Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Letteroefeningen. A. van der Kroe en J. Yntema, Amsterdam 1789
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Vaderlandsche Letteroefeningen uit 1789.
Deze jaargang bestaat uit twee delen die in twee banden zijn verschenen. In deze digitale versie is er één bestand van gemaakt.
redactionele ingrepen
Fragmenten van de tekst uit het eigen exemplaar zijn onleesbaar en daarom aangevuld aan de hand van het exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: V309.
Deel 1, p. 27, 67, 107, 109, 111, 219, 241, 366, 379, 380, 381, 409, 410, 412, 545, 546, 560, 561, Deel 2, p. 152, 197, 237, 238, 239, 396, 469, 491, 524, 525, 526, 527, 608, 610, 611, 612, 613, 614: op deze pagina's staat een omgekeerde † als nootteken. Dit teken kan in deze digitale versie niet worden weergegeven en is daarom vervangen door ‡.
Deel 1, p. 280: op deze pagina staat een lage asterisk als nootteken. Dit teken kan in deze digitale versie niet worden weergegeven en is daarom vervangen door ⁂.
Deel 1, p. 399, noot †: het nootverwijzingsteken in de noot komt niet overeen met het teken in de lopende tekst. De redactie heeft ook in de tekst ‘†’ geplaatst.
Deel 1, p. 423, noot †: het nootverwijzingsteken in de noot komt niet overeen met het teken in de lopende tekst. De redactie heeft ook in de tekst ‘†’ geplaatst.
Deel 1, p. 548, noot *: het nootverwijzingsteken in de noot komt niet overeen met het teken in de lopende tekst. De redactie heeft ook in de tekst ‘*’ geplaatst.
Deel 2, p. 196, 237, 238, 525, 611: op deze pagina's staan twee omgekeerde †'s als nootteken. Dit teken kan in deze digitale versie niet worden weergegeven en is daarom vervangen door ‡‡.
Deel 2, p. 564, noot †: het nootverwijzingsteken in de noot komt niet overeen met het teken in de lopende tekst. De redactie heeft ook in de tekst ‘†’ geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1 p. II, IV, deel 2 p. II, IV) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[deel 1, pagina I]
LETTER-OEFENINGEN.
[deel 1, pagina III]
NIEUWE
ALGEMEENE
VADERLANDSCHE
LETTER-OEFENINGEN,
WAARIN DE
BOEKEN en SCHRIFTEN,
DIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUNDIG TEVENS EN VRYMOEDIG VERHANDELD WORDEN.
BENEVENS
MENGELWERK,
tot Fraaije Letteren, Konsten en Weetenschappen, betrekkelyk.
Vierde Deels, Eerste Stuk. Met Plaaten.
Te AMSTERDAM,
By A. van der KROE,
en
By J. YNTEMA.
MDCCLXXXIX.
[deel 1, pagina 607]
REGISTER
van
BOEKEN en SCHRIFTEN.
Die in het Vierde Deels Eerste Stuk, van dit Werk, oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden.
Met derzelver Pryzen.
A. | |
Aan myne Protestantsche Medechristenen in Frankryk. Amst. by M. Schalekamp, in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 398 |
Ackeri, (V.H.) Poemata. Editio Secunda. Gron. apud J. Oomkens, in 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 378 |
Albertine, Een Boek voor de Dames. Iste Deel. Dordr. by de Leeuw en Krap, in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 433 |
Albon, (D.) Verhandelingen over de Geschiedenis, Regeeringswyze, Zeden, enz. van eenige voornaame Natien in Europa. IIIde Deel. Utr. by G.T. van Paddenburg en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 68 |
Aletophilus aan Philadelphus. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0. | 401 |
Alphen, (H. van) Stigtelyke Dichtstukjes, op 't Muzyk gebragt door F. Nieuwenhuizen. Utr. by J. van Terveen en Zoon, enz. in Fol. ƒ 1 - 5 - 0 | 36 |
Amnestien (Nederlandsche) van de Jaaren 1485, 1488, 1787 en 1788. Dordr. by J. Krap, Az. in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 453 |
Amsterdam, in zyne Geschiedenissen, enz. beschreeven om te dienen ten Vervolge op het Werk van J. Wagenaar. 14de Stuk. Amst. en Harl. by P. Conradi en V. van der Plaats, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 25 |
Archenholtz, Geschiedenis van den Zevenjaarigen Oorlog in Duitschland. II Deelen, 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 504 |
Aristus. Door * * *. Amst. by M. de Bruyn, in 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 341 |
B. | |
Barneveld, (W. van) Geneeskundige Electriciteit, IIIde Deel. Amst. by J. Elwé en D. Langeveld, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 583 |
[deel 1, pagina 608]
Bedenkingen (Redenkundige en Schriftuurlyke) over de natuur van het Zonden-Kwaad, enz. Door een Liefhebber der zuivere Hervormde Leer. Rott. by J. Pols, in gr. 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 139 |
Beekman, (D.) Onderwyzinge in de voornaamste Waarheden van onzen Redelyken Godsdienst. IIde Deel. Zaand. by H.J. de Roode, in 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 231 |
Beets, (P.) Onderwys in den Godsdienst van jesus christus. Gron. by J. Oomkens, in 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 230 |
Bekker (E.) en A. Deken, Brieven van Abraham Blankaart. III Deelen. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 6 - 0 - 0 | 382 |
Berg, (A. van den) Leerreden over Joann. V. 35. ter gedagtenis van den Eerw. L. Serrurier. Arnh. by J. Nyhoff en W. Troost, in gr. 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 177 |
Beroerten in de Vereenigde Nederlanden van den Jaare 1300 tot op den tegenwoordigen tyd. Xde en XIde Deel. Amst. by P. Conradi, enz. in gr. 8vo. ƒ 3 - 6 - 0 | 338 |
Beschryving (Volledige) van alle Konsten, Ambagten, Handwerken, Fabrieken, Trafieken, derzelver Werkhuizen, Gereedschappen, enz. 1ste en 2de Stuk. Met Plaaten. Dordr. by A. Blussé en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 7 - 1 - 0 | 293 |
Beschryving (Volledige) 3de Stuk. ƒ 4 - 4 - 0 | 448 |
Bespiegelingen der vier Leevensstanden van den Mensch. Haarl. by A. Loosjes, in gr. 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 6 |
Bespiegelingen (Dicht- en Zedekundige) over den Zondvloed en over Hagar en Ismael. Gouda by W. Verblaauw, in gr. 8vo. ƒ 0 - 14 - 0 | 160 |
Bleyker, (M. de) immanuel beschouwd, in vier Leerredenen; benevens eene Nareeden, over eene Verhandeling van wylen Ds. S.W. Hoekstra. Amst. by C. de Vries, in gr. 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 93 |
Boddaert, Junior. (P.) Gedichten. Utr. by H. van Otterloo, in 8vo. ƒ 0 - 13 - 0 | 165 |
Bonnet, (G.) Eerste Brief aan een Vriend, over het geschil, aangaande de Rede en haar Gezag in den Godsdienst. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 0 - 11 - 0 | 10 |
Bonnet, (G.) Tweede Brief. ƒ 1 - 2 - 0 | 487 |
Bonnet, (G.) Verzameling van Leerredenen. IIIde Deel. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 2 - 14 - 0 | 94 |
Bonnet, (P.) Leerredenen over 't Leeven van David. IIIde Deel. Rott. by J. Holslein, enz. in gr. 8vo. ƒ 2 - 14 - 0 | 267 |
[deel 1, pagina 609]
Brender â Brandis, (G.) Taal-, Dicht- en Letterkundig Magazyn. IIIde Deel. Amst. by H. Keyzer en C. Groenewoud, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 210 |
Brief aan alle waare Belyders van den Heere Jesus in Nederland. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 0 - 4 - 0 | 403 |
Brieven, over het Bestuur der Colonien Essequebo en Demerary, enz. 11de en 12de Stuk. Amst. by W. Holtrop, in gr. 8vo. ƒ 4 - 4 - 0 | 112 |
Brieven, van wylen den Heer L. Sterne, Schryver der Sentiment. Reize. Amst. by J.J. Wolters. in 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 127 |
Bossuet, (J.B.) Leerredenen. Amst. by F.J. van Tetroode. III Deelen, in 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 173 |
Buddingh, (N.W.) Zedekundige Verhandeling over de waare Troostgronden, by treffende Sterfgevallen. Utr. by G. van den Brink, Jansz. in gr. 8vo. ƒ 0 - 9 - 0 | 445 |
Bussching, (D.A.F.) Karakter van Frederik den II. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 72 |
Byzonderheden, (Staats- en Karacterkundige) betreffende Frederik den II, Koning van Pruissen. IVde en Vde Deel. 's Hage by I. van Cleef. in gr. 8vo ƒ 3 - 0 - 0 | 213 |
Byzonderheden, VIde en VIIde Deel. ƒ 3 - 12 - 0 | 504 |
C | |
Carolina van Lichtfield. II Deelen. Leyd. by J. en A. Honkoop, in 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 390 |
Chomel, (M.N.) Algemeen Huishoudelyk, Natuur-, Zedekundig en Konst-Woordenboek. Vervolgd door J.A. de Chalmot. Met Kunstplaaten. 6de Stuk. Camp. by J.A. de Chalmot en Amst. by J. Yntema, in gr. 4to. ƒ 5 - 0 - 0 | 496 |
7de Stuk. ƒ 5 - 0 - 0 | 538 |
Claessen, (J.) Proeve van een Praeparatoir en Peremptoir Examen, volgens Synodale Resolutien. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 13 |
Clara en Emmelina. Naar het Engelsch. II Deelen. Utr. by G.T. van Paddenburg en Zoon, enz. in gr. 8vo. ƒ 2 - 18 - 0 | 345 |
Comenius, (Z.A.) Wysgeerige en heekelende Reize door de geheele Wereld, en door alle Standen der Menschlyke Bedryven. 's Hage by I. du Mee en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 1 - 2 - 0 | 75 |
Cramer, (J.A.) Verhandeling over het Gebed, naar de Leere der Openbaaring en der Rede. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 135 |
[deel 1, pagina 610]
Curten, (J.W.) Het Lyden van Isabelle, in Brieven. In 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 516 |
D. | |
Denina, Het Leeven en de Regeering van Frederik II, Koning van Pruissen. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 322, 363 en 555. |
Dichtbloemtjes, alleen voor Meisjens. Rott. by J. Meyer. In 12mo. ƒ 0 - 18 - 0 | 471 |
Diesbach, (J. van) De onderscheidenheid van trappen, in den Staat der eeuwige Heerlykheid van Gods Gunstgenooten. 's Hage by H. Bakhuyzen, in gr. 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 532 |
Dumaniant, De Avontuurlyke Nagt, Blyspel. Amst. by W. Holtrop. ƒ 0 - 11 - 0 | 381 |
Dumbar, (G.) Kerklyk en Wereldlyk Deventer. IIde Deel. Dev. by L. Leemhorst, in Fol. ƒ 4 - 0 - 0 | 64 |
E | |
Eleonore, geen Roman, eene Waare Geschiedenis, in Brieven. II Deelen. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 3 - 16 - 0 | 259 |
Elius, Romance. Amst. by P.J. Uylenbroek, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 79 |
Emilia Wertheim. Iste Deel. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 2 - 16 - 0 | 475 |
Enden, (C. van den) Verloskundige Waarneemingen en Aanmerkingen. Iste Deel. Utr. en Amst. by G.T. van Paddenburg en M. Schalekamp, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 277 |
Esdré, (J.) Inleiding tot de Kennis der Natuurlyke Wysbegeerte. VIde Deel. Leyd. by de Erven F. de Does, in gr. 8vo. ƒ 5 - 2 - 0 | 99 |
Ewald, (J.L.) jesus Menschenkennis, of Overdenkingen over de Gelykenissen van onzen Heiland. Utr. by de Wed. S. de Waal en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 2 - 16 - 0 | 90 |
F. | |
Feith, (R.) Romances, naar den besten smaak op Muzyk gebragt door C.F. Ruppe. Haarl. by C. van der Aa, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 36 |
Fokke Simonsz. (A.) Verhandeling over de Fortuin. Amst. by A. Fokke Simonsz. in gr. 8vo. ƒ 0 - 16 - 0 | 472 |
Förster, (J.R.) Waarneemingen over de Aardrykskunde, de Natuurkunde, den Aart en Zeden der Menschen, verzameld op zyne Reis rondsom de Waereld. Met de Aanmerkingen van zynen Zoon en Reisgenoot G. För- |
[deel 1, pagina 611]
ster. 1ste Stuk. Haarlem by A. Loosjes, in gr. 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 17 |
Förster, (J.R.) 2de Stuk. ƒ 1 - 10 - 0 | 550 |
Frank, (J.P.) Samenstel eener Geneeskundige Staatsregeling. Met Aanmerkingen van h.a. bake. IIde Deel. Leyd. by de Erven F. de Does, in gr. 8vo. ƒ 2 - 10 - 0 | 15 |
G. | |
Gedrag (Het) in het Tugthuis te Gouda, enz. van Pieter Brakel, in 4to. ƒ 0 - 6 - 0 | 390 |
Genade (De Vrye) Gods verheerlykt in de opmerkelyke Bekeering van T.... W.... Amst. by D. Schuurman, in gr. 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 533 |
Genlis, (De) Avondtydkortingen van het Kasteel, of Zedelyke Verhaalen, ten dienste der Jeugd. IVde Deel. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 2 - 18 - 0 | 40 |
Genlis, (De) Schouwtooneel voor jonge Lieden. IVde Deel. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 2 - 8 - 0 | 249 |
Geschenk voor de Jeugd. Vde Deels 2de Stukje. Amst. by J. Allart, in 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 43 |
Geschenk voor de Jeugd. VIde Deels 1ste Stukje. ƒ 0 - 18 - 0 | 389 |
Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, voor de Vaderlandsche Jeugd. IXde en Xde Deel. Amst. by J. Allart, in 12mo. ƒ 3 - 12 - 0 | 84 |
Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, voor de Vaderlandsche Jeugd. XIde Deel. ƒ 1 - 16 - 0 | 605 |
Geslacht (Het) der Heeren van Borssele van Spreeuwenstein. Middelb. by W. Abrahams, in gr. 8vo. ƒ 0 10 0 | 291 |
Geslachtboom van het oud Adelyk Stamhuis der Heeren van Brederode. Amst. by A. van der Kroe en A. Capel, in gr. 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 292 |
Gesprekken over 't Leeven van Frederik Vryheer van der Trenck. Amst. by J. Weege, in 12mo. ƒ 0 - 18 - 0 | 478 |
Geuns, (S.J. van) Plantarum Belgii Confoederati indigenarum specilegium. Hard. apud J. van Kasteel, in 8vo. f.m. ƒ 0 - 11 - 0 | 232 |
Gockinga, (H.) Verhandeling over het eerste Bybelboek, genaamd Genesis. 1ste en 2de Stukje. Gron. by J. Bolt, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 435 |
Godsdienstige. (De) Leyd. by A. en J. Honkoop, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 178 |
Griffith, Proeven, geschikt voor jonge getrouwde Vrouwen. Amst. by J. Woertman, in 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 388 |
H. | |
Haar, (J. van der) Proeve over de Hersenen en Zenuwen, en eenige van derzelver Ziekten. Waaragter |
[deel 1, pagina 612]
honderd en vyftig Genees- en Heelkundige Waarneemingen. Amst. by J. Yntema, in gr. 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 97 |
Hamelsveld, (Y. van) De Bybel verdeedigd. VIIIste Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 2 - 10 - 0 | 217 |
Hamelsveld, (Y. van) Euangeli, of Leevensbyzonderheden van jesus christus. Naar het Grieksch van Mattheus en Markus. Amsterd. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 1 - 14 - 0 | 261 |
Hamelsveld, Naar het Grieksch van Lukas. ƒ 1 - 8 - 0 | 438 |
Hamelsveld, Naar het Grieksch van Joannes. ƒ 1 - 12 - 0 | 567 |
Handelingen van het Genootschap, onder de Zinspreuk: Servandis Civibus. XIIIde Deels 2de Stuk. Amst. by P. Conradi, in gr. 8vo. ƒ 2 - 10 - 0 | 182 |
Handelingen van het Genootschap, onder de Zinspreuk: Servandis Civibus. XIIIde Deels 3de Stuk. ƒ 1 - 16 - 0 | 405 |
Handschriften (Kleine Dichterlyke) Tweede Schakeering. Amst. by P.J. Uylenbroek, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 509 |
Hennings, (J.Ch.) Onzydige en beproefde Gedagten over de Leer, aangaande Geesten en Geesten-zienders. 3de Stuk. Amst. by A. Fokke Simonsz. in 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 201 |
Hennings, Verhandeling over de Droomen en Slaapwandelaaren. 3de Stukje. Amst. by A. Fokke Simonsz. in 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 423 |
Herder, (F.) De Geschiedenis van Joseph, in Leerredenen. Leyd. by A. en J. Honkoop, in gr. 8vo. ƒ 1 - 8 - 0 | 306 |
Hermes, (J.A.) Euangelische Leerredenen. Iste en IIde Deel. Haarl. by A. Loosjes, in gr. 8vo. ƒ 4 - 0 - 0 | 352 |
Hermes, (J.A.) Euangelische Leerredenen. IIIde Deel. ƒ 1 - 16 - 0 | 571 |
Historie, (Vaderlandsche) vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot op den tegenwoordigen tyd. IIIde Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3 - 15 - 0 | 146 |
Historie, (Vaderlandsche) vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot op den tegenwoordigen tyd. XXIIIste Deel. ƒ 3 - 12 - 0 | 588 |
Hoderman, (G.C.) Beknopt onderwys in de Muzyk voor eerstbeginnenden. Amst. by C.N. Guerin, ƒ 3 - 0 - 0 | 372 |
Huisboekje (Gemaklyk) voor den Landman, van 50 Geneesmiddelen voor Koeijen. Alkm. by J.A. van Harenkarspel, in 4to. ƒ 0 - 18 - 0 | 538 |
Huwelyken (En deeze) zyn zekerlyk in den Hemel geslooten? Eene Origineele Roman. II Deelen. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 254 |
Huydecoper, (B.) Proeve van Taal- en Dichtkunde. Tweede Uitgave door wylen F. van Lelyveld. IIIde Deel. Leyd. by A. en J. Honcoop, in gr. 8vo. ƒ 3 - 5 - 0 | 374 |
[deel 1, pagina 613]
Huysers, (A.) Beknopte Beschryving van de Oost-Indische Etablismenten, vergezeld van eenige Bylaagen, uit egte Berigten zamengesteld. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 2 - 10 - 0 | 545 |
J. | |
Jacobi, (Joh. Fried.) Verhandelingen over eenige gewigtige Stukken van den Godsdienst. IIde Deel. Leyd. by A. en J. Honcoop, in gr. 8vo. ƒ 1 - 2 - 0 | 224 |
K. | |
Kasteleijn, (P.J.) De Tooneelsluiting, met Choorzangen en Danssen. Amst. by J. Helders en A. Mars, in 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 39 |
Kasteleijn, (P.J.) Chemische Oefeningen. IIIde Deel. Amst. by A.J. van Tol. ƒ 3 - 0 - 0 | 58 |
