Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEgt bericht wegens de roode muur en de bereidinge daarvan tot een hulpmiddel voor de hondsdolligheid, nevens de wyze hoe het zelve voor menschen en beesten te gebruiken.Het Kruid by 't gemeen Roode Myrhe of Roode Muur genaamd, is by de oude Kruidkundigen onder den naam van Anagallis maj. Phoeniceo flore, (Mannetjes Guichelheil, met een hoogroode bloem) bekendGa naar voetnoot(*). De Bloem bestaat uit een blaadje, 't welk van figuur is als een rad, met verscheide verdeelingen ingesneeden, het Styltje dat uit de Bloemkelk voortkomt, staat in het midden der Bloem als een Spilletje, en verandert in eene rondagtige Vrucht, | |
[pagina 605]
| |
welke, wanneer ze ryp is, zich van boven naar beneden in twee deelen opent, die, op elkander leggende, veel hoekige Zaadjes in zich besluiten: zo als hetzelve door den Heer miller, in zyn Groot en Algemeen Kruidkundig Hoveniers en Bloemisten Woordenboek, op het woord Anagallis, te regt word beschreeven. Het verschilt in gedaante weinig van de Alsine minor multicaulis, of gemeene Muur, met witte Bloemen, in Duitschland doorgaans witte Myrhe genaamd, die zo veelvuldig als Onkruid in onze Tuinen en elders groeit, en een lekker Aas is, zo voor de Hoenders, als ander Gevogelte. De bladeren van onze Plant zyn eenigzins rondagtiger en breeder, en van een donkerder groene koleur: zy behoort tot de eenjaarige Planten, en bloeit meestal om St. Jan. Zy groeit in veele Tuinen op zandige gronden, inzonderheid tusschen de geele Wortelen, en op nieuw omgescheurde Landen. De beste tyd, om dit Kruid te verzamelen, is zo dra het zelve bloeit, als wanneer het uitgetrokken, en in de zon gedroogd moet worden; kunnende hetzelve dan jaaren lang op een drooge plaats, zonder iets van zyne kragt te verliezen, bewaard worden. Het Hulpmiddel tegens de Hondsdolligheid (Rabies Canina) word op de volgende wyze daarvan vervaardigd: Men neemt een handvol van het bovengemelde Kruid, hetzelve moet, kort gesneeden, en in een schoone aarde pot, daar nooit vettigheid in geweest is, gedaan, vervolgens een mengelen oud bier daar op gegooten, en tot op de helft verkookt worden; moetende de pot digt geslooten gehouden worden, om alle uitwaasseming te beletten; de Drank gaar zynde, moet 'er Veneetse Driakel, ter grootte van een kleine NotemuscaatGa naar voetnoot(*) in gedaan, en, wel omgeroerd zynde, door een melkzeef gegooten worden. De plaats, daar een mensch gebeeten is, moet met een eiken spaantje opgekrabt, en weer aan het bloeden gemaakt, en dan de wond, met deezen drank, schoon uitgewasschen worden. Een volwassen Man moet op eenmaal, nugteren, een oort of half mengelen van deezen drank, wel omgeschud, | |
[pagina 606]
| |
drinken; best is het op eenmaal, maar zulks niet wel kunnende geschieden, dan in tweemaal kort op elkander; de drank ingenoomen hebbende, moet hy eenigen tyd te bed blyven; zich als dan van schoon linnen voorzien, en de lakens, waarop hy geleegen heeft, voor anderen verwisselen; hy moet drie uuren, na 't inneemen, vasten, en zich dien dag van Melk of andere Lepelspyze onthouden; eens inneemen, kan volstaan; doch twee dagen agtereen, is beter. Een Vrouwspersoon neemt wat minder. Een Kind, na dat het oud is. Voor een zuigend kind, kan de moeder het wel een maal te meer neemen, zo men hetzelve geen lepelvol of twee kan in krygen. Hy, die by iemand geslaapen heeft, die van een dollen hond was gebeeten, moet schoon linnen aantrekken, en ook deezen drank eens inneemen. De Patienten moeten zich eenige weeken onthouden van Spek, Look, Erwten, en Vogels die op het water zwemmen. Zo een Mensch reeds aan 't raazen is, moet eens zo veel van dit Kruid op een mengelen bier gedaan, en eens zo veel Veneetse Driakel, de drank gaar zynde, daar in geroerd worden, en hy, drie of vier morgen agtereen, de voorschreven drank drinken. Dit Hulpmiddel is niet alleen dienstig voor den Mensch, maar word ook, met goed succes, voor het Vee gebruikt. Een Paard moet op eens een half mengelen hebben. Een volwassen Koebeest, twintig lepels vol. Een jong Beest, wat minder. Een jaarig Varken, zeven a agt lepels vol; desgelyks een Schaap. Een Hond, vyf of zes lepels vol. Men kan hun deezen drank best ingeeven, door middel van een hoorn. Die den Beesten deeze drank ingeeven, trekken dikke leederen handschoenen aan, en binden een doek voor neus en mond, om zich voor den adem te beveiligen; na 't volbragte werk, moeten de handschoenen verbrand, of diep in den grond begraven worden. Men moet de stallen of plaatsen, daar de beesten gestaan hebben, uitmesten, en de mest ondergraven of bouwen, en de kribben, voerbakken, planken, stalrepels, enz. met heet water ter deeg afboenen, de beesten telkens versch Stroo geeven, en de Legplaatzen zo zuiver houden, als mogelyk is. |
|