus als ene stof van verheuging; op het geen wy, zonder de verschyning van 't Evangelie zouden zyn, en wat wy door dezelve geworden zyn en kunnen worden; Jezus Christus als een Leeraer der waerheid, en als een Hersteller der Vryheid;
| |
| |
de zaligheid der eerste Leerlingen van J.Ch. en der hedendaegsche Christenen; de verscheidenheid van der menschen gedachten en gevoelens nopens J.Ch.; het te rug zien op het afgeloopen, en 't vooruitzicht op het nieuw begonnen, jaer. Dus verre het eerste Deel. Het tweede stelt ons ter overweginge voor, de vlugtigheid van 't menschlyke leven; de verschillende beweegredenen, om alle aerdsche dingen als ydelheid aen te merken; de waerschouwingen en lessen, welken de verganglykheid aller dingen ons aen de hand geest; de gevolgen onzer daden; het verstandig bestuuren onzer wenschen; het gedrag der Apostelen van J.Ch. by zyn lyden en dood, en de wyze waer op de Euangelisten deze geschiedenis verhalen, als een bewys van hunne oprechtheid en Godlyke zending; deze geschiedenis, als een bewys van het verheven character en de Godlyke zending van J.Ch.; het gedenkfeest van zynen dood; zyn dood, als een voorbeeld van den dood zyner rechtschapen Dienaren; de standvastigheid van J.Ch., in het uitvoeren van zyn werk op Aerde, als een voorbeeld van navolging; en eindelyk doet hy ons J.Ch. beschouwen, als een voorbeeld van geduld en lyden. - Tot een stael zyner wyze van voorstellen, diene de opgave zyner regelen, ter bestuuringe onzer wenschen; en wel byzonder de nadere ontvouwing van één dier regelen. Het waernemen van een zestal van regelen, door zyn Eerwaerden aengeprezen, zal genoegzaem zyn, om ons te wederhouden van een onverstandig wenschen, dat ons tot kwaed zou kunnen vervoeren, of ongelukkig maken.
‘(1.) Besluit uwe wenschen, in opzigt tot aardsche verganglyke dingen, tot uiterlyke voorrechten en goederen, steeds binnen naauwe paalen. (2.) Wenscht niets onrechtvaardigs, niets onbillyks. (3.) Wenscht niets dat onmogelyk, niets, dat met de natuur en de orde der dingen strydig is. (4.) Wenscht nooit om aardsche goederen en voordeelen zonder eenige bepaaling, nooit als dingen, die volstrekt tot uw geluk vereischt worden. (5.) Onderwerpt veeleer alle uwe wenschen aan den wil van God. En vergeet eindelyk (6.) om het wenschen naar dat geen, 't welk gy niet hebt, doch niet het gebruiken en genieten van dat, welk gy reeds hebt.’ - Zie hier, hoe zyn Eerwaerde de derde waerschouwing, tegen het wenschen om 't onmogelyke, of dat met de natuur en orde der dingen strydig is, uitbreid en ontvouwt.
‘Wenscht, vervolgt hy, niet roozen zonder doornen
| |
| |
te plukken, niet de eindpaal te bereiken, zonder den weg, die derwaards leidt, af te leggen, niet zonder wysheid en deugd gelukkig, niet zonder opmerkzaamheid en nadenken, en ernst en moeite wys en deugdzaam te worden; want dat zyn onmogelyke dingen. - Wenscht niet in eene veranderlyke waereld geen wisselvalligheid van het geluk te ondervinden; niet een teder, aandoenlyk lichaam te hebben, dat te gelyk onkwetsbaar was; niet onder menschen te leeven, dien in 't geheel geene gebreken en zwakheden aankleeven; niet kinderen te hebben, die reeds als kinderen de bezadigdheid en de wyze ernsthaftigheid des ryperen ouderdoms aan den dag leggen; niet met vrienden bevoorrecht te zyn, die zonder alle eigenbelang enkel voor u leeven, zich geheellyk voor u opofferen, en die gy in geenerlei opzicht zoudt behoeven te ontzien; niet van menschen geregeerd en beheerscht te worden, die hunne magt nooit misbruiken, en het oogmerk hunner regeering nooit zouden kunnen missen. Want dit alles zyn onmogelyke, tegenstrydige dingen. - - Maar wenscht ook niets, dat wel niet onmogelyk, maar slechts ook onder zekere voorwaarden, en op zekere wyze mogelyk is, indien gy u niet tevens aan deeze voorwaarden en bepaalingen wilt onderwerpen. Wenscht derhalven niet enkel een gedeelte van iets, dat niet te