Kempher en van Dornbach, of vertrouwde Briefwisseling van Academische Vrienden. 's Hage by J. Plaat, in 8vo. ƒ 0 - 14 - 0 | 260 |
Kleyn, (J.P.) en Vrouwe A. Kleyn gebooren Ockerse, Oden en Gedichten, gecomponeerd voor den Zang en het Clavier of Fluit, Viool en Bas, door C.F. Ruppe. Leyd. by A. en J. Honcoop, in gr. 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 36 |
Klinkenberg, (J. van Nuys) De Bybel, door beknopte Uitbreidingen en ophelderende Aanmerkingen, verklaard. XVIde en XVIIde Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 7 - 17 - 0 | 169 |
Klinkenberg, (J. van Nuys) Onderwys in den Godsdienst. VIIde Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 4 - 5 - 0 | 54 |
Klopstock, (Marg.) Nagelaatene Schriften. Amst. by W. van Vliet, in 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 508 |
Kluizenaar, (De Hollandsche) of de verbaazende Lotgevallen van Andries Blank. Rott. by C. van der Dries, in 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 346 |
Kok, (J.) Vaderlandsch Woordenboek. XVIIIde Deel. GH - GYZ. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 595 |
L. | |
Laudatio, Caroli Andreae Dukeri, à Christophoro Saxio. Traj. ad Rhenum, apud B. Wild et J. Altheer, in 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 105 |
Leeven ('t) van Richard, door Justus Schertserowitz. Amst. by C. de Vries, in 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 84 |
Leevensgeschiedenis (Merkwaardige) van Fredrik, Vryheer van der Trenck, beschreeven door hemzelven. IIde Deel. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 1 - 12 - 0 | 29 |
[deel 1, pagina 614]
Lofzangen voor Kinderen. Met een Voorberigt van den Eerw. J. Tissel. Dordr. by F. Wanner, in 8vo. ƒ 5 - 8 - 0 | 77 |
Loo, (J. van) Leerredenen. IIIde Deel. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 49 |
Loosjes, (A.) Roosje. In Drie Boeken. Haarl. by A. Loosjes. ƒ 2 - 10 - 0 | 470 |
M. | |
Mably, Over 't schryven der Geschiedenis, of de wyze hoe dezelve behoorde geschreeven te worden. Met eenige aanmerkingen vermeerderd, door L. van Limburg. Amst. by Emenes en de Vries, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 407 |
Man, (De Zeldzaame) Tooneelspel, door F.v.A. Amst. by J. Weege, in 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 82 |
Marezoll, (F.G.) Aandagts-boek voor Vrouwen. Iste Deels 1ste Stuk. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 513 |
Martinet, (J.F.) Het Vereenigd Nederland. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 4 - 16 - 0 | 128 |
Martinet, (J.F.) Historie der Wereld. IXde Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 278 |
Metzlar, (J.C.) Bedestonden, gehouden op Batavia. 2de Stukje. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 276 |
Michaelis, (J.D.) Inleiding in de Boeken van het O.V. 1ste Stuk. 2de Afdeeling. Haarl. by F. Bohn, in gr. 8vo. ƒ 2 - 6 - 0 | 303 |
Michaelis, (J.D.) Nieuwe Overzetting des O. Testaments, met Aanmerkingen voor Ongeleerden. Door den Heer W.E. de Perponcher. VIIIste Deel. Utr. by de Wed. J. van Schoonhoven, in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 1 |
Michaelis, (J.D.) IXde Deel. ƒ 1 - 16 - 0 | 523 |
Missive van de Societeit der Doopsgezinde Gemeenten in Friesland en Groningen, aan eenige Doopsgezinde Christenen in de Staaten van de Keizerin aller Russen. Leeuw. by J. Seydel, in gr. 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 581 |
Mobachius, (J.) Beschryving van de groote of St. Jans Kerk der Hoofdstad 's Hertogenbosch. 's Bosch by de Wed. C.A. Vieweg, in 8vo. ƒ 0 - 7 - 0 | 502 |
Moritz, (K.Ph.) Proeve eener korte beoefenende Redeneerkunde voor de Jeugd. Amst. by M. Schalekamp, in 8vo. ƒ 1 - 2 - 0 | 373 |
Muller, (J.G.) Emmerik. IIde en IIIde Deel. Amst. by A. Mens, Jansz. in gr. 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 386 |
[deel 1, pagina 615]
N. | |
Necker, Het wigtige der Godsdienstige Begrippen. 2de Stukje. Amst. by M. Schalekamp, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 45 |
Newton, (J.) Redenvoering - Gedagten over den Africaanschen Slaavenhandel - en Bericht, aangaande dien Slaavenhandel, door A. Falconbridge. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 1 - 2 - 0 | 95 |
Nieuwenhuyzen, (M.) De Mensch. Een Gezang, uitgesprooken in de Maatschappy, Felix Meritis. Amst. by C. de Vries, in gr. 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 208 |
O. | |
Oefeningen (Taal- en Dichtlievende) van het Genootschap, ter Spreuke voerende: Kunst wordt door Arbeid verkreegen, en Prysvaerzen. Leyd. voor het Genootschap, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 32 |
Opheldering der Leevensgeschiedenis van den Vryheer van der Trenk. Benevens een Repliek op Trenks Verdeediging tegen deeze Opheldering. Amst. by W. Wynands, enz. in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 563 |
P. | |
Pauw, (De) Wysgeerige Bespiegelingen over de Grieken. Iste Deel. Dev. by L. Leemhorst, in 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 185, 233 |
Philips, Jacobsz. (Casp.) Handleiding, om in Kunsttafereelen den afstand van het oog des Zienders tot dezelve, de Perspectivische dieptens der waterpas leggende en opstaande vlaktens, enz. te vinden. Amst. by J. ten Brink, Gerritsz. in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 406 |
Pichler, (J.F.C.) Manier, om Geneeskundige Voorschriften voor te schryven. Met Aanmerkingen van A. Balthazaar. Amst. by J. Elwé, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 316 |
Pinetti, (M.J.J.) Natuurkundige Vermaaklykheden, en onderscheiden aartige oefeningen. 's Hage by J. Gaillard, in gr. 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 206 |
Porjerre, (O.) Zanglievende Uitspanningen. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 117 |
Proeve op de Gezelligheid, in Vyf Zangen. Door een Mensch en Burgervriend. Gron. by L. Huysingh, in gr. 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 33 |
Proeven van Poëtische Mengelstoffen, door het Dichtlievend Kunstgenootschap onder de Zinspreuk, Kunstliefde spaart geen vlyt, en Prysvaerzen, XIIde Deels 1ste Stuk. |
[deel 1, pagina 616]
Leyd. by P. van der Eyk en D. Vygh, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 300 |
Prysverhandelingen, van het Genootschap tot Verdeediging van den Christelyken Godsdienst, opgericht in 's Hage, voor 't Jaar MDCCLXXXVII. 's Hage, Amst. en Haarl. by I. du Mee en Zoon, J. Allart, en C. van der Aa, in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 355 |
Prysverhandelingen, uitgegeeven door het Taal- en Dichtlievend Genootschap, ten Spreuke voerende, Kunst word door Arbeid verkreegen. IIIde Deel. Amst. by H. Keyzer, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 427 |
Prysverhandelingen, over de Zedelyke Opvoeding der Kinderen, uitgegeeven door de Maatschappy, tot Nut van 't Algemeen. Amst. by H. Keyzer, enz., in 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 490 |
Pypers, (P.) De Graaf van Comminge, of de Ongelukkige gelieven. Toneelspel. Amst. by P.J. Uylenbroek, in 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 161 |
Q. | |
Quarin (J.) Oefenkundige Aantekeningen over verscheide Ziektens, met Aantekeningen door A. Laurillard dit Fallot. 's Hage by I: van Cleef. in gr. 8vo. ƒ 1 - 4 - 0 | 534 |
R. | |
Raadgeevingen van eene ongelukkige Moeder aan haare Dogters. Amst. by A. Borchers, in 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 165 |
Register (Algemeen beredeneerd) op alle de voornaamste Regtsgeleerde Advysen, Consultatien, enz. 3de Stuk. Utr. by G.T. van Paddenburg, in 4to. ƒ 1 - 10 - 0 | 216 |
Register (Voorloopig) van Charters, Privilegien, Placaaten, Ordonnantien, enz. Stad en Lande betreffende. Gron. by P. Doekema, in gr. 8vo. ƒ 1 - 13 - 0 | 320 |
Reize door de Oostenryksche Nederlanden, enz. gedaan door een voornaam Hollandsch Vlugteling, in den Jaare 1788. Amst. by M. de Bruyn, 2de en 3de Stuk. in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 285 |
Rettheim en Caroline van T*** eene nog onlangs gebeurde Geschiedenis. II Deelen. Amst. by J. ten Brink, in 12mo. ƒ 1 - 5 - 0 | 605 |
Röchling, (J.G.) Zaaklyke en duidelyke Handleiding tot de Syntaxis der Latynsche Taal, enz. volgens de beroemde Spraakkunde van Scheller, voor laager Klassen. Dev. by L. Leemhorst, enz. in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 478 |
Ryk (Het geheele Turksche) op een Landkaartje met kleuren afgeteekend en naauwkeurig beschreeven, vooral ten |
[deel 1, pagina 617]
dienste der Couranten-leezers. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 296 |
S. | |
Saltzman, (C. G) De stichtend vermaakende Leeraar van Kinderen en Kindervrienden. Leyd. by A. en J. Honkoop, in 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 168 |
Saltzman, (C. G) Karel enz. of Tafreel der Menschelyke Elenden. VIde Deel. Amst. by de Wed. J. Dóll, in 8vo. ƒ 1 - 10 - 0 | 302 |
Sander, (H.) van het groote en schoone in de Natuur. IIde Deels 1ste Stuk. Utr. by G.T. van Paddenburg en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 156 |
Scheidius, (E.) Het Boek Genesis met de gewoone Nederduitsche Vertaaling, en bygevoegde Aantekeningen. No. 1. Hard. by J. van Kasteel, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 129 |
Schets (Onpartydige) wegens de inkomsten by manier van Giften enz., van de Roomsche Priesters in de Nederlanden. Alom, in gr. 8vo. ƒ 0 - 11 - 0 | 404 |
Scheuchzer, (J.J.) Bybel der Natuur, vermeerderd door L. Meyer. VIde Deel. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 2 - 13 - 0 | 85 |
Scheuchzer, (J.J.) VIIde Deel. ƒ 2 - 18 - | 479 |
Schmucker, (J.L.) Heelkundig Mengelwerk. Uit het Hoogduitsch vertaald door J. Daams. Iste Deel. Haarl. by A. Loosjes, in gr. 8vo. ƒ 2 - 2 - 0 | 141 |
School (De) voor de Vaders, Blyspel, in vyf Bedryven. Amst. by W. Holtrop, in 8vo. ƒ 0 - 12 - 0 | 82 |
Schouten, (P.) Uitbreiding van het Onderwys der R.C. Jeugd. Leyd. by A. Koster, in 8vo. ƒ 0 - 11 - 0 | 276 |
Schutte, (R.) Nagelaaten Gedichten. Amst. by J. Covens en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 339 |
Sepp, (J.Ch.) Nederlandsche Insecten. Amst. by J.Ch. Sepp, in 4to. ƒ 0 - 18 - 0 | 232 en 362 |
Serrurier (F.) Twee Leerredenen. Amst. by J. Wessing, en D. en J. Tol, in gr. 8vo. ƒ 0 - 16 - 0 | 176 |
Siegfried van Lindenberg. IIde en Laatste Deel. 's Hage by I. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 3 - 0 - 0 | 122 |
Soek (A.) Vroedkundige Waarneemingen, ter gelegenheid van drie zwaare Verlossingen, waar van de laatste door de Keizerlyke Snede is verrigt. Dordr. by de Leeuw en Krap, in gr. 8vo. ƒ 1 - 0 - 0 | 583 |
Staat (Oude en tegenwoordige) van de Godsdienstpligten, Kerkzeden, en Gewoontens van alle Volkeren der We- |
[deel 1, pagina 618]
reld, IIde Deel. Amst. by H. Gartman, enz. in gr. 8vo. ƒ 2 - 8 - 0 | 312 |
Strabbe, (A.B.) Eerste Beginzelen der Arithmetica, ten gebruike der Schoolen. Iste Deel. Amst. by J. Elwé, in 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 104 |
Strabbe, (A.B.) Mathematische Uitspanningen, of Examen, gedaan by de Beroepinge van een Stads Schoolmeester te Purmerende. Amst. by P.G. Geysbeek en Zoon, in gr. 8vo. ƒ - 14 - 0 | 535 |
Swaving, (C.) Proeve van Aanmerkingen, over het regt en onregt gebruik der H. Schrift. 6de Stukje. Utr. by A. van Paddenburg, enz. in gr. 8vo. ƒ 0 - 14 - 0 | 391 |
Swaving, (C.) Leer- en Lykreden, ter gedagtenisse van den Eerw. H. Bruins. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 0 - 6 - 0 | 579 |
Swinden, (J.H. van) Redenvoering en Aanspraak, ter Inwyding van het Gebouw der Maatschappy Felix Meritis. Amst. by G. Warnars, in gr. 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 598 |
T. | |
Takens, (J. Rysdyk) Drie Leerredenen over Dan. III. Rott. by C. van der Dries, in gr. 8vo. ƒ 0 - 16 - 0 | 575 |
Thiard, (J.) Adolph en Johanna, in Brieven. Leyd. by P Pluygers, in 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 84 |
Timmermann, (Th.G.) Oudheid- en Geneeskundige Verhandeling over de Demonische Menschen, waar van in de Geschiedverhaalen der Euangelisten wordt gewaagd. Met Aanmerkingen van J.F. Lentz. Haarl. by A. Loosjes, in gr. 8vo. ƒ 1 - 8 - 0 | 483 |
Trenk's, (F. van der) Mengelwerken in Dichtmaat en Prosa, met bygevoegde Aantekeningen van P.J. Kasteleyn, Iste Deel. Dord. by A. Blussé en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 0 - 16 - 0 | 417 |
Tude, (de la) Geschiedenis eener negenendertig jaarige Gevangenis. 's Hage by D. Munier, in gr. 8vo. ƒ 0 - 15 - 0 | 115 |
V. | |
Vanglenne, of Charactertoets. Tooneelspel. Amst. by P.J. Uylenbroek, in 8vo. ƒ 0 - 10 - 0 | 81 |
Verhaalen (Zedelyke) Iste Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 257 |
Verhaalen (Zedelyke) IIde Deel. ƒ - 2 - 4 - 0 | 518 |
Verhandeling over de Vriendschap met god, uitgegeeven door de Maatschappy, Tot nut van het Algemeen. Amst. by H. Keyzer, enz. in 8vo. ƒ 0 - 5 - 0 | 273 |
[deel 1, pagina 619]
Verhandelingen van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Weetenschappen. IVde Deels 2de Stuk. Utr. by de Wed. S. de Waal en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 2 - 4 - 0 | 493 |
Verhandelingen (Uitgeleezen) over de Wysgeerte en Fraaije Letteren, met Byvoegzels vermeerderd door J.F. Hennert. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. ƒ 2 - 0 - 0 | 59 |
Verhandelingen uitgegeeven door de Hollandsche Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem, XXVste Deel. Haarl. by J. van Walré, in gr. 8vo. ƒ 3 - 6 - 0 | 141 |
Verhandelingen raakende den Natuurlyken en Geopenbaarden Godsdienst, uitgegeeven door Teyler's Genootschap. VIIIste Deel. Haarl. by J. Enschedé en Zoonen, en J. van Walré, in gr. 4to. ƒ 2 - 10 - 0 | 441 |
Verhandelingen uitgegeeven door de Maatschappy, ter bevordering van den Landbouw, te Amsterdam, VIde Deel. Amst. by C.N. Guerin, in gr. 8vo. ƒ 1 - 19 - 0 | 537 |
Vertoogen van Salomo. Amst. by P.J. Uylenbroek, in gr. 8vo. ƒ 0 - 16 - 0 | 461 |
Verzameling van eenige schoone Stukken der beste Uitlandsche Dichters. 1ste Stukje. Amst. by Emenes en de Vries, in 8vo. ƒ 0 - 8 - 0 | 250 |
Villaume, Brieven over den oorsprong en de oogmerken van het Kwaad Iste Deel. Utr. by G.T. van Paddenburg en Zoon, enz. in gr. 8vo. ƒ 2 - 2 - | 243 |
Vloten, (W.A. van) De Bybel vertaald, omschreeven, en door aanmerkingen opgehelderd. Iste Deel. Amst. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 347 |
Voorst (D.C. van) Bundel van Uitlegkundige Verhandelingen. 1ste Stuk. Amst. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 528 |
W. | |
Waarheden (De eerste) van den Christlyken Godsdienst. Amst. by J. Roos en Zoon, in 8vo. ƒ 0 - 5 - 0 | 14 |
Wallerius, (J.G.) Zaamenstel der Delfstoffen. Uit het Latyn vertaald en met Aanmerkingen verrykt door P. Boddaert. Iste Deel. Amst. by Wessingh en van der Hey, in gr. 8vo. ƒ 2 - 10 - 0 | 145 |
Werken van het Dicht- en Letterlievende Genootschap, onder de Spreuk: Studium Scientiarum Genetrix. Iste Deels 1ste Stuk. Rott. by A. Arrenberg, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 252 |
Wieland, Algemeene Bibliotheek voor Dames en jonge |
[deel 1, pagina 620]
Heeren. IIde Deel. Amst. by de Erven P. Meyer en G. Warnars, in 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 196 |
Wieland, Algemeene Bibliotheek voor Dames en jonge Heeren. IIIde Deel. ƒ 1 - 5 - 0 | 332 |
Witte (J.E. de) Fragmenten. 1ste Stuk. 's Hage by J. van Geemert, in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 297 |
Witte (J.E. de) Christoffel de Gama, of 't Beleg van Goa. Treurspel. 's Hage by D. Munier, in 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 341 |
Y. | |
Young (E.) De Onderwerping, en de Jongste Dag. Leyd. by A. en J. Honkoop. in 8vo. ƒ 1 - 16 - 0 | 152 |
Z. | |
Zelie in de Wildernis. II Deelen. Leyd. by Meerburg en Pluygers, in 8vo. ƒ 3 - 12 - 0 | 564 |
Zimmerman, Iet over Frederik den Grooten, en Gesprekken met hem kort voor zyn dood. Amst. by M. de Bruyn en A. Saakes, in gr. 8vo. 1 - 5 - 0 | 72 |
Zimmerman, (E.A.W.) Geographische Historie van den Mensch, en de alom verspreidde viervoetige Dieren. 2de Stuk. Utr. by G.T. van Paddenburg en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 1 - 2 - 0 | 317 |
Zollikofer, (G.J.) Leerredenen. 10de Stuk. Amst. by de Erven P. Meyer en G. Warnars, in gr. 8vo. ƒ 1 - 5 - 0 | 394 |
Zollner, (J.F.) en J.S. Lange, Natuur- en Zedekundige Beschouwing der Aarde, en van haare Bewoonderen. Iste Deel. Camp. by J.A. de Chalmot, enz. in gr. 8vo. ƒ 2 - 16 - 0 | 457 |
Zuidhof, (M.J.) Rekenkundig Mengelwerk. Gron. by L. Huysingh, in gr. 8vo. ƒ 0 - 18 - 0 | 183 |
[deel 1, pagina 621]
BLADWYZER
DER
VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN,
In de Eerste en Tweede Stukken des IIIden en IVden Deels.
(III en IV dienen ter aanduiding van het IIIde en IVde Deel.)
