Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 623]
| |
langs trappen, vermeerderde myne verwondering van stap tot stap. In den beginne klom ik neder langs rondgaande vry gemaklyke trappen, tot in eene holte, omtrent 300 voeten diep, en 2000 schreden in den omtrek. In 't eind van deeze holte zag ik, in een hoek, een hut van hout opgeslaagen; aan de deur stonden twee gedaanten half naakt, en zoo zwart als inkt; ik zag ze aan voor Lyftrauwanten van pluto; elk had een brandende toorts in de hand. In deeze hut is een der ingangen tot de onderaardsche Gewesten, en de gemaklykste van de vier, die gemeenschap met dit hol hebben. Terstond bood men my en myn Knegt een zwart rokje aan; deeze voorzorg draagt men gemeenlyk om de kleederen der Bezigteren te bewaaren voor de smetten, die, in het doorgaan der nauwe doorgangen, niet te vermyden zyn. Dit treurig gewaad, gepaard met een gebed, uitgeboezemd door myne Gidsen, de Godlyke hulp afsmeekende, ten einde wy onverzeerd en behouden uit deeze onderaardsche Gewesten mogten komen, joeg myn Knegt eene zo groote vrees aan, dat hy nauwlyks zich liet overhaalen, om het Scaramoespakje aan te trekken, en in de Kopermyn neder te daalen. Nu eens heen gaande door wegen, onderstut met hout, dan eens onder verwelfzels die zich zelven onderschraagden; kwamen wy in onmeetbaar groote vertrekken, wier hoogten noch einden bereikt konden worden door het zwakke licht, 't geen wy by ons hadden. In eenige deezer zyn Smeederyen, waar de werktuigen, tot het bewerken der Mynen noodig, vervaardigd of hersteld worden; in dezelve was het zoo bovenmaatig heet, dat de Werklieden geheel naakt stonden; andere vertrekken zyn voorzien met Buskruid, Touwwerk, en verdere Gereedschappen tot de Mynwerken behoorende. Deeze vertrekken hebben gemeenschap met elkander door gaanderyen, en die gaanderyen met elkander, door ladders en trappen. 'Er zyn ook openingen, die van de oppervlakte rechtstandig tot de diepste gaandery loopen, zonder ergens afgebrooken te worden. Deeze dienen, zo om versche lugt in te laaten, als tot het vervoeren der goederen; deeze worden in groote vaten gedaan, die op en nederwaards gaan door windassen, die, geduurende den tyd des arbeids, in gestadige beweeging zyn. De windassen worden omgevoerd door paarden, op den top des bergs. De vaten zyn vastgemaakt aan yzeren ketens; gemeen | |
[pagina 624]
| |
touwwerk is aan een spoedig bederf blootgesteld, door de vitriooldampen uit de mynen opwaasemende. De yzeren ketens zelve kunnen het niet lang uithouden, waarom men niet zelden zich bedient van koorden van Koehair of Varkensborstels. Deeze openingen zyn niet alleen dienstig tot de bovengemelde einden, en geeven lugt aan een anders besmetten dampkring; maar zy werken met de hette, die de Smeederyen verwekken, en andere natuurkundige oorzaaken, mede, om, zelfs in de diepste deelen, zo veel lugts aan te voeren, dat het na een hevigen storm gelyke. De verwelfzels, die door geen kunst ondersteund zyn, leveren, op veele plaatzen, een zeer zonderling vertoon op. De Vitriool, door de rotzen heen zypelende, crystalliseert op derzelver oppervlakte, en vormt prismas van verschillende gedaanten. Zy hangen van duizend plaatzen af, ter lengte van tien, twaalf, en twintig voeten, en zyn van 't schoonste groen. De wederkaatzing des lichts van derzelver verschillende oppervlakten, en van de Mynstoffen die de wanden omzetten, brengt een uitwerkzel voort, dat gemaklyker is zich te verbeelden, dan te beschryven. In een deezer Doorgangen, meer dan 700 voeten beneden den grond, word de Vitriool ontbonden, en uit de myn gepompt, door middel van een kunstig Waterwerktuig. 