Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
Leerrede ter oefening van den Bybel, door H.J. Krom,Predikant te Middelburg, Hoogleeraar in de Uitlegkundige Godgeleerdheid en Kerklyke Geschiedenissen aan de Illustre School, en Lid van verscheiden Genootschappen. Te Middelburg by P. Gillissen en Zoon, 1790. Behalven het Voorwerk, 164 bladz. in gr. octavo.By gelegenheid der hervatte Weeklyksche Verklaringe van den Bybel, te Middelburg, die met twee Avondleerredenen ter weeke, des Dingsdags en Donderdags, in ongeveer 23 jaren voltrokken wordGa naar voetnoot(*), heeft de Hoog Eerwaerde Krom, ten aenvange, naer gewoonte, twee voorbereidende Leerredenen uitgesproken, welken hy vervolgens, wat breeder uitgewerkt, verenigd heeft. Het geheele Stuk is drieledig. - In het eerste Lid handelt de Hoogleeraer over den geheelen inhoud der Godlyke Openbaringe, vervat in de Schriften des O. en N. Verbonds. Daeromtrent stelt hy zich voor, (1.) te toonen, dat zulk ene Openbaring noodzaeklyk, mogelyk en hoog waerschynlyk was: en (2.) enige gewigtige gronden op te geven, op welken wy Christenen het daer voor houden, dat die Openbaring begrepen is in de Boeken des O. en N. Testaments. Hierop verledigt hy zich (3.), om beknoptelyk het noodige bericht van de geschiedenis dezer Boeken te geven: uit welk alles hy dan voorts (4.) afleid, het blykbaer verbindend gezag noodwendig aen die Boeken toe te kennen. - Het daeraenvolgende tweede gedeelte, heeft ten onderwerpe de vyf Boeken van Moses in 't algemeen: by welke gelegenheid zyn Hoog Eerwaerde stille staet, (1.) op de geloofwaerdigheid van deszelfs Geschiedverhael, en (2.) op deszelfs Godlyke zending als de Leidsman en Wetgever van het Joodsche Volk: voegende hierby (3.) een kort bericht van dezen Moses, den voornamen Inhoud, het Oogmerk en de Schryforde van deze Boeken. - Op de ontvouwing hier van stond nu, naer de hoofdverdeeling dezer Leerreden, als ene derde hoofdbyzonderheid, in opmerking te komen, het Boek Genesis op zich zelven beschouwd; dan, daer de tyd te ver verloopen was, stelde zyn Hoogeerwaerde de behandeling van dit Stuk uit tot de naetstkomende gelegenheidGa naar voetnoot(†). - Hy gaet van | |
[pagina 105]
| |
daer voorts over, tot een toepasselyk gebruik van het behandelde, met een ernstigen aendrang der verplichtinge, om 'er aen te beantwoorden, zo in het kennelyke als in het betrachtende. De Hoogleeraer ontvouwt, in dit Geschrift, beknoptelyk, op ene oordeelkundige wyze, het geen men gewoonlyk Voorbereidzelen, ter overweginge der Bybelschriften, noemt; welker ontvouwing zekerlyk te breed moest uitloopen, voor ene Leerreden; maer die nu by manier van een kort begrip voorgedragen word, welke voor den mingeoefenden Lezer hare nuttigheid heeft, te meer daer de Hoogleeraer hem in een en ander geval verwyst tot zodanige Schriften, waerin deze en gene byzonderheden uitvoeriger behandeld worden. |
|