A. | |
Aarde, waarschynlyk veel ouder dan 6000 jaaren, en dit bestaanbaar met het verhaal van mozes, IV. | 131. 133. |
Aardrykskunde, hoe zeer dezelve ten rechten verstande van de H. Schrift te passe komt, III. | 103 |
Abu, Een Sprookje, IV. | 518 |
Adams, van welk een dienst zyn Tellurium byzonder is voor de Beoefenaars der Starre- en Hemelloopkunde, III. | 392 |
Afleiders (Blixem-) op de Schepen aangepreezen, III. | 438 |
Alchymie, waar in van de Chymie onderscheiden, III. | 491 |
America, (Kort Verslag van het voorgevallene omtrent de Engelsche Volkplantingen in) by het verkrygen van haare Vryheid, IV. | 279 |
America, laat bevolkt, IV. | 551 |
Ampten, (Tweespraak over de) Dichtstukje, IV | 512 |
Anna, (Gouvernante) hoofdïnhoud van 's Lands lotgevallen, staande haar Voogdes- en Regentesschap, III. | 343 |
Antwerpen, Masquerades aldaar beschreeven, III. | 632 |
Ark van noach, berekening dat dezelve ruimte genoeg bezat tot berging van het vereischte, IV. | 435 |
B. | |
Berbice, (Beschryving van Riode) III. 459; van de domheid der Inwoonderen, ald. Zuikerplantadien aldaar, 460. Hoe men het Zuikerriet behandelt. | ald. |
Bezetenen (Waarom joannes in zyn Euangeli van geen) gewaagt, IV. | 585 |
Bildt, welk een gedeelte van Friesland, III. | 255 |
Biscuit, welk soort van Porcelein, IV. | 451 |
Boelding, wat dit woord zegge, IV. | 377 |
Borstwaterzesgt, wyze om dezelve te ontdekken voorgesteld, IV. | 144 |
Bosch (B. de) maakt verzen, weinig uuren vóór zyn dood, III. 315; Aart zyner Dichtwerken | ald. |
Brandt, (G.) hoe men de uitgave van het Derde Deel zyner Historie der Reformatie door eene Synodale handeling zogt te beletten, III. | 396 |
Brederode, Verslag eens nog leevenden Afstammeling uit dien Huize, IV. | 292 |
Bybel (Het waardig gebruik van den) ontvouwd en aangepreezen, III. | 283 |
C | |
Canaan, (Over de Grensscheiding en Verdeeling van) by |
[deel 1, pagina 622]
Propheet ezechiel aanbevolen, III. | 278 |
Carel de V, diens pooging, om een veranderd Landrecht in te voeren, III. | 443 |
Catharina de II, Keizerin van Rusland, hoe zy op een Hofdag verschynt, III. 26; haare gewoone Leevenswyze. | ald. |
Cato, of zyn Zelfmoord een Heldendaad te agten zy, onderzogt en gelochend, IV. | 60 |
Cats, (Aan de Berispers van) Puntdicht, IV. | 511 |
Christendom, door welke middelen opgeregt, III. 7; hoe zeer die buitengewoone middelen waardig. | 8 |
Christendom, (Op welke gronden men de uitbreiding van het waare) te wagten hebbe, III. 474; middelen daar toe dienstig. | 476 |
Christus, (Aanleidende oorzaaken tot de verschillende gevoelens over den Persoon van) in de 3 eerste Eeuwen, III. 523; Leerbegrip der Kerkvergadering van Nicea deswegen. | 525 |
2 Chron. XXI. 12. 15. opgehelderd, IV. | 85 |
Chymie, onderscheid tusschen deeze en de Alchymie, III. | 491 |
Cleombrates, wat men van diens Zelfmoord te denken hebbe, IV. | 62 |
Comeet, (Over den) die in den Jaare 1790 verwagt wordt, III. | 197 |
D. | |
Dampkringslugt, waar uit dezelve bestaat, III. | 17. 18 |
Dampkringslugt, hoe derzelver zwaarte geëvenredigd is aan de gesteldheid onzes Lichaams, en den algemeenen toestand van al het geschaapene. III. | 458 |
Danaeus, onbarmhartige behandeling hem, om dat hy Luthersch was, te Straatsburg aangedaan, III. | 471 |
Daniel III, of het gedrag van sadrach, mesach en abednego afgeschetst, IV. | 575 |
Dardanellen, hoe slegt van geschut voorzien, III. | 544 |
David, Charactertrekken van dien Koning, III. | 53 |
David zyn gedrag by abimelech verdeedigd, III. | 421 |
David zyne Geschiedenis met nabal opgehelderd, IV, | 268 |
Deenemarken, (Volkrykheid van) III. 408; Inkomsten, ald. Landmagt, 409. Zeemagt. | 410 |
Deenemarken, (Belasting op het Trouwen in) afgeschaft, III. | 408 |
Deenemarken, (Hoe de Regeeringsvorm in) van verkieslyk en bepaald, erflyk en volstrekt is geworden, III. | 412 |
Deut. XXI. 21-23. hoe door de Talmudisten verklaard, en deeze verklaaring wederlegd, III. | 576 |
Deventer (Hoe die van) in de eerste helft der XVde Eeuwe hunne Vryheid beschermden, IV. | 66 |
Dienstman, betekenis van dat woord in het Leenregt, III. | 21 |
Doopsgezinden, van waar aan den Zaankant zoo veelvuldig, III. | 108 |
Doopsgezinden, De Buitentrouw niet by hun allen gewraakt, IV. | 582 |
Dorpprediker, (Het gelukkig Leeven van een) Dichtstukje, IV. | 253 |
Droomen, waar door veroorzaakt, III. | 501 |
Drostendiensten, (Waar uit het |
[deel 1, pagina 623]
geschil over de) in Overyssel ontstaan is, III. | 208 |
Drusus, aanmerking over het Spookverschynzel, 't welk hem zou verscheenen zyn, III. | 223 |
Dublin, Berigt deezer Hoofdstad van Ierland, III. | 595 |
Duker, (carolus andreas) berigt van zyn Leeven, IV. | 106 |
E. | |
Ebbe en Vloed, ophelderende aanmerkingen daar over, IV. | 100 |
Edenburg, Berigten, wegens die Hoofdstad van Schotland, III. | 592 |
Eertytels, hoe wy de Franschen daar in overtreffen, III. | 255 |
Eeuw, (XVIIIde) hoofdcharactertrekken van dezelve, III. | 361 |
Ehud, beoordeeling van diens Character, IV. | 6 |
Elia, over diens Brief aan joram, IV. | 85 |
Electriciteit (In de Geneezingen door de) worden de Patienten niet zelden door vrees bevangen, die den Polsslag versnelt, en onaangenaame verschynzels te wege brengt, IV. | 584 |
Elf en dertigst (Iets op zyn) doen of willen hebben, van waar dit spreekwoord oorspronglyk, III. | 254 |
Endor. Zie Toveresse. | |
Eric de XIV, Koning van Zweeden, verzoekt elizabeth, Koningin van Engeland, ten Huwelyk, III. | 314 |
Essequebo en Demerary, klagten over het Bestuur aldaar, III. 291; deeze Volkplantingen tegen den beoogden afval van den Souverain verdeedigd, IV. | 113 |
Exod. XXII. 29. opgehelderd, IV. | 530 |
Ezechiel, waarom doorgaans met den naam van Menschenkind onderscheiden, III. | 277 |
Ezechiel, waarom doorgaans met den naam van Menschenkind onderscheiden, XLV. 1-8. XLVII. 31. XLVIII. 35. toegelicht, III. | 278 |
F. | |
Fabelen wegens de Goden, derzelver oorsprong, IV. | 343 |
Faisanten, vanwaar afkomstig, III. 250; hoe hier te Lande welgeslaagd in 't voortteelen, 251; Beschryving van den Haan en de Hen, ald. Voortteeling en Leevenswyze, 253; wyze om dezelve te vangen, | 253. 254 |
Feith (R.) behaalt een Gouden en Zilveren Eerepenning teffens; doch bedankt voor beiden; hoe het Kunstgenootschap: Kunst wordt door Arbeid verkreegen, dit vereeuwigt, III. | 597 |
Felix Meritis, Oorsprong deezer Maatschappye, IV. 598; in verscheide Departementen verdeeld, 599: verrigtingen van het Departement des Koophandels, Zeevaart en Landbouw, kunde, ald. Schenkt aan de Kweekschool der Zeevaard een Zilveren Beeker, 600; wat het Departement der Natuurkunde gedaan heeft, ald. het Departement der Tekenkunde neemt zeer toe, ald. het Departement der Muzyk bloeit zeer, 601; dat der Letterkunde neemt een aanvang, ald. inrigting dier onderscheide Departementen, ald. moet van tyd tot tyd een grooter Gebouw neemen, 602; een Nieuw Huis gebouwd en ingewyd, ald. inwydingen der byzondere Departementen in dit Gebouw. | 604 |
[deel 1, pagina 624]
Frankryk, (Byzonderheden van de behandeling der Protestanten in) III. 299, 579; het Edict van Nantes herroepen. | 585 |
Frederik de II. Anecdoten, hem betreffende, III. 177; IV. | 213 |
Frederik de II. hoe en door wier behulp hy de Wetten en Regtshandelingen in zijn Ryk verbeterde, IV. | 72 |
Frederik de II. Hoofdtrekken van zyn Character, IV. 323; Hoofdgeschiedenissen zyns Leevens, 326. | 363 |
Frederik de II. Klaagreden by zyn Graf, door trenck, IV. | 417 |
Frederik de II. hoe hy den Slag by Leuthen won, IV. 505; verovert Breslau. | 507 |
Frederik de II. was de eerste die op het denkbeeld viel van eene Gewapende Onzydigheid, IV. 557; 't Geval van den Molenaar arnold onderzogt, 558; wat hy aan het opmaaken van een Wetboek deelt, en wat zyn Opvolger 'er aan doet. | 559 |
Friesland (In) wil het Kwartier der Zevenwouden de Meerder-jaarigheid van willem de V. één jaar vervroegen, IV. 592; hoe ongunstig dit door maria louisa en den Stadhouder werd opgenomen, 594; die voorslag ingetrokken. | 595 |
G. | |
Geaartheid (Goede) en Vriendlykheid, waarin van elkander onderscheiden, IV. | 166 |
Gebed, waar in 't zelve bestaat, IV. | 136 |
Geboortenaart of Hoofdneiging der Menschen, gedagten daar over, III. | 402 |
Geestdryvery en Geestverrukking, hoe van elkander onderscheiden, IV. | 396 |
Gehoorzaamheid (Lydelyke) wedersprooken, III. | 145 |
Geld (Wat is, IV. 496; hoe in gebruik gekomen, 497; hoe groot een dienst en nut 't zelve aan de Menschen toebrengt, 498; welke uitwerking de vermeerdering daar van in Spanje te wege brengt. | 500 |
Geleerdheid, (Lof der) Dichtstuk, III. | 316 |
Geloof, ('t Waar) een Dichtstukje, IV. | 510 |
Gen. IX. 25-27. anders vertaald en opgehelderd, III. | 51 |
Gen. I. 1, 2. taalkundig opgehelderd, IV. | 130 |
Gen. VI. 14-16. opgehelderd, IV. | 435 |
Genoodschap, tot verdeediging van den Christlyken Godsdienst, tegen deszelfs hedendaaagsche Bestryders, in den Haag opgerigt, en met Octroy beschonken, III. | 230 |
Geschiedschyver, wanneer hy gezegd mag worden onpartydig te weezen, III. | 397 |
Geschiedschyver, (Vereischten in een) IV. 409; of hy Redenvoeringen in zyne Schriften mag invlegten. | 413 |
Gevoeligheid, (Onderscheid tusschen de waare nuttige, en de valsche schadelyke) IV. | 514 |
God, (Vriendschap met) hoe aan te kweeken, IV. | 275 |
Godgeleerdheid, (Vrye gedagten over de uitvoerige en ingewikkelde zamenstellen van) III. | 381 |
Godsdienst, hoe dezelve op ons Hart moet werken, III. | 478 |
[deel 1, pagina 625]
Godsdienst, hoe voordeelig met de Wysbegeerte vereenigd, III. | 534 |
Godsdienst, hoe wyd van Geestdryvery verschilt, III. | 565 |
Godsdienst, hoe de bron van Geluk, III. | 621 |
Godsdienst, niet alleen uit Vrees, en ook niet alleen uit Liefde, herkomstig, IV. | 334 |
Godsdienst, en Godgeleerdheid, hoe van elkander te onderscheiden, IV. | 399 |
Godsvrugt, voordeelen van dezelve, IV. | 47 |
Goudvink, Naamen deezes Vogels, IV. 539; onderscheid tusschen de Mannetjes en Wyfjes, ald. waar zy huisvesten, 540; van de Goudvinken hier te lande, ald. wildzang, 541; kunstzang en spreeken, ald. verknogtheid aan Menschen, 542; Voortteeling en Leevenswyze, 543; paaren, doch bezwaarlyk met Kanarievogels. | 544 |
Graaven, hoe derzelver Magt in deeze Gewesten aanwies, III. 441; hoe zy met de Wetten handelden. | 442 |
's Gravenhage, Oorsprong van het Regeerings-Collegie aldaar, de Socïeteit van 's Hage geheeten, IV. 595; bestaat uit vier Collegien, 597; verrigtingen. | ald. |
Griekenland, hoe 't zelve zyne Vryheid bekwam, IV. 196; vergelyking van Griekenland vóór en naa den tyd van alexander de groote, 200; onderwyst de Overwinnaars. | 332 |
Grute of Gruite, wat dit woord betekent, als mede wat het onderscheid is tusschen Grutenbier en Hoppenbier, III. | 210 |
Grysaart (Lessen van een) aan een Jongeling, IV. | 7 |
H. | |
Haarlem, hoe welgelegen om Schilders aan te kweeken, III. | 599 |
Hairvlegt van een Singalees, naar de Plica Polonica gelykende, III. | 19 |
Handel. XXI. 38. hoe met het verhaal van josephus overeen te brengen, III. | 111 |
Hebr. III. 1. in welken zin christus daar Apostel genoemd wordt. III. | 561 |
Heerendiensten, wat dit woord betekent, III. | 207 |
Heereveen, beschryving van dit Vlek in Friesland, III. | 258 |
Heiligen (De verkeerde wyze, op welken veele Roomschen de) aanroepen, bestraft, IV. | 175 |
Hendrik (Over het oogmerk der Reize van Prins) na Petersburg, in 't Jaar 1770, IV. | 555 |
Herssenen, derzelver gesteltenis en verband met de Zenuwen, IV. | 98 |
Hertogenbosch, berigt van de St. Jans-Kerk aldaar, IV. | 502 |
Homerus, vindingrykheid en verscheidenheid van deezen Dichter in 't beschryven van Veldslagen, III. 531; hoe een meester in het schilderagtige, 532; hoe treffend in het weezenlyk schoon. | 533 |
Horst (De) by Texel verleent eenigen tyd eene veilige Legplaats aan de Koopvaardyschepen, IV. 589; hoe verwaarloosd. | 591 |
J. en I. | |
Jacob, misverstand van diens beschryving des Menschlyken Leevens, IV. | 311 |
[deel 1, pagina 626]
Jaddua (Wien men door) Nehem. XII. 11 en 22. te verstaan hebbe, III. | 5 |
Jchneumons of Sluipwespen, hoe zy hunne Eitjes leggen in de Lichaamen der Rupsen, III. 484; hoe de Rupsen van dit anders doodlyk ongemak te bevryden. | ald. |
Jesaia XI. 2; anders geleezen, IV. | 529 |
Jesaia LX slaat op de herstelling van Judas Kerk- en Burgerstaat, naa de verlossing uit de Babylonische Gevangenis, III. | 430 |
Jesuiten, (Inrigting van de Orde der) III. 434; uitbreiding, 435; rede van derzelver Vernietiging. | ald. |
Jesus (Wat men uit de algemeene en byzondere Beschouwing van) Leeven te leeren hebbe, IV. | 50 |
2 Joannes 10 en 11; verklaard, III. | 469 |
2 Joannes 10 en 11; waarom hy in zyn Euangelie van geen Bezetenen gewaagt, IV. | 485 |
Joannes, Oogmerk en Aart van zyn Euangelie, IV. | 567 |
Joannes, I. 1-18; wat hy daar door Logos verstaat, IV. | 570 |
Jobs Boek, een zedelyk leerzaame Fabel, III. 517; bedoelde Leering in 't zelve, 518; oudheid van dit Boek en wie de Schryver zy, ald. 't beloop van den Redentwist tusschen hem en zyne Vrienden. | 519 |
Jobs Boek, XXII. 24; toegelicht, IV. | 529 |
Jobs Boek, XXXVIII. 12; opgehelderd, IV. | 479 |
Jona I. 17. vergeleeken met II. 10; en opgehelderd, IV. 169; welk een Visch hem inslokte, ald. 't gevoelen, dat hy dood door den Visch is ingeslokt, beweerd, 170; de Gode betaamelykheid van dit Wonderwerk verdeedigd. | 172 |
Joseph, waarom hy niet terstond zyne geschiedenis aan potiphar verhaald hebbe, IV. | 308 |
Josephus, Kenschets van dien Geschiedboeker, III. 109; welk voordeel hy trok van eene Voorspelling uit vleizugt, op vespasianus toegepast, 240; van hoe veel aanbelangs die Geschiedschryver is voor de Christenen, 389; of josephus en egesippus voor denzelfden te houden zyn. | ald. |
Israeliten, Aanmerkingen over hunne begeerte om een Koning te hebben, IV. | 523 |
K. | |
Kinderen, (Broeders en Zusters) derzelver Erven by Hoofden of Staaken onderzogt, III. | 444 |
Klerk (Reinier de wordt, gering van afkomst, Landvoogd op Batavia, III. 65; verrigtingen, geduurende zyne korte Landvoogdye, 66; treffende blyk zyner Edelmoedigheid, 67. | 68 |
Kompassen, (Scheeps-) door een Onweer bedorven, III. | 439 |
1 Kon. IV. 26. met 2 chron. IX. 25; vergeleeken en de Strydigheid opgehelderd, III. | 609 |
Koopman, (Regelen voor een jong) IV. | 383 |
Kus (Over het onderscheid tusschen) en Zoen, IV. | 375 |
Kwaad in de wereld onafscheidelyk van Goed, en hoe 't zelve het goede voortbrengt, IV. | 243 |
L. | |
Leengoed, ophelderingen, wegens de Erfopvolging van 't zelve, III. | 21 |
[deel 1, pagina 627]
Leerstellingen van het Euangelie, in welk een verband zy staan met onze Gelukzaligheid, III. 331; welke Leerstellingen men daar van ten onregte heeft uitgemonsterd, 332. | 333 |
