schynt, en welke gloed in geene Afbeelding naar te bootzen is: waarby wy dus wederom zeer duidelyk zien, dat, ook hierin, alle menschelyke konstwerken in geenen deele te vergelyken zyn, by die van den Almachtigen en Alwyzen Schepper.’ - De volgende Plaat vertoont ons een Insect, dat en in zyn Rupsenstand, en als Vlinder, een cierlyk voorkomen heeft, en met leevendige koleuren pronkt. De Rups is fraai gebandeerd, met dertien zwarte en dertien oranje banden; en op de groenagtig zwarte hoofdkleur der bovenvlerken des Vlinders, steekt een ongemeen schoon rood, dat ook de koleur der ondervlerken is, ten sterksten af. Men noemt dien den St. Jacobs Vlinder, om dat deszelfs Rups zich inzonderheid op het St. Jacobs Kruid onthoudt. - In de daarnevensgaande Plaat wordt ons eene Rups, met haaren Vlinder enz., afgebeeld, welke den naam draagt van de bruine Eenstaart-Rups, ter oorzaake, dat men eene andere soort van Rupsen, al vroeger gemeld, uit hoofde dat ze aan het achtereinde van 't Lyf twee Staartspitzen voert, de groote en kleine Tweestaart heet; waar tegen deeze maar eene Staartspits heeft. Zo wordt voorts, by onderscheiding, de bruine Eenstaart genoemd, naar derzelver bruine koleur; om dat 'er eene soortgelyke Eenstaart is, die zig geelagtig of kaneelkleurig vertoont, welke onze Schryver vervolgens nog zal afbeelden, en haar den naam van de geele Eenstaart geeven. Raakende haare manier van het voedzel te nuttigen, wordt in deezen als iets byzonders opgemerkt, dat zy, daar de meeste Rupsen doorgaans zig aan de onderzyde der Bladen ophouden, zig integendeel gemeenlyk op de bovenzyde plaatst; en meermaals spint zy het Blad, waar op zy zit, met etlyke stevige draaden, byna tot elkander; waarop zy dan, in dit eenigzins te zamen gesponnen Blad, haar verblyf houdt; vreetende alleen de kanten van dit Blad, tot zo lang als hetzelve voor
haar toereikende of versch genoeg is. Van zulke draaden bedient zy zig ook ter versterkinge van haar verblyf, als zy in eene Pop staat te veranderen. Zy spint zig, naamlyk, tusschen een Blad in, en bevestigt het buitenste gedeelte van het te zamen gesponnen Blad, met zeer dikke en donkergeele draaden, om dus het Blad, als 't ware, voor openrollen te beveiligen.