De Heidelbergsche Catechismus in LII Gezangen, door J. Hazeu, C. Zoon.Te Amsterdam, by N.T. Gravius, 1790. In octavo, 200 bladz.
Zy, welken eenig denkbeeld bezitten van de poëtische verrukking, of van den geest welken het dichtvuur ontvonkt en brandende houd; zullen uit den tytel van Catechismus reeds kunnen opmaaken, dat zy niet veel dichterlyk genie in dit Werkje van den Heer hazeu behoeven te zoeken. Waarheden in het afgetrokkene beschouwd; zelfs byzondere Leerstellingen van een of andere Gezinte, kunnen wel eens aanleiding tot een schoon Dichtstuk geeven, maar dan moet een Dichter het anders behandelen als in deezen Catechismus gehandeld is. Dan moet men, van de gevoelens doordrongen zynde, zyn eigen genie laaten werken, en zich geenzins te vrede houden, met enkel in rym te zeggen, het geen in prosa ons reeds voorgezegt, of in een Catechismus voorgeschreven is. En dit laatste schynt evenwel alleen het doel van den Schryver deezer Gezangen geweest te zyn; nadien hy niet alleen de Antwoorden, of de zaakelyke inhoud van Vraag en Antwoord zamen, maar ook de Vraagen zelve, telkens in zyne Vaerzen gewrongen heeft; en, wanneer zulks op één of andere plaatse hem geheel ondoenlyk scheen, heeft hy de Vraagen zelve onder de Bladzyden geplaatst, zo dat men nu de Heidelbergsche Catechismus alleen breeder kan zingen, dan men die gewoon is te leezen. Intusschen gelooven wy, dat het oogmerk van den Schryver, of Berymer, zeer goed gemeend is, en deelen onzen Leezeren de drie eerste Vaerzen van het vierde Gezang, of den Vierden Zondag, mede: zynde by elk eerste couplet, ook telkens de Muzyk, of de Psalm-wyze, gevoegd.