Leevensbalzem, Ydelheid van dezelve te zoeken, III. | 493 |
Lentezang, IV. | 120 |
Logos, wat dit woord by den Euangelist joannes betekent, IV. | 570 |
Londen, aanhoudende vergrootingen dier Stad, III. 592; woeligheid, ald. rykheid der Winkelen aldaar. | ald. |
Lukas XVI. 1-13; toegelicht, IV. | 438 |
Lukas XXI. 28-32; opgehelderd, IV. | 91 |
M. | |
Maatschappy (Haarlemsche) der Weetenschappen, berigt van derzelver Oprigting, III. | 347 |
Maccabeen, (Het Iste Boek der) enkel als een Geschiedboek beschouwd, zeer belangryk, III. | 94 |
Maccabeen, VI, 37 opgehelderd, 97, 98; oorsprong der benaaming van Maccabeus. | 99 |
Madagascar, grootte van dat Eiland, III. 82; gezag des Konings, 83; gebrekkige gesteldheid der Rechtbank, ald. drie verschillende Godsdienstige Aanhangen onder hun, 84; Godsdienst - plegtigheden, 85; behandeling der Kranken, ald. Lykplegtigheden, 86; Huwelyken en Leevenswyze. | ald. |
Marcus IX. 49. 50; toegelicht, IV. | 265 |
Martialis, gebreken deezes Dichters, of men veel, aan hem te missen, zou verlooren hebben, III. | 489 |
Mattheus VI. 10; uitgebreide zin dier Bede, III. | 474 |
Mattheus XII. 5; de uitspraak van christus aldaar verdedigd, III. | 425 |
Mattheus XVI. 17-19; opgehelderd, IV. 262. | 264 |
Mattheus XVIII. 15-20; verklaard, IV. 263. | 265 |
Mattheus XXII. 31. 32; kragt van dit bewys door Jesus daar aangevoerd, III. | 183 |
Meer- of Zeerach, eene soort van Duikerganzen, hoe zy den Visch vangen, IV. 157; groote Vraatagtigheid, 158; hoe men zich van dezelve ter Vischvangst bedient. | 159 |
Menzikoff, zyn laage afkomst, III. 496; wordt een gunsteling van Czaar peter, ald. hoe hy zich in diens gunst vestigde, 497; deelt in de gunst van catharina, 498; zyne ongenade, ballingschap en dood. | 499 |
Minerva, (Op welk een afstand de Vederbosch en Piek der) te Athene kon gezien worden, IV. | 234. |
Mol, (Groenglanzige) vertoont die schitterende kleuren alleen, wanneer dezelve in Liquor gedompeld is, III. | 341 |
Mozes redenen, die 'er voor pleiten dat hy de Schryver is der Bocken, die op zynen naam gaan, IV. 303; van waar hy de oudste stukken ontleend hebbe. | 305 |
Mythologie, hoe beoefenenswaardig, IV. 334. | 336 |
N. | |
Naamen, (Hoe de) welke wy draagen, naar de Betrekkingen, waar in wy staan, ons onze Verpligtingen moeten herinneren, III. | 263 |
[deel 1, pagina 628]
Nabal. Zie david. | |
Nagtegaal, (De) en de Kanarievogel, een Fabel, III. | 227 |
Nagtmerrie, wat dezelve is, en hoe ze werkt, III. | 503 |
Natuur, tot welke verheevene beschouwingen dezelve ons opleidt. III. | 247 |
Nederlanders, hun Character, wat de Winzugt aanbelangt, verdeedigd, III. 156; vergelyking van dat der tegenwoordigen, met dat der Ouden, | 157 |
Nehemia, kort verslag van diens verrigtingen, III. 1; van Wraakzugt en Eigenlof vrygesprooken, 3. | 4 |
Nehemia, I. 13; hoe te leezen, III. | 2 |
Nehemia, II. 29; verklaard, III. | 2 |
Nehemia, XII. 11; vergeleeken met vs. 22; opgehelderd, III. | 5 |
Nicea, (Bedenkingen over het Leerbegrip der Kerkvergadering van) over den Persoon van christus, III. | 525 |
O. | |
Olyphanten, hoe veel Man zy op den rug kunnen draagen, III. 97. | 98 |
Onderzoek, (Vryheid van) in den Godsdienst, hoe eigenaartig aan den Christlyken eigen, en hoe het hier mede geloopen zy, IV. | 442 |
Onweder, (Ode aan god, by een) III. | 598 |
Onzydigheid, (Gewapende) wat 'er aanleiding toe gaf, III. 116; met welk een oog door Engeland aangezien, 117; hoe in Frankryk, 118; hoe onderscheiden in ons Vaderland, 119; langzaame toetreeding tot dezelve. | 120 |
Onzydigheid, (Gewapende) welk een Uitslag dit Verbond hadt, in Zweeden en Deenemarken, IV. 148; in Rusland, 150. | 152 |
Onzydigheid, (Frederik de II, is het eerste op het denkbeeld eener) gevallen, IV. | 557 |
Oordeelkunde, Critiek, waar in de weezenlyke bestaat, III. 506; op welke gronden dezelve steunt, 507; over de onderscheide Oordeelvellingen der Oordeelkunde, en het Oordeel des Gemeens. | 509 |
Oost - Indische Maatschappy, (Opgave van 't verschil der In- en Verkoop- Pryzen by de) IV. 546; groote kosten van het Onderhoud in de Indiën zelve, 547; voordeelen op de Retouren in eenige Jaaren. | 549 |
Openbaring XX. 4 tot XXI. 2, opgehelderd, III. | 12 |
Openbaaring, ('t Gezag der Rede omtrent de) III. 186; hoe men 't bewys voor de Godlykheid der Openbaaring hebbe in te rigten, om het geschil wegens 't gezag der Rede te ontwyken, 187. | 188 |
Openbaaring, (Over de aanneemelykheid eener) voor eenen Wysgeer, IV. | 225 |
Oranjewoud, beschryving van deeze Lustplaats, III. | 262 |
Ouden, aan de Hedendaagschen voorgetrokken; een geestig Dichtstukje, III. | 415 |
Overleveringen, aanmerkingen wegens derzelver gezag, III. | 57 |
Overyssel, (Wegens de Regten en Vryheden der kleine Steden in) III. | 209 |
P. | |
Paaschfeest, hoe 't zelve in de Grieksche Kerk gevierd wordt, IV. | 314 |
[deel 1, pagina 629]
Petersburg, over de Koude aldaar, III. 165; hoe men 'er zich tegen wapent, ald. Wintervermaaken op de Neva, groote Markt op 't Ys. | 169 |
Phariseër, (Een) over christus spreekende ingevoerd, III. | 138 |
Plaaten, kunnen in 't drukken, maar een bepaald getal goede afdrukken opleveren, III. 175; dit ten opzigte van gegraveerde, geëtste, en zwarte-kunstplaaten opgehelderd. | ald. |
Pligt, (Hoe zeer men het denkbeeld van) altoos leevendig moet houden, om van denzelven niet af te wyken, III. | 549 |
Porcelein-Fabrieken, hoe het zich met deeze in Holland heeft toegedraagen, IV. 450; derzelver tegenwoordige Toestand. | 452 |
Precy, (de) zie ramboillet. | |
Prediker XII. op verscheide plaatzen toegelicht en opgehelderd, IV. | 464 |
Prentkunst, (Welke regels een Liefhebber der) in het maaken eener Verzamelinge moet in 't oog houden, III. | 173 |
Privilegiën, welk een behoedzaamheid daar omtrent door Vorst en Onderzaaten moet worden in agt genomen, IV. | 288 |
Propheeten, (Van de Schoolen en Zoonen der) IV. 54; tot geen Staatkundige oogmerken ingerigt. | 56 |
Protestanten, byzonderheden van derzelver behandeling in Frankryk, III. | 299 |
Pruissen, (Of de Geest der Regeering in) willekeurig is, onderzogt, IV. | 556 |
Psalm CXLVII. 7; wat daar by beurten zingen betekent, IV, | 530 |
Psalmen, (Trap of Opklimmings-) Aanmerkingen daar over, III. | 326 |
Psalmen, CXX. By welk eene gelegenheid waarschynlyk gedicht, III. 327; dit zelfde wegens den CXXI. | 328 |
Psalmen, XVIII. 30; opgehelderd; IV. | 529 |
Psalmen, XXXV. 15; toegelicht, IV. | 530 |
Q. | |
Quesne, (du) een Fransch Admiraal ten onregte de Overwinnaar van de ruiter geheeten, III. | 305 |
R. | |
Rambouillet, (de) zyne verschyning aan de precy, verhaald en opgehelderd, IV. | 202 |
Rede, (Stellingen tot ontvouwing van 't geen tot de voorwerplyke) behoort, IV. | 487 |
Redoute, (De) eene Vertelling, III. | 228 |
Richters onder Israël, welk eene waardigheid zy bekleedden, IV. 2; wat de Spreekwyze, god deedt Richters opstaan, betekent, 3; over het Zedelyk Character der Richteren. | 5 |
Rietvink, (Kleine) een Rusp van dien naam, beschreeven, III. | 112 |
Rottekruid, (Over den Aart van het) en deszelfs werking op zommige Middelzouten, IV | 494 |
Ruiter, (de) is geen Overwonneling van den Franschen Admiraal du quesne geweest, III. | 305 |
Rusland, (Beschryving van den Adel in) III. 23; hun doorgaande Leevenswyze, 29; Kostbaarheden by dezelve gemeen. | 31 |
[deel 1, pagina 630]
Russen, redengeeving van hunne gehardheid tegen de Koude, III. | 166 |
Ruth, haar gedrag ten opzigte van boas gebillykt, IV. | 392 |
Rym, (Het) in de Nederduitsche verzen verdeedigd, IV. 427; of de Noordsche Volken altoos in Rym geschreeven hebben. | 431 |
S. | |
Salomo (De Berigten wegens de Paarden-Stoeteryen van) met elkander vergeleeken, en met deut. XVII. 16. vereffend, III. | 609 |
1 Sam. VIII. opgehelderd, IV. | 523 |
1 Sam. XII. 22; verklaard, IV. | 525 |
1 Sam. XXI. 1-9; - - III. | 421 |
Savoyen, (Lot der Landlieden in) IV. 69; zwaare Heerendiensten, welke zy aldaar moeten volbrengen. | 70 |
Schepen (Afleiders op de) aangepreezen, als mede het laaten afhangen van natgemaakte touwen, III. | 438 |
Sentimenteel, betekenis van dat woord, III. 78; bepaalingen, in welke gevallen het Sentimenteele valsch en gevaarlyk is. | 80 |
Sexe (De Schoone) tot leeslust aangespoord, III. | 158 |
Shakespear, waarom hy, niettegenstaande zyne gebreken, behaagt, III. | 510 |
Slaaf, (De Bevryde) Dichtstukje, IV. | 251 |
Slaapwandelaars, waar uit dit hun bedryf ontstaat, IV. 424; in hoe verre zy verantwoordelyk zyn voor hunne Daaden, 425 hoe te geneezen. | 426 |
Slaaven, schoon dezelve te houden strydt met de Menschlykheid en den Christlyken Godsdienst, kunnen op de Plantagien niet gemist worden, III. 72; hoe hun lot draaglyk te maaken, 73; aart der Negerslaaven, 74; ongeschikt om Christenen te worden, 293; vryheid aan dezelve te geeven, ongeschikt voor de Volkplantingen. | 296 |
Sluipwespen, zie Ichneumons. | |
Sparta, hoe door weelde bedorven, III. | 624 |
Spook (Wat men in 't algemeen door) verstaat, III. 219; optelling van onderscheide soorten van Spooken, 220; de mogelykheid erkend; doch de weezenlykheid niet toegestaan, 221; de bewyzen uit de Heilige Schrift daar voor nagegaan, ald. aanmerking op 't bewys, uit de Rede ontleend, 222; regels, welke men in agt te neemen hebbe, als men zich, in dit geval, op de ondervinding beroept, ald. aanmerkingen over het Spookverschynzel aan drusus. | 223 |
Staatkunde, waare en valsche geschetst, III. 88; hoe verkeerd aan de gewoone Regelen van Regtvaardigheid onttrokken, IV. | 562 |
Sterrekunde, welke voordeelen men daar aan hebbe dank te weeten, III. | 339 |
Stokholm, welk eene vertooning die Zweedsche Hoofdstad maakt, III. | 314 |
Suriname, (Berigt van de Jaarfaisoenen in) III. 149; van de Winden, 151; van de zwaare Regens, 152; Aardbeevingen. | ald. |
Suriname, gesteldheid in de Jaaren |
[deel 1, pagina 631]
MDCLXXX en LXXXIX. III. | 461 |
Swedenborg, (Van) zonderlinge wyze op welke hy het geschil tusschen aristoteles, descartes en leibnitz, in de wereld der Geesten zag beslissen, III, 616; hoe hy de Maagd maria zag, 617; verslag van zyn Aanhang, in Engeland Theosophiten, in Frankryk Martiniten geheeten. | 618 |
T. | |
Taal, (Hollandsche) den oorsprong niet verschuldigd aan de Moesogothische en Angelsaxische, III. | 213 |
Testament, (N.) Eenvoudige Uitlegregels aangepreezen, III. | 182 |
Tott, Byzonderheden dien Schryver en zyne Gedenkschriften betreffende, III. | 127 |
Toveresse van Endor, onderscheide gevoelens der Geleerden daar over, III. | 232 |
Trenck, (Kort verslag van 't Leeven des Vryheers van der) tot zyne gevangenis te Maagdenburg, III. 546; verder verslag, IV. | 29 |
Troostgronden, by treffende Sterfgevallen, IV. | 446 |
Turken, eene soort van Maskerade by hun in gebruik, als de Standaart van mahometh uit het Serail gebragt wordt, III. 539; hoedanig die Standaard is, en bygeloovigheden daaromtrent, ald. hoe de Manschap opgeroepen wordt, om 'er zich onder te begeeven, 540; ongeregeldheden deezer geworvene Troepen. | 541 |
Turken, hunne verregaande onkunde in de Aardryksbeschryving en Zeezaaken, 542; hoe door de Russen in de haven van Tchesme verrast, 543; slegtheid van hunne Krygstugt, en van den staat des Geschuts, | 544 |
V. | |
Verborgenheden in den Godsdienst, wat men van dezelve te stellen hebbe, IV. | 360 |
Verdeeldheid, waar uit dezelve in de Maatschappyen ontstaat, en welke onheilen ze berokkent, III. 142; hoe dezelve werkt onder de Hoofden, 143; hoe onder de Leden. | 144 |
Vermaaken, (Over de geoorlofdheid der aardsche en gezellige) IV. | 353 |
Vernuft (Waar aan waar en valsch) te onderkennen, III. 214; Genie, waarin van Vernuft te onderscheiden. | 216 |
Vlinder (Roode en Gryze) beschreeven, III. | 113 |
Vlinders (Aanmerkingen over het onderscheiden uitkomen der) III. 113; van waar het komt dat veele Vlinders onvrugtbaare Eitjes leggen. | 114 |
Vloed en Ebbe, Aanmerkingen daar over, IV. | 100 |
Voltaire, (Spraakwending van young tot) IV. | 153 |
Voorbeeld (Regels voor zodanige Christenen in agt te neemen, die anderen een) geeven zullen, IV. | 571 |
Voorzeggingen (Eerste en hoofdoogmerk der) aan het Israëlitische Volk, III. 428; wyze, op welke de Propheeten de Voorspellingen voordroegen, 429; veele zyn voorwaardelyk, ald. moeten niet ligtvaardig op de Dagen des N. Testaments t'huis gebragt worden. | 430 |
Vos, (Roodbruine) waar dezelve gevonden wordt, IV. | 319 |
[deel 1, pagina 632]
Vrouwen, (Over de Hartstochten der zwangere) en derzelver Grilligheden als Belustheid, enz. III. | 352 |
Vrouwen, (Leefregel voor Zoogende) III. | 356 |
Vrydag, (Goede of Stille) hoe door de eerste Christenen gevierd, III. 571; hoe nog by de Lutherschen in de Nederlanden gevierd, 572; hoe te Hamburg, en bepaalingen daar, ten opzigte van de Jooden, 573; hoe in de Grieksche Kerk, ald. hoe in de Roomsche. | 574. |
W. | |
Werschap, Warschap en Waerdschap, of Warschip, betekenis van dat woord, IV. | 211 |
Wileem de V. Eén Kwartier in Friesland wil diens Meerderjaarigheid één Jaar vervroegen, IV. 592; hoe dit voorstel werd opgenomen, 594; weder ingetrokken. | 595 |
Wysbegeerte, hoe heilzaam met den Godsdienst vereenigd, III. | 534 |
Wyzen, (Steen der) welk eene dwaasheid denzelven te zoeken, III. | 493 |
Y. | |
Ys (Over het) in de Zuidzee, IV. | 19. 21 |
Z. | |
Zelfmoord heeft niets heldhaftigs in zich, IV. | 60 |
Zenuwen, derzelver gesteltenis en verband met de Herssenen, IV. | 98 |
Zevenwolden, welk een Kwartier van Friesland, III. 256; welke Grietenyen 'er in leggen. | ald. |
Zoen, zie Kus. | |
Zoending, wat, IV. | 376 |
Zuidland (Vast) wordt 'er niet gevonden, IV. | 18 |
Zuidzee (Hoe de Eilanden in de) bevolkt zyn, IV. | 551 |
Zuikerriet, hoe men in de Berbice 'er mede te werk gaat, III. | 460 |
Zweeden, (De tegenwoordige Koning van) schoon groote voorregten bezittende, een bepaald Monarch, III. | 309 |
Zweeden, (Kleeding ten Hove, en elders in) III. 312; Etiquette daar ten Hove zeer stipt in agt genomen. | 313 |
DRUKFEIL.
In de lett. bl. 602, | staat jan sebille roos. |
lees cornelis sebille roos. |
[deel 2, pagina I]
MENGELWERK.
[deel 2, pagina III]
NIEUWE
ALGEMEENE
VADERLANDSCHE
LETTER-OEFENINGEN,
waarin de
BOEKEN en SCHRIFTEN,
die dagelyks in ons vaderland en elders uitkomen, oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden.
BENEVENS
MENGELWERK,
tot Fraaije Letteren, Konsten en Weetenschappen, betrekkelyk.
Vierde Deels, Tweede Stuk.
Met Plaaten.
Te AMSTERDAM,
By A. van der KROE,
en
By J. YNTEMA.
MDCCLXXXIX.
[deel 2, pagina V]
INHOUD
VAN HET
MENGELWERK,
Tot Fraaije Letteren, Konsten en Weetenschappen betrekkelyk, in het Vierde Deels, Tweede Stuk.