scheiden is; niet aangenaamheden en voordeelen, zonder de bezwaarnissen en bepaalingen, die 'er onafscheidelyk mede verbonden zyn; niet op het oogenblik en in eens, 't geen wegens zyne natuur, en de vastgestelde inrichting der dingen slechts langzamerhand en trapswyze verkreegen kan worden. - Wenscht gy derhalven van God met kinderen gezegend te worden, dat u dan ook de zorgen, de moeite, de bekommernissen, de bepaalingen uwer vryheid, en uwer gezellige vermaaken niet verdrieten, die hun onderhoud, hunne opvoeding, hunne bevordering in de waereld noodzaakelyk tot gevolgen hebben. - Wenscht gy welopgevoede kinderen te hebben, die u tot eer en tot vreugde verstrekken, zo moogt gy niet
begeeren, dat zy zulks, zonder uw toedoen, zonder uwe zorgvuldigste, aanhoudendste poogingen worden; niet begeeren vruchten te verzamelen, ter plaatse, daar gy niet gezaaid hebt, of schoone goede vrugten te verzamelen, ter plaatse, daar gy slechte zaaden gestrooid, of althans het onkruid vry en onverhinderd hebt laaten opschieten en wortelen. - Wenscht gy uwe bezittingen aanmerkelyk te vermeerderen, uwen handel of uw beroep uit te breiden en waarlyk bloeijend te maaken, dan kunt gy
| |
| |
niet te gelyk een volkomen geruste, zorgeloos verwyfde, weelderige levenswys wenschen, en 'er u niet over beklaagen, zo u menige onderneeming mislukt, menig gevaar verrascht, menig verlies grieft, menige opeenstapeling van bezigheden u in verwarring brengt; want het eene en andere hangt in de meeste gevallen onafscheidbaar aan malkanderen. - Wenscht gy boven uwe medemenschen uit te munten, hen in voorrechten en verdiensten te overtreffen, zo moet gy u niet verwonderen, wanneer gy van mededingers naar den prys gedrongen en gedrukt, van laaghartigen benyd, van hoogeren te rug gestooten, en van allen veel strenger dan andere menschen beoordeeld wordt. - Wenscht gy gewigtige eerampten in den staat of in de kerk te bekleeden, dan moogt gy niet tevens wenschen, onbepaald meester van uwen tyd, van uwe vermogens, van uw doen en laaten te zyn; dan moet gy u alle bepaalingen, alle dwang, alle slaaverny zelfs, die aan deeze eerampten vast zyn, laaten welgevallen. - Wenscht gy den zegen der vriendschap te genieten, lang te genieten, dan moogt gy niet verlangen, dat uwe Vrienden zich eeniglyk en altoos naar uwen wil en zin schikken, eeniglyk verdraagen en lyden, en nooit handelen, eemglyk geeven, en niets daarvoor weder ontvangen, u nooit door hunne gebreken en zwakheden lastig vallen, en u wel in alle hunne vreugde, maar nooit in hunnen druk doen deelen. - Wenscht gy in de kennis der waarheid vorderingen te maaken, de diepere gronden der weetenschappen en kunsten uit te vorschen, en als in haare verborgenheden ingewyd te worden, wederspreekt dan uzelven niet door te begeeren, dat gy terstond al het duistere verdryven, alle diepten peilen, alle hinderpaalen overstygen, alle knoopen losmaaken, alle vraagstukken der wysbegeerte beslissen, en zonder veel moeite en arbeid de vruchten genieten moogt, die alleen de belooning van den moeilyksten arbeid, van de aanhoudendste vlyt, van de voorzigtigste vordering, en van de geduldigste standvastigheid zyn, en kunnen weezen. -
Wenscht gy, eindelyk, eenen hoogen ouderdom te bereiken, zo weest niet ongeduldig en morrende, wanneer gy door deszelfs ongemakken en zwakheden gedrukt wordt, en verlangt niet nevens de wysheid en eerwaardigheid van den ouderdom, by deszelfs ryper en juister oordeel, by deszelfs grooter gerustheid, te gelyk de opgehelderdheid en sterkte, de levendigheid en het vuur der jeugd te genieten, of, 't geen het zelfde is, te gelyk oud en echter ook jong, of niet oud te
| |
| |
weezen. In 't kort, wenscht gy in deeze en diergelyke gevallen, het eene te hebben, zo onderwerpt u ook aan het andere. 't Zyn zaaken, die by malkanderen behooren, en die men of geheellyk en zo als zy zyn aanneemen, of waarop men geene aanspraak moet maaken.’ |
|