't Water, 't welk op deeze diepte ryklyk ontspringt, word bewoogen door Paarden, ontbind de Vitriool, en brengt ze in een verlaatbak, gevuld met een menigte oud yzers. Vier en twintig van deeze paarden stallen in de gaandery; hunne kribben zyn in de rots uitgehouwen. Dit werk gaat nagt en dag voort; Menschen en Paarden worden om de zes uuren afgelost. Eéns in 't jaar worden deeze Beesten na buiten geheessen, om eene algemeene schouwing te ondergaan. Nieuwsgierigheid bewoog my om tot omtrent 1100 voeten diepte neder te daalen, en dus tot de laagste gaandery, waar de voornaamste werking geschied. Ondanks de strenge koude, welke te deezer plaatze heerscht, waren de Werklieden niet alleen naakt, maar stonden sterk in 't zweet. De duisterheid deezer gewesten, gepaard met vuuren op een afstand, maakte eene akelige vertooning, vermeerderd door naakte lieden, zoo zwart als de Mynstoffen, welke zy bearbeidden, omringd door de vuurvonken, die hunne hamers verwekten; het schriklyk geraas | |
[pagina 625]
| |
door de slagen verwekt; 't geluid der raderen van de Waterwerktuigen, gevoegd by de schriklyke gedaanten die wy van tyd tot tyd tegen kwamen, met ontstooken toortzen in de hand, deed my twyfelen, of ik my niet met de daad in den Tartarus bevond. Eindelyk tot een soort van vertrek gekomen zynde, welks verwelfzel ondersteund was door pylaaren uit rots gehouwen, en omringd met zitbanken van dezelfde stoffe, verzogten my de Gidsen, dat ik zou gaan zitten om te luisteren naar een Muzyk, 't geen my zou behaagen. Op myne vraage, welk Muzyk? antwoordden zy, het geluid veroorzaakt door 't laaten springen van een gedeelte rots, om den arbeid te verligten. Ik stemde hier in toe, onder beding, dat zy by my zouden blyven. Zy stemden 'er gereed in toe, en betuigden dat dit de eenige plaats was, vry van allen gevaar. Een hunner ging een oogenblik weg om het noodige te beschikken, en ging, wederkomende, naast my zitten. Omtrent een vierendeel uurs gewagt hebbende, beevende van koude, en ten einde van geduld, zeide ik niet langer na 't beloofde Muzyk te zullen wagten, indien zy geen meer voortgang maakten. - Terwyl ik sprak, begon de uitbarsting. Nooit hoorde ik iets dergelyks. De geheele uitgestrektheid van deeze onderaardsche Gewesten, zo verre ons gezigt kon reiken, was verlicht in een oogenblik, en wy zaten onmiddelyk daar op in eene volslaagene duisternis: want de drukking der lugt had onze toortzen uitgedoofd. De duisternis werd alleen afgebrooken, door nieuwe uitbarstingen ter rechter- en slinkerhand, vergezeld van schielyke lichtflikkeringen. De Echos verdubbelden de slagen met donderend geweld. De gewelven scheenen boven onze hoofden te splyten, de grond daverde, en onze zitbanken waggelden. - De bedenking, dat wy 1136 voeten beneden de oppervlakte der aarde ons bevonden, van het gezigt by elke herhaalde slag, van onze Gidzen, van my zelve in 't zwart gewaad, de val der rotzen door de uitbarsting losgemaakt, de rook van het buskruid, zal my ter verschooning verstrekken, wanneer ik opregt beken, dat myn toupet van schrik op myn hoofd zich overeind zette. Dit Concert duurde omtrent een half uur, en schielyk ophoudende, liet het ons in een diepe stilte; die, met de donkerheid van de plaats en de stikkende rook van het kruid, de schriklykheid eer vermeerderde dan verminderde. Dit zogenaamde Muzyk speelt alle dagen op den middag. |
|