Proeve, over de Dankbaarheid. | bl. 1 |
Waarneeming eener uitgestrekte Scheenbeens - bederving. Door den Heer willem leurs. | 8 |
Natuurlyke Historie van den Watersnyder. Volgens den Heer de buffon. | 11 |
Bedenkingen over de terugkomst van de Comeet, die in het Jaar 1661 gezien is, en in het tegenwoordige, of het volgende Jaar, van zommige Sterrekundigen verwagt wordt. Door den Hoogl. j.f. hennert. | 14 |
Verslag van eene Reize na, en 't verblyf van eenige Da gen en Nagten op, het Alpische Gebergte. Door den Hoogl. de saussure. | 23 |
Bericht, wegens den Heer gaspard risbeck. Door M. le Prince, baris de galitzin. | 32 |
Vrouwlyke Dankbaarheid; of de Geschiedenis van Eliza Bentley. | 35 |
Naberigt. | 48 |
De Strekking der Geschiedkunde, om ons het oog te doen vesten op de Godlyke Voorzienigheid, met veele voorbeelden opgehelderd. Door Dr. priestley. | 49 |
Waarneeming, wegens het Krampstillend Vermogen van den Braakwortel Ipecacuanha. Door * * * M.D. | 57 |
Waarneeming van de ongemeene Hette en Koude in 't Jaar 1788, en de Maand January 1789. | 58 |
Proeven over het Vogt, uit den Dampkring opgeslurpt, door verscheide Zelfstandigheden. Door den Heer benjamin thompson. | 61 |
Bericht, wegens Licht van zich geevende Bloemen. Door den Heer haggren. | 65 |
[deel 2, pagina VI]
Eenige Byzonderheden, raakende den grooten haller. | 67 |
Onderzoek, wegens de Zedelyke Uitwerkzelen van het Treurspel. | 73 |
Het aanbelang van een beleefd Voorkomen. | 83 |
Opvoedings - lessen. | 86 |
De edelmoedige Wraakneeming. Een Italiaansche Vertelling. | 87 |
Wysgeerige Beschouwingen van de Taal en den Styl. Door den Heer regis rey de cazillac. | 93 |
Waarneeming, wegens de heilzaame uitwerking van het Sal Absinthii, met de Gentiana, in eene langduurige Verstopping van den Onderbuik. Door * * * M.D. | 99 |
Natuurlyke Historie van de Noddi. Volgens den Heer de buffon. | 100 |
Aanmerkingen over de nutheid van het invoeren van vreemde Planten. Door den Heer durande. | 102 |
Aanmerkingen over de Beschryving van den Vergifboom, in het Maleitsch genoemd Pohoon Upas, die, volgens het verhaal van n.p. foersch, op het Eiland Java zou te vinden zyn. Medegedeeld door den Heer lambertus nolst. M.D. | 104 |
Aanmerkingen over het Character en de Werkzaamheden der Inwoonderen van Opper - Silesie, als mede over de ligging van dat Gewest. Door den Heer c.f.e. hammard. | 109 |
Eenige Charactertrekken van Cicero, als Staatsman en Redenaar beschouwd. Door den Heer j. white. | 117 |
't Leeven van den beroemden Italiaanschen Dichter Ariosto. | 121 |
Bedenkingen over de Spaarzaamheid. | 136 |
Voorjaarszang. Door den Heer l. stoppendaal. P.Z. | 139 |
Bespiegelingen over de Lente. | 141 |
Waarneeming, wegens de nuttigheid van het Droppelbad, in eene Stomheid en Doofheid. | 148 |
Natuurlyke Historie der Kluiten. Volgens den Heer de buffon. | 149 |
Aanmerkingen over de Beschryving van den Vergifboom, in 't Maleits genoemd Pohoon Upas, enz. (Vervolg en stot van bl. 109.) | 153 |
[deel 2, pagina VII]
Waarneemingen op den Hyacynth. Door den Marquis de gouffier. | 159 |
Een middel, om in de Boomgaarden het bederf der Bloezems te voorkomen. | 165 |
Middel, om de Insecten op de Vrugtboomen te dooden. | 166 |
Kenschetzende trekken van den Graaf de buffon. Ontleend uit de Eloge van den Marquis de condorcet. | 167 |
Proeve over de Vrees van Zonderling te schynen. Door den Heer v. knox. | 177 |
De mislukte Omkooping. | 181 |
Zedelyke Bedenkingen. | 182 |
Wysgeerige Beschouwingen van de Taal en den Styl. Door den Heer regis rey de cazillac. (Vervolg van bl. 98.) | 185 |
Waarneeming, wegens het nut van den Spiritus Salis Ammoniaci Causticus, uitwendig aangebragt, in eene incontinentia Urinae. Door * * * M.D. | 191 |
Natuurlyke Historie van den Flamingo of de Phenicopterus. Volgens den Heer de buffon. | 192 |
Brief over de Voortbrenging van den Borax. Door den Heer willam blaze, Esq. | 198 |
Natuurkundige Proeve, over de Circulatie der Vochten in Bol- en Boomgewassen. Door den Heer pieter van aken, A.L.M. Ph. Dr. | 201 |
Eenige Narigten van den nog voortgezet wordende Reis rondsom de Wereld, onder het Bevelhebberschap der Heeren de la peyrouse en de langle, met de Fregatten la Boussole en l'Astrolabe. | 207 |
Kort Verhaal der Lotgevallen en zonderlinge Reize van hippolyt stepanoff, uit deszelfs Ballingschap in Kamtschatka na Macao, en van daar na Batavia; getrokken uit een omstandig berigt van hem zelven eigenhandig in de Russische taal opgesteld, en naar het origineel vertolkt. Medegedeeld door den Eerw. j.c. metzlar. | 210 |
Berigt wegens den Dichter Salomon Gessner, en zyne Werken. Door den Heer de mayer. | 215 |
De Amptverkryging. Eene Fransche Anecdote. | 228 |
Wysgeerige Beschouwingen van de Taal en den Styl. |
[deel 2, pagina VIII]
Door den Heer regis rey de cazillac. (Vervolg en Slot van bl. 191.) | 229 |
Waarneeming, wegens eene Chorea Sant Viti, door het gebruik van de Camphora geneezen. Door den Heer j. wilson. M.D. | 235 |
Natuurlyke Historie van den Flamingo of de Phenicopterus. Volgens den Heer de buffon. (Vervolg en slot van bl. 197.) | 237 |
Eenige Byzonderheden, tot de Natuurlyke Historie van den Olyphant behoorende. | 244 |
Aanmerkingen over den invloed der Stortregens, by Donderbuyen, op den groei der Planten. Door den Heer ingenhousz. | 246 |
Weetenswaardige en keurige narigten van de Circassiers, een der zeven Volken, die de Landen tusschen den Zwarte en de Caspische Zee, bewoonen. | 250 |
Het verheeven Character van leopold, den tegenwoordigen Groot Hertog van Toscane; met een berigt van de Burgerlyke Inrigtingen, in dat Hertogdom. Door den Heer dupaty. | 256 |
Over de Schoonheid en Kleeding der Dames te Rome, heden ten dage. Door den Heer dupaty. | 264 |
Voorbeeldlyke Braafheid onder de Wilden aangetroffen. | 267 |
De Patriottische Chineesche Keizer yao. Een Chineesche Anecdote. | 268 |
Inhoud der Verhandelinge van den Heer j.a. de luc, ingeleverd ter beantwoordinge van de Vraage, door de Hollandsche Maatschappy te Haarlem voorgesteld. ‘Wat moet men denken van de Trapswyze Opklimminge, welke veele, zo oude als hedendaagsche, Wysgeeren, hebben gesteld plaats te hebben, tusschen de Natuurlyke Weezens, en tot welk eene zekerheid kunnen wy geraaken, omtrent het daadlyke bestaan van die Opklimminge, en van de Orde welke de Natuur daar in volgt?’ | 269 |
Waarneeming wegens het nuttig gebruik van de Flores Sal. Amoniac. Martiales, in de Chlorosis. Door * * * M.D. | 277 |
Dr. herschell's, berigt der Ontdekkinge van twee Satelliten, wentelende rondsom de Planeet Uranus. | 277 |
[deel 2, pagina IX]
Waarneemingen over het kweeken, en 't veelvuldig huislyk gebruik der Dadelboomen. Door den Heer des fontaines. | 281 |
Geschied- en Aardrykskundige Aanmerkingen, op het verhaal van Plinius, wegens den Oorsprong en de Oudheid der Indiaanen, en de Aardryksbeschryving hunner Landen; met naspeuringen over de voornaamste Omwentelingen in Indie, door den Heer de guignes; voorgeleezen in eene der Openbaare Zittingen van de Academie des Inscriptions et Belles Lettres. | 285 |
Brief van een Reiziger door Rusland, behelzende een verslag van den toestand der Kunsten en Weetenschappen, en van de Kabinetten te Petersburg. | 295 |
Over de Publique Uitgaven en Schulden der Engelsche Natie. Door den Heer g.f.a. wendeborn. Prediker te Londen. | 302 |
Verkeerings Regels. | 316 |
De Mensch in zyne waare Grootheid beschouwd. | 319 |
Waarneeming, wegens het nut van de Ipecacuanha met Opium, in een lang duurige Maagkramp. Door *** M.D. | 324 |
Natuurlyke Historie van de Zwaan. Volgens den Heer de buffon. | 324 |
Berigt van de Banken van Newfoundland, en van de Visschery op dezelve. Door den Heer anburey. | 332 |
Brief van een Reiziger door Rusland. (Vervolg en Slot van bl. 302.) | 335 |
Uittrekzels uit het Edict des Groot-Hertogs van Toscane, tot hervorming van de Lyfstraflyke Wetten, in de Landen zyner Heerschappye. | 344 |
Over de Publique Uitgaven en Schulden der Engelsche Natie. (Vervolg en Slot van bl. 316.) | 351 |
Bedenkingen over het vroegtydig Trouwen. Door Dr. b. franklin. | 361 |
Een Droom. | 363 |
Zedelyke Bedenkingen. | 365 |
Uitlegregels, in de verklaaring van salomo's Spreukenboek, noodig in 't oog te houden. Door den Heer thomas hunt. D.D.F.R.S. en A.S.S. | 367 |
Nader Berigt, raakende de Roode Myrhe, als een Hulp- |
[deel 2, pagina X]
middel voor de Hondsdolligheid. Een Uittrekzel van een Brief over dit Onderwerp. | 373 |
Natuurlyke Historie van de Zwaan. Volgens den Heer de buffon. (Vervolg en Slot van bl. 331). | 376 |
Uittrekzel eener Verhandelinge over den Oorsprong en de formeering der Champignons of Paddestoelen. Door den Heer medicus; met Aantekeningen van den Heer de reynier. | 381 |
Uittrekzel eenes Briefs van den Heer britzing (lees titsingh) aan den Heer de guignes; gedagtekend Hougli in Bengale; betreffende eenige byzonderheden van de Chineesen en Japanneren. | 390 |
Leevensschets van den Dichter Salomon Gessner. | 395 |
Bespiegelingen over de Onbestendigheid van het Menschelyke Leeven, en het Afschuwelyke der Oorlogswoede. | 406 |
Eduard en Maria. Een Aandoenlyke en Leerzaame Geschiedenis. | 412 |
Naberigt. | 414 |
Ontledende Beschouwing van de Hartstochten der Menschen. Door den Eerw. thomas balguy, D.D. | 415 |
Waarneeming wegens het nut der Assa Foetida in de Trommelzugt (Tympanites). Door * * * M.D. | 424 |
Natuurkundige Proeve over de Circulatie der Vogten in de Plantgewassen. Door den Heer p. van aken A.L.M. Phil. Dr. | 425 |
Verslag van de Academien by de Turken. Door den Abt giambista toderini. | 431 |
Uittrekzel van eene Reis rondsom de Wereld in de Jaaren MDCCLXXXV, MDCCLXXXVI, MDCCLXXXVII en MDCCLXXXVIII, gedaan door de Capiteins portlock en dixon. | 436 |
Een Voorbeeld van de Welspreekenheid der Indiaanen; nevens eenige aanmerkingen over hun verstandlyk vermogen. | 444. |
Een Fragment. Een Les voor de Vaders. | 447 |
Zedelyke Bedenkingen. | 451 |
Bedenkingen over die soort van Wysheid, welke bestaat in Inschiklykheid en Welduiding, zonder eenig ander inzigt dan Eigenbaat. Door den Heer v. knox, M.A. | 455 |
[deel 2, pagina XI]
Waarneemingen van Geneezingen met de Kwik in byzonder kenmerkende Ziekten. Door den Heer w. leurs. | 461 |
Natuurlyke Historie van de Gans. Volgens den Heer de buffon. | 467 |
Waarneemingen, over het behoeden der Boomen voor de deerlyke Uitwerkzelen der Vorst. Door den Heer p. gio battista de st. martin. | 475 |
Aanmerkingen over de Winden en derzelver Uitwerkingen in den Dampkring. | 477 |
Nader Berigt, wegens een Brief van den Heer britzing (lees titsingh) aan den Heer de guignes, betreftende eenige byzonderheden van de Chineesen en Japanneren. Door den Heer jan titsing. | 488 |
Bedenkingen van den Heer samuel johnson, L.L.D. over de geringe vorderingen in kennis, welke de Menschen, naa het bereiken van zekeren Ouderdom, maaken. | 493 |
Gedagten over het haatlyke der onregtmaatige Behandelingen van den Evenmensch. | 495 |
Gedagten by den Morgenstond in den Zomer. Door den Eerw. Heer d. van der schaaf. V.D.M. | 500 |
Ophelderende Aanmerkingen over het Regterampt by de Israëliten. Door den Heer charles chais. | 503 |
Waarneeming eener geheele ontaarting der Vesica Urinaria. Door den Heer f. rubisch. | 514 |
Natuurlyke Historie van de Gans. Volgens den Heer de buffon. (Vervolg en Slot van bl. 475.) | 517 |
Brief van den Heer prevost dacier, over de Yzeren Brug van Coalbrookdale. | 528 |
Verslag van de Boekeryen te Constantinopole. Door den Heer giambista toderini. | 532 |
Berigt, wegens 't Land en de Zeden der Kaffers, een wild Volk in Africa. Door den Heer w. paterson. | 536 |
Gierigheid en Eerzugt. Door frederik den II, Koning van Pruissen. | 541 |
De verkeerd begreepene Edelmoedigheid. | 544 |
Kenschets van een wys en gelukkig Man. | 548 |
De verworven Letterroem van Fontenelle. | 550 |
[deel 2, pagina XII]
De Bespiegelende Wysgeer, ons Zonnestelzel beschouwende. | 551 |
Twee Waarneemingen van het nuttig gebruik van den Radix Ipecacuanha, in kleine Giften. Door den Heer j. heller, M. & C.D. | 559 |
Zonderlinge Uitwerking van een sterken Electriquen Schok, gaande door het Menschelyk Lichaam. Door den Heer j. ingenhousz. | 562 |
Regels tot behoudenis des Gezigts, en wegens het gebruik der Brillen en Vergrootglazen. Door den Heer george adams. | 568 |
Berigt, wegens den beroemden Konstoefenaar, den Heer Chretein Guillaume Ernest Dietricy, vermaard Hofschilder te Dresden. Door den Heer c. ploos van amstel, J. Corn. | 574 |
Weetenswaardige en keurige Naarigten van Georgia en de Georgiers, een der Zeven Volken, die de Landen tusschen de Zwarte en de Caspische Zee bewoonen. | 579 |
Albertina. Een Vertelzel. | 586 |
Zedelyke Bedenkingen. | 597 |
Proeve over de Kragt van Zedelyk Onderwys. Door den Heer v. knox. | 599 |
Egt berigt, wegens de Roode Muur en de bereidinge daar van, tot een Hulpmiddel voor de Hondsdolligheid, nevens de wyze hoe 't zelve voor Menschen en Beesten te gebruiken. Door den Heer g.l.g. van fridagh. | 604 |
Natuurlyke Historie van de Rotgans en de Ringelgans. Volgens den Heer de buffon. | 607 |
Kort begrip eener Verhandelinge, over de vorming van het Hoofd der Caraïben, en eenige vreemde gebruiken aan de Wilde Volken toegeschreeven. Door den Heer arthaud. | 615 |
Beschryving van de Koper-Myn, te Fahlun in Zweeden. | 622 |
Beantwoording der Vraage: Strekt het niet ten voordeele der Gezondheid zich, by tusschenpoozing, aan de Koude bloot te stellen. | 626 |
Verslag van het Leeven en de Schriften van wylen den Heer john whitehurst, F.R.S. | 628 |
Aanmerkingen over de Zeden en Gewoonten der Inwoonderen van Napels. Door den Heer dupaty. | 636 |
Zedelyke Bedenkingen. | 641 |
Regels tot Behoudenis des Gezigts, en wegens het gebruik van Brillen en Vergrootglazen. (Verv. en Slot van bl. 574.) | 643 |
[deel 2, pagina 649]
BLADWYZER
DER
VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN,
In de Tweede Stukken des IIIden en IVden Deels.
(III en IV dienen ter aanduiding van het IIIde en IVde Deel.)
A. | |
Aanmerkingen, (Zedelyke) III. | 620 |
Aarde, dat dezelve veel duizend jaaren ouder is, dan de H. Schrift opgeeft, kan uit het langzaam vrugtbaar worden der Lavas niet beweezen worden, III. | 64 |
Aarde berigt van die Planeet, IV. 555; onze Aarde een Maan voor de Maan, IV. | 558 |
Aaron, (Charactertrekken van) III. 53; van eene andere Geestgesteltenis dan moses, en hem nydig. | ald. |
Addison (Vergelyking van) en voltaire op hun Sterfbedde, III. | 93 |
Addison Nut van zyne Zedeschriften, IV. | 601 |
Albertina, een Vertelzel, IV. | 586 |
Alpen, (Verslag van een Reis na en het verblyf van eenige dagen en nagten op de) IV. 23; gevaar der Reize, 24; plaats ter waarneeminge, 25; verschriklyk onweer op die hoogte, 27; een schoone nagt aldaar, 30; terugreize. | ald. |
America (Noord-) (Hoe men veel voordeels kan doen, met in het zeilen uit Europa na) den Stroom van de Golf van Bahama waar te neemen, III. | 184 |
America (Waarom de Wilden in) woester zyn dan de Bedouinen in Syrie, III. 189; zie ook Americaansche Indiaanen. | |
Amptverkryging, (Vreemde) IV. | 228 |
Anhinga, deeze Vogel schynt den overgang tot het kruipend gedierte uit te maaken, III. 474; Gestalte en Pluimadie, ald. waar hy voorkome. | 475 |
Anker (Hoe een) te vervaardigen waar van men zich in volle Zee, waar geen ankergrond is, kan bedienen, III. | 177 |
Ankertouwen (Hoe men door de Kluizen te veranderen het breeken der) zou kunnen voorkomen, III. | 128 |
Arabieren, wat hun tot een zwervend en herdersch Leeven aanzet, III. 68; aart hunner Woestynen, 69; zyn geen vreemdelingen omtrent den Eigendom. | 191 |
Ariosto, zyn afkomst, IV. 121; zyn Huwelyk, 122; Letteroefeningen, ald. geeft zich aan de Dichtkunst over, 123; Dichtwerken, 124; Staatsbediening, 125; ontwykt het Hofleeven, 126; wordt Landvoogd, 127; schryft Tooneelspelen, 128; begeeft zich tot een stil leeven, 130; zyne ziekte en dood, ald. zyn Cha- |
[deel 2, pagina 650]
racter, 131, 132; van zyne verliefdheden, 134; of hy getrouwd is geweest. | 135 |
Ascension (Het Eiland) gezogt en niet gevonden; het bestaat niet, men heeft het verward met het Eiland Trinité, III. | 228 |
Assa Foetida, nut in de Trommelzugt, Tympanites, IV. | 424 |
Augustus de I, Koning van Poolen, trek van diens Billykheid, III. | 546 |
B. | |
Baden, (Koude) derzelver nut in de zogenaamde Engelsche Ziekte, III. | 169 |
Bast der Boomen, voor eenigen hoognoodig, andere kunnen denzelven missen, IV. | 426 |
Baume, of de Grot des Demoiselles Saint Bauzile, by Ganges, in de Cevennes, beschreeven, III. 273. | 319 |
Bedenkingen, (Zedelyke) III. 47. 94. 142. 160. 204. 284. 416. 590. IV. 182. 365. 451. 641. | |
Bedouinen, (Arabische) een zwervend Volk in Syrie, III. 66; hoe verspreid een Volk, Naamsoorsprong, 67; zy beroemen zich de zuiverste Arabische Stammen te weezen, ald. hebben hunne oude Eenvoudigheid en Onafhangelykheid bewaard, 68; wat hun tot het zwervend en herderlyk leeven aanzet, ald. leeven niet overal op dezelfde wyze, 70; gestalte der geenen, die in 't diepst der Woestynen hun verblyf houden, 73; Lyfsgestalte deezes Volks. Schaarsche Leevenswyze, 134; verregaande Spysonthouding, 135; zyn in Stammen verdeeld, ald. van de Krygen, tusschen dezelve gevoerd, 136; Wraak, of wedervergelding en Bloedwreeker onder hun, ald. hoe hunne Kampen geschikt zyn, 137; Oorlogen met de Turken, ald. Regeeringsvorm by de Stammen, 138; aart van hun Staatsbestuur, 185; Opper - Shaiks, van welk een aanzien, 186; zyne leevenswyze, 187; Armoede der Bedouinen, ald. Kunsten en Koophandel, 188; Vertellingen, onder hun in zwang, ald. waarom zy dezelfde woestheid niet hebben, als de Wilden in America, 189; hoe vry zy over den Godsdienst en dien van mahometh denken. | 192. 193 |
Beleefdheid, van hoe veel aanbelangs, IV. | 83 |
Bentley, (De Geschiedenis van elize) of de Vrouwlyke Dankbaarheid, IV. | 35 |
Bevriezing der Ledemaaten, hoe deeze geschiedt, III. 55; kenmerken der Bevriezinge, 56; gevolgen, 57; voorbehoedingen, 58; hoe bevroozene Ledemaaten of Lichaamen moeten behandeld worden. | ald. |
Bevriezing, der Boomen, hoe te voorkomen, IV. | 475 |
Bevrugting by de Dieren, hoe dezelve toegaat, III. | 489 |
Bismuth-kalk (Magisterium Bismuthi) heeft een Krampstillend vermogen, III. 429, en eene heilzaame uitwerking in Stuiptrekkingen. | 473 |
Blaas (Veele Geleerden hebben in de) ongemakken gekreegen, III. | 390 |
Blaas (Waarneeming van eene geheele Ontaarting der) IV. | 514 |
Bladeren, derzelver maakzel, III. 393; welk een dienst zy aan den groei der Planten toebrengen. | 394 |
[deel 2, pagina 651]
Blixem, (Verslag van een opklimmenden) III. | 297 |
Bloedeeten, (Over de Ongeoorlofdheid van het) III. | 375 |
Bloemen, (Berigt wegens Licht van zich geevende) IV. | 65 |
Bloezems, hoe derzelver bederf te voorkomen, IV. | 165 |
Boekdrukkunst by de Turken, verslag deswegen, III. | 194 |
Boomen, hoe voor de Vorst te hoeden, IV. | 475 |
Borax, waar dezelve voorkomt, en hoe ze wordt voortgebragt, IV. | 198 |
Braakwynsteen, dienstig in de Kinkhoest, III. | 296 |
Brandmiddelen, nut in verscheide langduurige Ziekten, III. | 380 |
Brillen (Kentekens waar aan wy kunnen ontdekken, wanneer wy) moeten gebruiken, IV. 571; welke regels men te volgen hebbe in de keuze der Brillen, 572; zomtyds raadzaam twee Brillen, een by Dag en een by Avond, te gebruiken. 574 Gezigt bepaalende Brillen, 643; met gekleurde Glazen, 645; van de Leesglazen, 646; regels voor gepaste Brillen. | 648 |
Brug (Yzeren) te Coalbrookdale beschreeven, IV. | 531 |
Buffon, zyne Geboorte en jeugdige Studien, III. 311; reist na Italie, 312; krygt smaak in de Natuurlyke Historie, ald. trekt na Engeland, ald. wordt een ryk Man, ald. onvermoeide arbeid, 313; wyze van Letteroefening, ald. hoe hy zyne Werken beschaafde, 315; Leevenswyze, 316; Dood, 317; Grafteken, door zyn Zoon opgerigt, 318; aanmerkingen over zyne Kwaal en Dood. | 390 |
Buffon, (Nader berigt van) Geboorte en vroegste Letteroefeningen, IV. 168; wordt Opzigter van 's Konings Kruidtuin, 169; verslag van zyne Werken, 170; van zyn Styl, 173; arbeidzaamheid, 174; verworven Roem, 175; Verkeering, ald. Huwelyk en huislyk leeven, 176; zyn Dood, | 177 |
C. | |
California, gesteldheid van deeze Landtong, III. | 229 |
Caraïben, of het Maakzel van hun Hoofd een Kunstmaakzel is, onderzogt, IV. 616; ontkend en beweerd, dat het geheel Natuurlyk is, 617; welk een kunstbewerking men wil dat zy gebruiken, 618; Beschryving van het Hoofd eens Caraïbers, 619; Oorsprong deezer dwaaling. | 620 |
Catharina, (St.) verslag van dit Eiland, III. | 228 |
Champignons. Zie Paddestoelen. | |
Chineesen, hunne Oudste Boeken zyn in de handen der Japanners, IV. | 489 |
Chorea Sant Viti, door 't gebruik van Campher geneezen, IV. | 235 |
Christus, (Gedagten by de Opstanding van) III. | 139 |
Cicero, (Charactertrekken van) als Redenaar en Staatsman beschouwd, IV. | 117 |
Circassiers, in drie Rangen verdeeld, III. 250; Regeeringsvorm, 251; Handwerken, ald. Opvoeding, 252; Huwelyken, 253; Wooningen, ald. Trouwloosheid en Ongodsdienstigheid, 255; Bygeloovigheid en Oorlogsbekwaamheid, ald. hebben geen Letterschrift, hun byzonder eigen. | 256 |
Coalbrookdale, Ligging van die Valei, IV. 528; hoe naar en akelig, 529; vol Yzerwerken, |
[deel 2, pagina 652]
en daar door verleevendigd, ald. veelheid van alles wat tot de Yzerwerken vereischt wordt, en inzonderheid van Kool, ald. Vuurmachines aldaar tot de hoogste volkomenheid gebragt, 530; Smeltovens, ald. Smederyen, 531; veelheid van Yzer doet 'er alles, zelfs wagenspooren, van Yzer maaken, ald. zeldzaame Yzeren Brug beschreeven. | 531. 532 |
Comeet, (Bedenkingen over de terugkomst van den) die in 't jaar 1661 gezien is, en in dit jaar 1789 of het volgende wederom verwagt wordt, IV. 14; wat 'er vereischt wordt om zich te verzekeren, dat men, als dan een Comeet ziende, dezelfde ziet. | 15. 16 |
Constantinopole, Boekeryen aldaar, IV. | 532 |
Cornelia by 't Lyk van lucindor, III. | 617 |
Cyphisa, een Character, III. | 282 |
D. | |
Dadelboomen (Waarneemingen over het kweeken en het veelvuldig huislyk gebruik der) in Barbarye, IV. | 281 |
Dampen, (Proeve over 't opklimmen der) III. | 300 |
Dampkring (Proeven over het Vogt, door verscheide Zelfstandigheden uit den) opgeslurpt, IV. | 61 |
Dankbaarheid, (Proeve over de) IV. | 1 |
Dashkow, Berigt van deeze Prinses, Bestuurster van de Academie der Weetenschappen te Petersburg, IV. 297; wat zy ten voordeele der Weetenschappen doet, 298; enz. heeft veel Benyders, 300; Berigt van haar Kabinet. | 343 |
Dichtkunst, wat dezelve van Ondicht onderscheidt, III. | 238 |
Dichtkunst, (Aanmerkingen over de Hebreeuwsche) IV. | 371 |
Dieren (Hoe het Instinct by de) werkt, III. 476; zyn geen loutere Werktuigen. | 480 |
Dietricy, (C.G.E. Hofschilder te Dresden, Berigt van zyn Leeven, IV. 574; onverbeeldlyk ver gevorderd in de kunst van navolgen, 576; Prentwerken, door hem vervaardigd. | 578 |
Dingeley's voorslag om een Plaats, tot het ontvangen der berouwhebbende Vrouwen van een slegt leeven, op te richten, bewerkstelligd. Uitslag deezer Onderneeming, III. | 37 |
Dosia, een Poeder by de Japanners in gebruik, zeldzaame kragten daar aan toegeschreeven, IV. | 394 |
Droom, over de Rede en Deugd, IV. | 363 |
Droppelbad ( Waarneeming wegens de nuttigheid van het) in eene Stomheid en Doofheid, IV. | 148 |
Drusen, berigt wegens den Godsdienst van dit Volk, een gedeelte van het Gebergte Libanon en Antilibanon bewoonende, III. 537; hun Catechismus. | 539 |
Duizeling, (Eene aanhoudende) uit eene bedorven Spysverteering herkomstig, door zagt versterkende middelen geneezen, III. | 213 |
E. | |
Edelmoedigheid (De verkeerd begreepe) gekenschetst, IV. | 544 |
Eduard en maria, eene aandoenlyke en leerzaame Geschiedenis, IV. | 412 |
[deel 2, pagina 653]
Electriciteit (Een schynbaar doode door de) ten leeven hersteld, III. | 343 |
Electriciteit (Over de) by Stortregens en Donderbuijen, op den Groei der Planten, IV. | 246 |
Electriciteit blyft lang in de Sneeuw, IV. | 247 |
Electriciteit vertoont zich sterk in een Storm op Zee, IV. | 482 |
Electriciteit (Zonderlinge Uitwerkzelen van sterke Schokken der) door franklin en ingenhousz ondervonden, IV. 562; sterke Schokken, omtrent Krankzinnigen aangeraaden, | 563. 567 |
Elixirium Vitrioli Mynsichti, nut in Maagpynen, III. | 556 |
Engeland, (Belastingen in) veelvuldig en zwaar, IV. 302; Inkomsten en Uitgaven van dat Ryk, vóór den Oorlog in 1783 geëindigd, 303; Gesteldheid van het Sinking Fonds, en hoe men 'er mede omgaat, 305; hoe zelden 'er rekening van gedaan wordt, ald. over de som van het gangbaar Geld in Engeland, 306; veelheid der valsche Munters, 307; van de kosten van 's Konings Verteering, en hoe dezelve van tyd tot tyd hooger loopt, ald. men heeft 'er tweeërlei Nationaale Schulden, 308; Berigt van de Founded Debts, ald. van den handel in de Actien of Fondsen, 309; Schelmeryen daar in gepleegd, 310; hoe het Ryk een Bankroet dreigt, 311; verslag van de Unfounded Debts, 312; Nationaale Schuld in 't jaar 1783, 313; voortgang van deeze groote Nationaale Schuld, 315; hoe het geschaapen staat, dat deeze de Natie over 't hoofd zal groeijen, 351; hoe men by het openen van nieuwe Geldleeningen handelt, ald. hoe weinig vertrouwen 'er op de Fondsen te stellen is, 356; wat de gelukkige gevolgen zullen weezen van een Ryks bankbreuk, 357; Middelen voorgeslaagen, om het Ryk van Schulden te ontlasten, 358; over de Taxen en derzelver vermeerdering. | 359 |
Erfgenaam, (De Ongelukkige) III. | 497 |
F. | |
Fahlun, (Komermyn te) in Zweeden beschreeven, IV. | 622 |
Flamingo, naamen deezes Vogels, IV. 192; van deszelfs kleur en de gedaante van den Bek, 193; valsch begrip uit het verkeerd verstaan des Naams gebooren, dat deeze Vogel uit Vlaanderen zou oorspronglyk wezen, wedersprooken, ald. Grootte en Pluimadie, 194; maakt eene soort op zichzelve uit, 195; waar dezelve voorkomt, 196. 237; zonderling maakzel der Nesten, 238; Kleurveranderingen der Pluimadiën, 239; Voedzel, ald. Leevenswyze en Geaartheid, 240; of zy een smaaklyk voedzel opleveren, dan niet, 241; kunnen tam gemaakt worden. | 242 |
Flenel, op 't lyf te draagen, hoe heilzaam voor de gezondheid, IV. | 64 |
Flores Sal. Amoniac. martiales in de Chlorosis nuttig bevonden, IV. | 277 |
Foersch, (N.P.) welk Man deeze berigtgeever van den Japanschen Vergifboom geweest, |
[deel 2, pagina 654]
en hoe hy zich aan een groot bedrog schuldig gemaakt hebbe, IV. | 105 |
Fontenelle, zyn verworven Letterroem, IV. | 550 |
Franklin, (Adres van) aan den Generaal washington, by het tekenen der nieuwe Constitutie, III. | 131 |
Fregat - vogel, Naamen, III. 114; sterke en verre vlugt, ald. Vischvangst, 215; waar zy gevonden worden, ald. Stoutmoedigheid, 216; Gestalte, ald. Leevenswyze, 217; Pluimadie. | 218 |
G. | |
Gans, Naamen van deezen Vogel, IV. 467; met de Zwaan vergeleken, ald. Voedzel, 468; van derzelver Eijerleggen, 469; onderscheid tusschen de Tamme en Wilde Ganzen, ald. Voortteeling, 470; hoe ze tot Lekkerny vet gemest worden, 471; van het plukken der Veeren, 472; van de Ganzendriften, 473; van derzelver Waakzaamheid, ald. over 't geluid, 't welk zy slaan, 474; verscheidenheden. | ald. |
Gans, onderscheid tusschen de Tamme en Wilde, IV. 517; eenige zyn Zomers Wild, en 's Winters Tam, 518; wanneer de Wilde zich in Frankryk vertoonen, 519; de Tamme betoonen op zekeren tyd zugt tot den Reistocht, 520; hoe de Wilde vliegen, 521; hoe de groote Benden zich verdeelen, ald. moeilykheid der Ganzejagt, 523; hoe wyd ze verspreid zyn. | 524 |
Gedagten, over het haatlyke der onregtmaatige behandeling van onzen Evenmensch, IV. | 495 |
Gedagten, by den Morgenstond in den Zomer, IV. | 500 |
Geheugen, (Zonderlinge uitwerking van schrik op 't) III. | 429 |
Gehoor, 't zelve hebben de Visschen en de Kruipende Dieren, III. | 487 |
Gekken, Gesteltenis der Vogelen zo geheeten, III. 171; derzelver verregaande Domheid, 172; waar uit deeze ontstaat, ald. vyandlykheden tusschen deeze en de Fregatvogels, 173; Gedaante, 174; van de Gekken in ons Werelddeel, Jan van Gent geheeten. | 175 |
Geneesheer (De vraag, of het best is één) dan meer teffens te gebruiken? beantwoord, III. 383; in welke gevallen één de voorkeus te geeven, ald. wanneer raadzaam 'er meer te neemen. | 386 |
Gen. IX. 3. 6; opgehelderd, III. | 375 |
Georgiers, welk Land Georgia is, en waar gelegen, IV. 579; verdeeling en schoonheid deezes Lands, 580; Lotgevallen deezes Volks, 581; de Hoofdstad Tifflits, de verblyfplaats van Prins heraclius, beschreeven, ald. 't getal zyner Onderdaanen, 582; Staatsbestuur, ald. Kleeding der Mannen en Vrouwen, 583; Geaartheid, ald. onderscheide Ingezetenen, 584; verschillende Godsdienstbelydenissen. | ald. |
Geschiedenis, (Over den Styl in eene) en het schryven van dezelve, IV. | 232 |
Geschiedkunde, hoe geschikt om de gevoelens van Deugd te versterken, door veele treffende voorbeelden opgehelderd, III. | 331 |
Geschiedkunde, (Strekking der) om |
[deel 2, pagina 655]
ons het oog te doen vesten op de Godlyke Voorzienigheid, door veele voorbeelden opgehelderd, IV. | 49 |
Gessner (Salomon) wordt gebooren, toen de Dichtkunst in in Duitschland geene agting hadt, IV. 216; hadt met eene verkeerde Opvoeding en ook met zyne Traagheid te stryden, ald. legt zich op Herderszangen toe, 217; geschiktheid van Zwitzerland, tot het vormen van zulk eene Dichter, 217; zyn Styl en Dichtvermogen, 218; voordeel der Duitschers boven de Franschen in het Herderdicht, 219; munt in Schilderen, zo wel als in Dichtkunst, uit, 220; als Mensch beschouwd, 221; als Egtgenoot en Vader, 222; Staatsbedieningen, door hem met lof bekleed, 223; hoe zeer door Buitenlanders geacht, ald. zyn dood, ald. Gedenkteken, voor hem bestemd, 224; Herderskout op zyn dood, 226; zyn Afkomst en zyne Afstammelingen. | 227 |
Gessner (Salomon) zyn Afkomst, IV. 395, Geleerde Mannen, die zyn geslacht opleverde, ald. Hoe weinig hy in eerste jeugd beloofde, 396; Hoe zyne bekwaamheden ontlooken, 397; Neemt deel in den Boekhandel, ald. Reist, word als Dichter bekend, 398; geeft verscheiden Werken in 't licht, 400; Wat 'er rousseau, blair en coxe over oordeelen, 401; zyn Dichtstuk, de dood van Abel, verscheiden beoordeeld, 402; Zyn vertoog voor de Zwitzersche geleerde Maatschappij, 403; Hoe hy een Schilder en Tekenaar werd, 404; Een hooge Rots, in de Alpen, naar zyn naam genoemd. | 406 |
Gezigt (Voorzorgen om het) te bewaaren, IV. 568; middelen om het te verbeteren, 569; Tinctuur tot versterking der Oogen, 570; wanneer het ondersteund en bewaard kan worden door 't gebruik van Brillen. | 571 |
Gierigheid en Eerzugt, IV. | 541 |
Gipsies worden in alle Werelddeelen, uitgenomen America, gevonden, III. 357; in Europa vindt men ze in Engeland en Spanje, ald. in Frankryk, Italie, Duitschland, Zwitzerland en de Nederlanden, 358; talryk in Hungaryen, enz. 359; eenige hebben vaste woonplaatzen, anderen leiden een zwervend leeven, 360; Leevenswyze der laatstgemelden, 361; hoe de eerstgenoemden leeven, 406; van hunne Huwelyken, 407; Doopplegtigheid, 408; Opvoeding der Kinderen, 409; Gezondheid, 411; Rouwbedryven, 412; verregaande bedagtloosheid by Strafoefeningen, ald. zy schikken zich naar den openbaaren Godsdienst der Landen, waar zy zich bevinden, 456; hebben eigenlyk geen Godsdienst, 457; aanmerkingen over hunne Taal, 458; hebben geen eigen Schrift, 460; van hun Muzyk. | ald. |
Godsdienst (De Veragter van den) krygt eene welverdiende straffe, III. | 142 |
Godsdienst (Nieuwe zeer verdraagzaame) in Arabie, III. | 193 |
Godsdienst (Gedagten over den heilzaamen en troostryken invloed van den) III. | 251 |
[deel 2, pagina 656]
Godsdienst (Gedagten over verscheide hinderpaalen, den voortgang van den) belemmerende, III. | 463 |
Groei inge der Planten en Boomen (Welke werktuigen de) in derzelver onderscheide deelen veroorzaaken, III. 304; Warmte, een der voornaamste vereischten tot den Groei. | 306 |
Grot (De) des Demoiselles à Saint Bauzile, by Ganges, in de Cevennes beschreeven, III. 273. | 319 |
Grovestins, (Dagverhaal van een Tocht door Champagne en Lotharingen, door den Luitenant Generaal) in het jaar 1712 gedaan, III. | 398. 445 |
H. | |
Haller, uitgestrektheid en gegrondheid zyner Kundigheden, IV. 67; groote Schryfarbeid, 68; zyne voornaamste Geneeskundige Werken, ald. zyne groote beleezenheid, 69; onophoudelyke arbeidzaamheid, 70; wat hem hielp en aanspoorde, 71; Vrolykheid en Uitspanning. | 72 |
Handel. XV. 28. 29; toegelicht, III. | 377 |
Hanway, (Jonas) Vervolg zyner Leevensbeschryving van bl. 597 des voorigen Deels. Hy zet zich te Londen neder, III. 33; geeft zyn Reizen uit, 34; verzet zich tegen de Naturalisatie der Jooden in Engeland, ald. werkt mede tot het bestraaten en verlichten van Westminster, 35; brengt de Marine Society tot stand, ald. wordt Bestuurder van het Vondeling-Hospitaal, 36: verbetering, door hem in 't bestuur te wege gebragt, ald. bevordert het oprigten van eene Plaats, tot het ontvangen van berouwhebbende Vrouwen van een slegt leeven, 37; de uitslag deezer Inrigting, ald. schryft tegen de Fooitjes of Steekpenningen. Grappig geval, hem deswegen ontmoet, 38; bezoekt de Besteedelinghuizen, 39; bewerkt eene Acte, door de Armen genoemd: de Acte, om de Kinderen in 't leeven te houden, 40; neemt deel in alle Menschlievende Plans, 74; wordt Commissaris, om Leevensmiddelen aan de Vloot te bezorgen, ald. hoe hy zyne Kamers opeiert, 75; bevordert verscheide nutte instellingen, ald. en 76; ziekte en dood, 77; Gestalte, ald. Kleeding, 78; strikte Eetregel, ald. werkzaame Aart, 79; hoe op naauwkeurigheid gesteld, ald. Schryftrant, 80; Geaartheid, ald. Grafschrift voor zichzelven vervaardigd, 82; Godsdienstigheid. | ald. |
Hartstochten (Ontledende Beschouwing van de) der Menschen, door balguy, IV. 415; van Agting en Wanagting, 418; Liefde en Haat, ald. van Goedwilligheid en Kwaadwilligheid, 420; over het gevoel van Eer, 421; van het Zedelyk gevoel. | 422 |
Herfstdraaden, of het Vliegend Spinrag in de Lugt, aanmerkingen daar over, III. | 520 |
Hette (Waarneeming van de ongemeene) in 't jaar 1788, en van de Koude in January 1789, IV. | 58 |
Hippocrates heeft over de Overbevrugting niet geschreeven, III. | 110 |
[deel 2, pagina 657]
Hondsdolligheid, middel, daartegen, voorgeschreeven: bestaande in Roode Myrhe, of Roode Muur, III. 256; zie verder Roode Myrhe. | |
Hoofd (Het) der eerstgebooren Kinderen zo vormbaar niet als men in 't algemeen wil, IV. | 617. 618 |
Huwelyksleeven, (Regels tot een gelukkig) III. 325; 't vroegtydige aangepreezen, IV. | 361 |
Hyacinth, byzonderheden van deezen Bloem, IV. 159; gesteldheid van den Bol, 160; groeit en bloeit in 't water, den Bol omgekeerd zynde, ald. aanmerkingen over dit Verschynzel, 161; de wortels zyn geen opzuigende pompen, 162; waarom zy in Frankryk zo goed niet bloeijen als in Holland. | 163 |
J. en I. | |
Jaar, (Gedachten by de verwisseling van het) III. | 1 |
Jaloersheid, (De) afgeschetst, III. | 413 |
Jan van Gent, (Nat. Hist. van een Vogel) geheeten, III. 175; Naamen, Grootte en Gestalte, ald. Geaartheid deezer Vogelen. | 176 |
Japanners, bezitten de oudste Schriften der Chineesen; wat zy van de Oudheid der Chineesen denken, IV. 89; by hun is de Chineesche Taal, de Hoftaal, en worden de voornaamste Werken daar in geschreven, 489; veele Geleerden leezen en spreeken de Hollandsche Taal. | 491 |
Java, niet ongezond door een Vergifboom, IV. | 157 |
Ibrahim, hoe hy de Drukkonst in Turkyen doorzette, III 195; wat het voortzetten verhinderde. | 196 |
Jerbo, onderscheide naamen aan dit Viervoetig Egyptisch Diertje gegeeven, III. 125; verwarring der Natuurbeschryvers over dit Diertje, 126; Gestalte, 127; schynt een overgang van de Viervoetige Dieren tot de Vogelen, ald. Grootte, 128; zonderlingheid van de Voor- en Agterpooten, 129; 't zelfde Dier, met de Alagtaga van gmelin, 130; verschil tusschen de Mannetjes en Wyfjes. ald. Voortteeling, 131; waar de Jerbos zich onthouden, ald. verkeerdlyk Berg - rat of Berg - muis genoemd, en is de Schafau der Schriftuure niet, 132; Leevenswyze en Geaartheid. | 133 |
Immerentia, getal der Inwoonderen, IV. 584; Leevenswyze, ald. gesteldheid van 't Hof, 585; Regtsoefening en Godsdienst. | ald. |
Inbeelding der Moeder, kan op de Vrugt niet werken, III. | 112 |
Indiaanen, onderzoek wat plinius zegt wegens den Oorsprong deezer Volkeren, IV. 285; van derzelver Oudheid, 286; van de Aardryksbeschryving hunner Landen, 287; schets van de voornaamste Omwentelingen in de Indiën, zints den tyd van alexander, tot dien onzer eerste Reizigeren, | 290 |
Indiaanen, Americaansche, wat men over hunne Verstandsvermogens te oordeelen hebbe, IV. 444; voorbeeld van hunne Welspreekenheid, 445; hunne Geaartheid nader ontleed, 446; hoe zy hunne Raadsvergaderingen houden, ald. verregaande Bevreesdheid maakt hunne Bekeering moeilyk, | 447. |
[deel 2, pagina 658]
Indiaanen, heuschheid aan den Heer de la condamine betoond, IV. | 621 |
Indostanners Vraagen, hun Godsdienst betreffende, beantwoord, III. 440; of de vier heilige Boeken Vedas geheeten, eenig verhaal behelzen van Wonderwerken, gewrogt ten bewyze van de Godlyke Zending der Schryveren, of van den Persoon, die de Leer, daar in begreepen, eerst leeraarde? 442; of 'er eenige Geschiedenis is van de Schryvers deezer Boeken, en van de omstandigheden, waar in zy geschreeven zyn, 443: of 'er eene geschreevene Geschiedenis is van de Indostanneren, die het, Tydperk, waar in deeze Boeken geschreeven zyn, zamenhegt met net Tydperk, waar in de Tartaaren dit Ryk vermeesterden? ald. of de Taal waar in die Boeken geschreeven zyn, verschilt van die men in Indostan spreekt? ald. of de Godsdienst in de vier Vedas geleerd, verschilt van de Volksbygeloovigheden, en of de Geleerden zich naar dezelve schikken. | 444 |
Inschiklykheid, zonder eenig ander beginzel dan Eigenbaat, afgeschetst, IV. | 455 |
Insecten op de Vrugtboomen, hoe te dooden, IV. | 166 |
Instinct, (Wegens het onderscheid 't geen men tusschen Rede en) stelt, III. 476; over de zuivere Instineten by Menschen en Dieren, 477; van de Instincten, die zich naar byzondere omstandigheden voegen, 478; van de Instincten die door opmerking en ondervinding, verbeterd kunnen worden. | 479 |
Instinct, hoe het in onderscheide Vogelgeslachten werkt, IV. | 11 |
Job XIX. 25. 26. Nieuwe Vertaaling van deeze plaats, dezelve ziet niet op een toekomenden Staat, III. | 503 |
Jooden, op 't punt om in Engeland genaturaliseerd te worden. III. | 35 |
Ipecacuanha met Opium, in hardnekkige Diarrheen gebruikt, III. | 508 |
Ipecacuanha heeft een Krampstillend Vermogen, IV. | 57 |
Ipecacuanha met Opium nuttig in een langduurige Maagkramp, IV. | 324 |
Ipecacuanha nuttig in kleine Giften, tegen de Waterzugt en Maagpynen, IV. | 559 |
Jupiter, verslag van die Planeet, IV. | 556 |
K. | |
Kaffers, (Reize na het Land der) IV. 536; aankomst in een Dorp, 537; bezoek van verscheide Dorpen, en by den Koning onthaald, 538; Gestalte der Mannen, 539, Kleur. | 540 |
Kameel, geschiktheid van dit Dier voor de Arabische Woestynen, en welke voordeelen de Arabieren 'er van trekken, III. | 72 |
Keerkringvogels, derzelver Naamen, III. 16; waar zy zich onthouden; ald. vertoonen zich zomtyds zeer diep in Zee, 17; Leevenswyze, Grootte en Pluimadie, ald. verscheidenheden, | 18 |
Kennicott, (Benjamin) zyn Afkomst en eerste Letteroefeningen, III. 435; verwerft door |
[deel 2, pagina 659]
zyne Gedichten zich eene Academische Opvoeding, 436; bevlytigt zich byzonder in de Hebreeuwsche Taal, ald. in Geleerden en Staatkundigen twist ingewikkeld, 437; bevorderd, 438; legt zich toe op het vergelyken van de Hebreeuwsche Handschriften des Bybels, 439; door Inschryvingen in zyn Geleerden Arbeid ondersteund, ald. geeft dit groote Werk uit, 440; zyn Dood, | ald. |
Kennis, (Bedenkingen strekkende om te toonen dat onze) op zekeren Leevenstyd, op zyn hoogst is, en niet meer toeneemt, IV. | 493 |
Kinkhoest, tegen dezelve het Lichen Islandicus, met vrugt gebruikt, III. | 122 |
Kinkhoest, (Braakwynsteen met voordeel tegen de) gebruikt, III. | 296 |
Kluiten, Naamen deezer Vogelen, IV. 149; zonderling maakzel van den Bek, ald. Voedzel, 150; waar zy zich onthouden, 151; Pluimadie. | 152 |
Kluizen der Schepen, hoe beter voor de Ankertouwen te maaken, III. | 128 |
Kompas, hoe men by gebrek van 't zelve, zich van eene Naald kan bedienen, III. | 231 |
Koopermyn te Fahlun, in Zweeden, beschreeven, IV. | 622 |
Koude, (Wat het is door) bevangen te worden, III. 62; wat men ter geneezinge en voorkominge doen moet, | ald. |
Koude, (Waarneemingen van de ongemeene) in January 1789, IV. | 58 |
Koude, (hoe bevorderlyk het voor de Gezondheid is, zich by tusschenpoozen aan de) bloot te stellen, IV. | 626 |
Kourden, een Syrisch Volk, hoe daar gekomen, III 31; Regeeringsvorm, 32; Leevenswyze en Godsdienst, ald. hun Taal. | 33 |
Krits, hoedanig by de Javaanen, en hoe ter doodstrafte gebruikt, IV. | 156, 157 |
Kwasten, hoe ze in 't Hout komen, IV. | 429 |
Kwik, (Waarneemingen van geneezingen met de) in byzondere kenmerkende Ziekten, IV. | 461 |
L. | |
Lavas, van zeer onderscheiden aart, en daar door verschillende in den tyd, noodig om groeibaar te worden, III. 64; weshalven daar uit geene Tegenwerpingen tegen den Ouderdom door moses aan de Aarde toegeschreeven, kan ontleend worden. | 65 |
Leeven, (Bespiegelingen over de Onbestendigheid van het Menschlyk) IV. | 406 |
Lente, (Bespiegelingen over de) IV. | 141 |
Leopold, Tegenwoordige Groothertog van Toscaane. Nuttige en Liefdaadige Inrigtingen van deezen Vorst, IV. 256; moedigt Vlytbetoon en Handel aan, 257, is bezig met het verbeteren der Wetten, ald. zyn Staatsbestier, 258; Opvoeding zyner Kinderen, ald. en 262; wat men hun ten lastelegt, 259; hoe hy de vryheid des Handels verdeedigt, 260; wat hy over de Bedelaryen in Toscaane dagt, 261; hoe hy de Pynbank en Doodstraffen heeft af- |
[deel 2, pagina 660]
geschaft, ald. nadere byzonderheden deswegen, 345; veroordeelt de Verbeurtverklaaring van Goederen in Lyfstraflyke Misdaaden, 346; schikkingen tot schuidloosstelling van beledigde Persoonen, en die ten onregte gestraft zyn, 347; de Doodstraf in alle gevallen afgeschaft, 348; volgens zyne inrigting, moeten de Bloedverwanten van Misdaadigers, op geenerlei wyze buiten gunst geslooten; den Gestraften hunne Straf niet verweeten, en de Geregtsdienaars niet als eerloos aangemerkt worden, 349, hoe hy den Eed wil afgenomen hebben. | 350 |
Lesleps, (De) reize van dien Heer uit Kamtschatka over Land na Petersburg, IV. | 209 |
Letterschrift, moses in 't zelve van god niet onderweezen, III. 4, vóór zynen tyd reeds in gebruik, 5, door Schryvers der ongewyde Oudheid aan de Goden, of door de Goden verlichte Mannen toegekend, 6; hoe uitgevonden door de Menschen. | 7 |
Lichen Islandicus, nuttig in de Kinkhoest, III. | 124 |
Lobbe, zie Strontjaager. | |
Louise de Antail, eene waare Geschiedenis, III. | 84 |
M. | |
Maan, de Satellit der Aarde, IV. | 558 |
Man, (De Deugdzaame) in den smaak van gessner, III. | 152 |
Man, (De Deugdzaame) in den smaak van Character, III. | 543 |
Man, (Kenschets van een wys en gelukkig) IV. | 548 |
Mandragora, Naamen aan deeze Plant gegeeven, III. 344; twee soorten, 345; Geneeskragten, 336; wonderen door de Ouden daar aan toegeschreeven, 347; is de Dudaim der H. Schrift niet, 348; verkeerd geeft men den naam van Mannetje en Wyfje aan deeze Plant. | 349 |
Meeuwen, algemeene eigenschappen van dit Vogelgeslacht, III. 260; Gestalte, 261; Leevenswyze en plaatzen, waar zy zich onthouden, 262; hoe zy zich in den opgeslooten staat gedraagen. | 264 |
Melkwyn, hoe men dezelve maakt, III. | 170 |
Mensch, (De) in zyne waare grootheid beschouwd, IV. | 319 |
Mercurius, verslag van die Planeet, IV. | 554 |
Millingthon, (Thomas) wordt de ontdekking van de Sexen der Planten toegeschreeven, III. | 486 |
Moeder, (De Inbeelding der) kan op de Vrugt niet werken, III. | 101 |
Mohr, (J.C.) Berigt wegens deezen kundigen Weer- en Lugtgesteltenis-Waarneemer, III. | 147 |
Montanvert, (Gevaarlyke Reize door de Ysvalei) door bourrit, III. 19; zwaare Koude in dezelve, 21; schoone Gezigten in dezelve waargenomen. | 22 |
Mont-blanc, (Reize van de saussure na) III. 115; voorbereidzels tot de Reize, ald. gevaarlyke Tocht, 116; Nagtverblyf, 117; vertoon des Hemels in den Nagt, 119; strenge Koude, ald. den Bergtop beklommen, en Gezigt van denzelven, 120; moeilykheid der Ademhaalinge, op die hoogte. | 121 |
[deel 2, pagina 661]
Mont-blanc, (Gedaante van den top van) Sneeuw op denzelven, en gesteldheid der Rotzen. III. 219; welke Dieren en Planten men 'er vindt, 220; hoogte van den Barometer, en van de hoogte des Bergs daar uit opgemaakt, ald. hoe 'er de Thermometer stond, 222; hoe de Hygrometer, en de Electrometer; op welk een hoogte van den Thermometer het water kookte, 223; Kleur des Uitspanzels, en de Wind, ald. afwyking der Kompasnaalde, Kalkwater, Schaduwen, Reuk, Smaak, Geluid, Snelheid van den Pols, aldaar waargenomen, 224; de betreklyke hoogte van dien Bergtop. | ald. |
Montesquieu, gedagten aan hem toegeschreeven, III. | 200 |
Moses in het Letterschrift, niet door god onderweezen, III. | 4 |
Moses in het Letterschrift, (Charactertrekken van) III. 49; wat andere van zyne Krygsbedryven verhaalen, ald. zelve spreekt hy meest van zyne misslagen en zwakheden, 50; Eerzuil en Roembejag, verre van hem, 51; Volksroem zoekt hy niet, 52; dong niet naa Magt of Heerschappy. | ald. |
Moxa, zie Brandmiddelen. | |
Myrhe, (Roode) als een Hulpmiddel tegen de Hondsdolligheid aangepreezen, III. 256; welk een Plant, IV. 374; wanneer, en waar men dezelve vindt, ald. Naamen van deeze Plant, 604; hoe, en wanneer te verzamelen, 605; op welk eene wyze men het Hulpmiddel tegen de Hondsdolligheid daar van vervaardigt, ald. hoe men dit te gebruiken hebbe. | 606 |
N. | |
Napels, (Aanmerkingen over de Zeden en Gewoonten der Inwoonderen te) IV. | 636 |
Natuur, (De Zegepraal der) III. | 579 |
Natuur, (Of uit de gedaane waarneemingen eene opklimming in de) kan opgemaakt worden, IV. 271; hoe moeilyk het valle, de drie Ryken der Natuur te onderscheiden, ald. van vooren kunnen 'er geene bewyzen voor zulk eene opklimming aangevoerd worden. | 274 |
Newfoundland, (Uitgestrektheid der Banken van) IV. 332; zwaare Damp en Winden op dezelve, ald. verbaazend sterke Vischvangst daar, en hoe geoefend, 333; wie Regt op het Visschen aldaar hebbe, ald. geen andere Visch dan Kabbeljaauw wordt 'er gevangen. | 334 |
Newfoundland, oorsprong van de Nevelagtigheid, en de veelvuldigheid van de Kabbeljaauw, daar aan toegeschreeven, IV. | 487 |
Nicholas, (Aandoenlyke Geschiedenis van Vader) III. | 363 |
Noddi, Grootte, Gestalte, en Domheid van deezen Vogel, IV. | 101 |
Noodlot, welk een denkbeeld de Turken daar van koesteren, III. | 494 |
O. | |
Olyphant, (Eenige byzonderheden tot de Nat. Hist. van den) behoorende, IV. 244. Prys die 'er voor betaald wordt, ald. onderscheide soorten, ald. Voortteeling en Ouderdom. | 245 |
[deel 2, pagina 662]
Omkooping, (De Mislukte) IV. | 181 |
Onderwys, (Proeve over de kragt van Zedelyk) IV. | 599 |
Oordeelkunde, waarin dezelve bestaat, III. 197; welk eene nuttigheid dezelve, als een Kunst beschouwd, aanbrengt, 198; 't gebrekkige van veele Kunstregters neemen het nut van waare Oordeelkunde geenzins weg. | ald. |
Oorlog, (Bedenkingen over de onheilen van den) III. | 419 |
Oorlogswoede, (Bespiegelingen over het afschuwelyke der) IV. | 406 |
Oorpynen, (Waarneeming wegens) en middelen ter geneezing, III | 8 |
Opium, (Waarneeming wegens de nuttigheid van groote Giften) in een Tetanus 'en Trismus Maxillae, III. | 340 |
Opvoedings - lessen, IV. | 86 |
Ostiaken, een wild Volk in Siberie, levert voorbeelden van Braafheid en goede Trouw op, IV. | 267 |
P. | |
Paddestoelen of Champignons, verschillende gevoelens wegens derzelver Oorsprong, IV. 382; wanneer men eerst heeft beginnen te stellen, dat dezelve uit Zaad hervoortkomen, 383; voor van een Dierlyken oorsprong gehouden, 384; hoe linnaeus zichzelven, ten dien aanziene, ongelyk is, ald. als een Groeiende Cristalisatie aangemerkt, 385; Proeven ten bewyze hier van genomen, 386; gevolgen daar uit getrokken. | 388 |
Pallas, berigt van zyn Kabinet, IV. | 341 |
Panther, (Berigt wegens een zwarte) III. | 557 |
Peereboom, in groei met den Wynstok vergeleken, III. | 308 |
Pelew - Eilanden, het stranden van de Antilope aan dezelve, III. 523; ontmoeting der Inwoonderen, 527; bezoek by den Koning afgelegd, 529. 532; de Koning bezoekt de Schipbreukelingen, 571; hij geeft verlof om een Vaartuig te bouwen, 572; zy bieden dien Koning hulp in den Kryg, tegen Nabuurige Volken, 573. 574; Lykstatie van den Zoon eens Opperhoofds, 604; de Schipbreukelingen voltooijen hun Vaartuig, 606; eerbewys den Capitein aangedaan, 607; vertrek van dit Eiland. | 608 |
Phenicopterus, zie Flamingo. | |
Pigalle, (J.B.) Anecdote van III. | 329 |
Planeeten, welke Lichaamen; hoe door de Zon verlicht, IV. | 553 |
Planten, waarin van andere voorwerpen der Natuure onderscheiden, III. 267; Beschryving van derzelver voornaamste uitwendige deelen, 268; van de inwendige, 270; van derzelver Voedzel, 271; over den omloop der Sappen. | 272 |
Planten, (Natuurkundige Proeve, over de Groeijinge der) III. | 303 |
Plante, (Wat de Ouden van de Sexen der) wisten, III. 484; laatere ontdekkingen deswegen gedaan, 486; overeenkomst tusschen de Dieren en de Planten, 488; hoe men tot kennis van derzelver Voortteeling kan komen, 489; Deelen in de Planten ter bevrugting en voortteeling geschikt, 491; hoe deeze op onder- |
[deel 2, pagina 663]
scheide Planten geschikt zyn, en werken, 509; Proeven, de Bevrugting staavende. | 512 |
Planten, (Van de tweeslachtige) III. | 597 |
Planten, (Van Heimlyker Egts-) III. | 600 |
Planten, (Nutheid van het invoeren van vreemde) door voorbeelden opgehelderd, IV. | 102 |
Planten, (Natuurkundige Proeve over den omloop der Vogten in de) en byzonder in de Bolen Boomgewassen, IV. | 201 |
Planten, (Aanmerkingen over den invloed der Stortregens by Donderbuijen, op den groei der) IV. | 246 |
Planten, (Natuurkundige Proeve, over de circulatie der Vochten in de) IV. | 425 |
Portlock en dixon, verslag van hunne Reis rondsom de Wereld, IV. | 436 |
Posega, (Reis na) III. 609; zeldzaame ontbrandingen daar waargenomen, III. 610; Gestalte der Inwoonderen, 611; zonderlinge gebruiken, 612; Voedzel, ald. Veldarbeid en andere Werkzaamheden, 613; Opvoeding der Kinderen, en Spelen, 614; Landbouw, 615; Veehoedery. | 618 |
Potocki, zyne uitsteekende daad van Weldaadigheid en Vaderlandliefde, III. | 461 |
Protestanten, (Aanspraak aan de) by Nimes, met betrekking tot het Edict, de Niet Catholyken betreffende, III. | 534 |
Pyrmont, (Beschryving van) en van het gebruik der Wateren aan die Gezondbron, III. 349; Leevenswyze der Brongasten; 350; groote toevloed derzelven, en van aanzienlyke Persoonadiën, 352; Oudheden in die Landstreek, 354; een dampuitgeevend Hol aldaar veel merkwaardiger dan de Grotto del Cana te Napels, 355; onderscheide Reisrouten derwaards. | 356 |
Q. | |
Queen Charlottes Islands, derzelzelver ligging, IV. 440; Geaartheid der Bewoonderen. | 441 |
R. | |
Rachytis, zie Ziekte (Engelsche) | |
Rantzoen, betekenis van dat woord in de H. Schrift, III. | 292 |
Regenvlagen, (Over de werking der Electriciteit by) IV. | 246 |
Regterampt by de Israëliten, ten tyde der Regteren, waarin het bestaan hebbe IV. 503; was niet erflyk, 506; ook niet Oppermagtig of onbepaald, ald. magt van het Hoofd der Israëliten, in Oorlog en Vrede, 508; alle Regters niet met het zelfde Gezag bekleed; noch met dezelfde oogmerken aangesteld, 510; hoe men in derzelver verkiezing te werk ging, 511; hoe lang de Israëliten zonder Regters waren, 513; Hoofdverrigtingen der byzondere Regteren. | ald. |
Ringelgans, van de Rotgans onderscheiden, IV. 607; Naamen, 610; belachlyke grollen van de herkomst deezer Vogelen, door veele Geleerden aangenomen, ald. door anderen ontkend, 612; Gedaante en Pluimadie. | ald. |
Risbeck, (Gaspard) Afkomst, IV. 32; tot de Regtsgeleerdheid geschikt; maar valt op |
[deel 2, pagina 664]
stukken van Genie, ald. wordt Lid van den Aanhang der Uitsteekende Vernuften, 33; vervalt in behoofte, ald. geeft eenige Werken uit, 34; vervalt tot Zwaargeestigheid en gemeen Gezelschap. | 35 |
Romans, van dezelve is veel misbruik gemaakt, III. 98; goede Romans moeten tot Vermaak en Uitspanning, doch tevens om 'er Nut en Voordeel uit te trekken, geleezen worden, 99, 101; Zedelyke Romans hebben een Verstand opschranderend en Deugd bevorderend nut, 102; moeten met Aandagt geleezen worden, 103; men behoort naauwkeurig op de Characters te letten, 105; als mede het Zedelyk oogmerk na te gaan, 107; men hebbe 'er Wereldkennis uit op te doen, ald. en 'er gelegenheid uit te ontleenen, om zelve verder te denken. | 109 |
Romans, hoe de Driften 'er zomtyds, tegen het oogmerk des Schryvers, ten kwaade ingevoerd worden, IV. | 76. 80 |
Rome, (Over de Schoonheid en Kleeding der Dames heden ten dage) IV. | 264 |
Rotgans, Naamen, Gestalte, Pluimadie, IV. 607; waarin van de Ringelgans onderscheiden, ald. welk Geluid deeze Vogel slaat, 608; kunnen in een getemden staat leeven, ald. wanneer zy zich in Frankryk eerst in menigte vertoond hebben. 609; waar zy eigentlyk voortteelen, 613; waar zy voorkomen: op Wieringen zo veelvuldig niet als voortyds. | 614 |
Rusland, kwynende staat der Kunsten en Weetenschappen aldaar, IV. 295; toestand der Schoolen, ald. derzelver verval, 296; hoe het gesteld is met de Academie der Weetenschappen te Petersburg, onder het Bestuur van de Prinses dashkow, 297; wat zy ter bevordering der Weetenschappen en Kunsten doet, 297-300; Binnenlandsche Leden der Academie, te weinig bezoldigd, om zich met vlyt op de Academie-zaaken alleen toe te leggen, 300; Buitenlandsche Leden, ald. het houden van openbaare Lessen gaat niet door, 301; Inkomsten der Academie, ald. Gebouwen rot de Academie behoorende, 302; van de Boekery der Academie, 335; van het Kabinet der Natuurlyke Historie, ald. der Zeldzaamheden, 336; Beeldtenis van Czaar peter den I, ald. eulers Borstbeeld, 337; verzameling van Werktuigen, Boekdrukkery en Boekwinkel, ald. verslag van den Kruidtuin, en deszelfs slegten staat, ald. berigt van de vier Cadetten - Corpsen, een tot den Landdienst, een tot de Artillery, een tot den Zeedienst, en een tot de Mynwerken, 338; berigt van de Academie der Kunsten te Petersburg, 340; van de byzondere Kabinetten aldaar. | 341 |
S. | |
Saintfort, (Geschiedenis van den Heer) III. | 41 |
Sal Absinthii met de Gentiana, dienstig in een langduurige verstopping van den Onderbuik, IV. | 99 |
Sal Ammoniac, (De Spiritus Caus- |
[deel 2, pagina 665]
ticus van) met nut aangebragt in een Incontinentia Urinae, IV. | 191 |
Saturnus, verslag van die Planeet, IV. | 456 |
Schafau, in de H. Schrift vermeld, welk een Dier, III. | 132 |
Scheenbeens-bederving, (Van eene uitgestrekte) IV. | 8 |
Schepen, (Aanmerkingen over 't zeilen der) III. 123; hoe veel wederstand de lugt biedt, met een zijden wind, 124; voorstel om de zeilen indiervoege in te rigten, dat die wederstand vermindert, 125; hoe zy Lekken bekomen, die derzelver verlies veroorzaaken, 134; Behoedmiddel daar tegen voorgeslagen, 135; 't Omverzeilen ontstaat meest uit de hooge Tuigadie; deeze niet altoos tot snelzeilen dienstig, 137; het maakzel der Schepen kan 'er ook aanleiding toe geeven; hoe voor te komen, ald. hoe de Inwoonders van de Eilanden, in den Stillen Oceaan, hunne Pros voor omvallen behoeden, 138; Proeve genomen, om twee Schepen aan een gehegt, te doen bouwen, 139; Afleiders van den Blixem op de Schepen, aangepreezen, 140; hoe best het overzeilen by nagt te voorkomen, ald. over de Roeischepen van vreemde Volken, die de onze overtreffen, 141; middelen om de Schepen, zonder Zeilen en Riemen, te doen voortgaan, 142; over het besmeeren der Schepen van onderen, met Vet, 145; over de middelen, om de Schepen in volle Zee, zo veel mogelyk op eene plaats te houden, of ten minsten de ongunstige beweegingen, door Winden en Baaren aan dezelve gegeeven, te vertraagen, 177; hoe de Huidplanken beter en sterker zouden kunnen geplaatst worden. | 230 |
Schoonheden, (Les voor de) III. | 283. |
Schrift, (H.) vloeit over van Zinnebeelden en verbloemde Spreekwyzen; hoe men zich, in de verklaaring van dezelve, te gedraagen hebbe, III. | 287 |
Schrik, zonderlinge uitwerking van dezelve, op 't Geheugen, III. | 429 |
Shakespeare, waarom niet, tegenstaande zyne groote gebreken, bewonderd, III. | 199 |
Silesie, (Opper-) Character der Inwoonderen, IV. 109; Vrugtbaarheid van den Grond, 111; Verbeteringen daar aangewend, 113; Handel en Voortbrengzels, 114; Manufacturen. | 115 |
Sneeuw, (Hoeveelheid van) van 1 Dec. 1788, tot 14 Jan. 1789, gevallen, IV. | 60 |
Sneeuw, behoudt lang de Electrieke kragt, IV. | 247 |
Spaarzaamheid, (Bedenkingen over de) IV. | 136 |
Spinrag, ('t Vliegend) door welke Insecten waarschynlyk vervaardigd, III. | 520 |
Spreuken III. 16; hoe te leezen, IV. 370; VII. 22. 23; anders vertaald en verklaard, III. | 547 en 591 |
Spreukenboek van salomo, Uitlegregels van 't zelve, IV. 368; hoe men het te leezen hebbe, 369; hoe de eene helft van een Spreuk meenigmaal tot opheldering van de andere helft dient, ald. Ophelderende Voorbeelden. | 370 |
[deel 2, pagina 666]
Staatkunde (Wat) is, en in welk een verband dezelve staat met de Zedekunde, III. 117; algemeene beginzels der Zedekunde, op de Staatkunde toegepast, 118; hoe zeer men zich misleidt met Staatsstreeken, 119; wat de Staatkunde, eenstemmig met de Zedekunde, van den Staatsman afvordert, 121, 122; vanwaar het bykome dat deeze waarheid niet algemeen is aangenomen; 163; wanneer de Pligten van Staatsman en Burger elkander ontmoeten, 165: Bron, waar uit een Staatsman uitgebreide kundigheden moet putten, 166; welke denkbeelden men thans vormt van de Verwantschap tusschen Staat- en Zedekunde; 167; hoe een Staatsman zich te gedraagen hebbe. | 168 |
Stepanoff, (Hippolyt na Kamtschatka gebannen, IV. 210; Vlugt met twee- en dertig Medegenooten, 211; Rampspoedige Reize tot de Japansche Kust; 213; hoe zy daar ontvangen werden, ald. Vegten op een onbekend Eiland, 214; komt te Macao, 215; Sterft op Batavia. | ald. |
Stront aager, Naamen deezes Vogels, III. 431; hoe hy Visch vangt, ald. Leevenswyze, 432; Geslacht en Pluimadie, 433; de Langstaartige beschreeven. | ald. |
Stroom van het Kanaal van Bahama, van welk een vermogen, 182; waar uit dezelve gebooren wordt, ald. hoe het waarneemen van deezen Stroom in het zeilen uit Europa na Noord-America te passe komt. | 184 |
Stroomen op Zee, hoe te onderkennen, III. | 181 |
Styl, (Aanmerkingen over den) IV. 96; over den verheeven, 185; over den aandoenlyken, 229; over den Styl in Geschiedenissen. | 232 |
Syrie, groote Omwentelingen, welke dit Ryk ondergaan heeft, III. 24; Volksmengzel daar uit herkomstig, en derzelver Hoofdsoorten, 26; geaartheid, kleur en gestalte der Inwoonderen, 27; 't Arabisch is 'er de algemeene Taal, 28; van de Turcomannen, 29; van de Kourden, 31; van de Arabische Bedouinen, 66. Zie verder op deeze byzondere Volken. | |
T. | |
Taalen, (Over de onderscheide hoedanigheden der verschillende) IV. | 93 |
Tasso, (Zamenspraak tusschen) en voltaire, III. | 244 |
Titsingh, Ontdekkingen door hem gedaan, ten opzigte van de Chineejen en Japanners, IV. 390; nader berigt van deeze Ontdekkingen, 488; waarom dezelve tot nog toe, aan de Hollandsche Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem, niet is aangeboden. | 489 |
Tooneelliefhebberyen buiten den Schouwburg, onder byzondere Persoonen: hoe deeze ligt veld wint, en tot zekeren trap onschadelyk is, III. 155; tot welke verkeerdheden, en welk Zedebederf, ze aanleiding kunnen geeven. | 157 |
Topal-osman levert een treffend voorbeeld op van Dankbaarheid en Edelmoedigheid, III. | 247 |
Treurspel, (Onderzoek over de Zedelyke Uitwerkzelen van het) IV. 73; wanneer het op eene |
[deel 2, pagina 667]
verkeerde wyze de Driften roert, 74; de aangepreezene Deugden hebben de bedoelde uitwerking niet. | 81 |
Trouwen, ('t Vroegtydig) aangepreezen, IV. | 361 |
Turcomannen, hoe in Syrie gekomen, III. 29; hunne Leevenswyze, 30; Geaartheid. | ald. |
Turken, (Wegens de Boekdrukkeryen by de) III. 194; hoe dezelve in verval geraakten, 195; weder eenigzins opgebeurd. | 196 |
Turken, van hunne denkbeelden wegens de Voorbeschikking tot het Noodlot, III. | 494 |
Turken, (Van de Academien by de) van tyd tot tyd opgerigt, IV. | 432 |
Turken, derzelver Regeering niet volstrekt Despotiek; maar vermengd met eene soort van Godsregeering, IV. | 434 |
Turken, vaardig in 't Rekenen, IV. | 436 |
Turken, Boekeryen in de Hoofdstad opgeteld, IV. | 532 |
U. | |
Upas, een Vergifboom op Java, zo geheeten, wordt 'er niet gevonden, IV. 104; wederlegging van de daaromtrent verhaalde byzonderheden. | 153 |
Uranus, de ontdekking van twee Satelliten, by deeze nieuwe Planeet, III. 63; breeder verslag deswegen, IV. | 277 |
Uranus, wanneer, en door wien ontdekt, IV. | 557 |
V. | |
Vaders, (Les voor de) een Fragment, IV. | 447 |
Venus, verslag van die Planeet, IV. | 554 |
Vergifboom, Pohoon Upas geheeten, wordt op Java niet gevonden, IV. 104; wederlegging van de daaromtrent verhaalde Byzonderheden. | 153 |
Verkeerings - Regels, IV. | 316 |
Vernuften, (Aanhang der Uitsteekende) in Duitschland, IV. | 33 |
Verstandsvermogens, hoe zeer in de eerste Leevensjaaren toeneemende, komen tot zekere hoogte, waer op zy blyven, IV. 493; oorzaaken hier van, | 494 |
Vogten, (Hoe onderscheiden) eene hoeveelheid van verschillende Zelfstandigheden uit den Dampkring opslurpen, IV. | 62 |
Volks - regt, 't zelve laat gebooren, III. | 164 |
Voltaire, (Vergelyking van) en addison op hun Sterfbedde, III. | 93 |
Voltaire, Zamenspraak tusschen tasso en) III. | 244 |
Voorjaarszang, III. | 139 |
Vrede, (Bedenkingen over de voordeelen van den) III. | 419 |
Vrykooping, betekenis van dit woord in de H. Schrift, III. | 292 |
W. | |
Watersnyder, zeldzaam maakzel van diens Bek, IV. 13; Grootte, Gedaante en Woonplaats van deezen Vogel. | ald. |
Weer - waarneemingen, wat 'er al vereischt wordt, tot het wel doen derzelven, III. | 148 |
Weldaadigheid, (Proeve over de) III. | 207 |
Wereldkennis, hoe gevaarlyk in de groote Wereld op te doen, IV. | 600 |
West - Indiën, (Berigt van de hevige Stormen dikwils in de) IV. | 487 |
Whitehurst, wanneer, en waar geboren, IV. 628; heerschende neiging tot de Werktuigkunde, 629; wordt Klokkemaaker, ald. |
[deel 2, pagina 668]
Yker der Geldgewigten te Londen, 630; geeft een Onderzoek uit over den Oorspronglyken Staat en Vorming der Aarde, ald. wordt Lid van de Koninglyke Societeit, 631; meet den tyd af, om onveranderlyke Maaten van Langte, Vatbaarheid en Gewigt te krygen, 631; geeft andere Werken in 't Licht, 633; Ziekte en Dood, 634; zyn Character. | 635 |
Winden, (Oorsprong der) in 't algemeen, IV. 477; onderscheid der Zee- en Landwinden, 478; Passaatwinden, waar door veroorzaakt, 479; oorsprong der veranderlyke Winden. | 482 |
Winterzang, III. | 587 |
Woestynen, (Arabische) beschreeven, III. 68; schaarsheid van Water, 70; zoute aart der Planten. | 71 |
Wraakneeming, (De Edelmoedige) IV. | 87 |
Wynstok, in groei met den Peereboom vergeleeken, III. | 308 |
Y. | |
Yao, (De Patriottische Chineesche Keizer) IV. | 268 |
Ys, (Drie soorten van) dat zich op de oppervlakte vormt - het Sick of Sichl-eis, en 't Grond-Ys, III. 559; getuigenissen, het bestaan van het Grond-Ys bevestigende, 560; Proeven, genomen om het bestaan te bevestigen, 566; bykomende getuigenissen. | 569 |
Ys, (Dikte van het) den 14 Jan. 1789, IV. | 61 |
Z. | |
Zedekunde Wat) is, in welk een verband dezelve staat met de Staatkunde, III. 117; de Algemeene Beginzels daar van op de Staatkunde toegepast, 118; wat de Zedekunde in zamenstemming met de Staatkunde van den Staatsman vordert, 120. 121; hoe het bykome dat dit verband zich zo laat en zo gebrekkig opdoet, 163; welke denkbeelden men thans vormt van de Verwantschap tusschen Zede. en Staatkunde. | 167 |
Zee, (Stroomen op) hoe te onderkennen, III. | 181 |
Zeetochten (Welke voorzorgen men te draagen hebbe, als men zich gereed maakt om lange) te doen, III. | 233 |
Zeevaard, (Algemeene bedenkingen over de) III. | 236 |
Ziekte, (Engelsche) Rachytis, 't nut der Koude Baden in dezelve, III. | 169 |
Zinnebeelden der H. Schrift zeer veelvuldig, en hoe men in derzelver verklaaring te handelen hebbe, III. 287; de Leerstellingen des Christendoms zyn niet op Zinnebeelden gegrond. | 293 |
Zonderlingheid (Aanmerkingen over de vrees van tot) te vervallen, IV. | 177 |
Zwaan, Naamen deezes Vogels, IV. 324; als Koning der Watervogelen beschreeven, 325; Gestalte, ald. Houding, 326; Vryheidsmin, 327; hoe oudtyds het cieraad der Hoven en Gragten, ald. Snelheid in 't Zwemmen, 328; Stoutmoedigheid, ald. bereiken een hoogen Ouderdom, 329; Voortteeling, ald. Gesteldheid der Jongen, 330; waar zy zich onthouden, 331; wanneer de Wilde Zwaanen in Frankryk komen, 376; hoe verre dit Vo- |
[deel 2, pagina 669]
geslachte verspreid is, 377; verschillendheden tusschen de Tamme en Wilde Zwaanen, 378; of de Zwaan de grootste Watervogel is, 379; over den Bek, ald. van derzelver Dons, 380; over 't Geluid, 't welk zy slaan, ald. van den Zwaanenzang. | 381 |
Berigt voor den Binder.
Het Plaatje van de Yzeren Brug te plaatzen, tegen over bl. 532.