| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Proeve, over de kragt van zedelyk onderwys.
(Uit het Engelsch van den Heer vicecimus knox, M.A.)
Het schynt eene toegestaane waarheid onder lieden van de Wereld, gelyk men ze noemt, dat, schoon Boeken, tot Zedeleerend Onderwys geschikt, eenig vermaak mogen verschaffen aan Jonge Lieden, of de zodanigen, die op Boeken gesteld zyn, even als een Liefhebber van Schilderyen of Penningen, op deeze voorwerpen van zyn heerschenden smaak, die Boeken weinig wezenlyk nut in het daadlyk leeven aanbrengen. Zy beweeren, dat een klein getal beoefende Grondregels, ontleend uit de verkeering met de Wereld, veel meer diensts doen, dan al de Wysheid van den Zedekundigen Wysgeer.
't Is zeer zeker, dat Wereldkennis, van welke men zo hoog opgeeft, ons die soort van Wysheid zal leeren, welke ons Belang bevordert, en ons Verbintenissen bezorgt; doch ik moet, desniettegenstaande, beweeren, dat deeze op zichzelve, en niet bedwongen door zedelyke beginzelen, eene veragtlyke soort van Wysheid is: want zy blyft altoos onbestaanbaar met de opregtheid van een braaf Hart. Zy boezemt eene onderwerping in aan veele laagheden, en vormt van het leeven eene aaneenschakeling van bedriegeryen. En indedaad, wel verre van zulk eene Wysheid hooger te schatten dan die wy uit de Boeken haalen, hou ik dezelve voor eene aangeleerde en daarom te wraakbaarder soort van schurkery.
De Zedekunde, uit de Boeken ontleend, is derhalven noodig om aan die ondergeschikte Wysheid waardye by te zetten. Deeze breid onze inzigten uit, en leert ons onze Belangen niet hooger te schatten dan ons Geweeten en onze Onafhangelykheid. Zy stelt ons in staat, om, by de hoedanigheden van een inneemend voorkomen, de agtbaare te voegen van manlyken ernst en opregtheid. Hy, die ten leeven intreed met eene Ziel van Zedelyke
| |
| |
Leering ontbloot, kan, schoon hy misschien gelukkig slaage, nooit dit geluk verdienen, nooit op eene waardige wyze, genieten. Maar hy, die ten tooneele der wereld optreed met Zedelyke Grondbeginzelen, wel diep in 't hart gedrukt, zal, schoon eene bedriegende en bedroogene Wereld hem versmaade, in zyn Hart een bron van vreugd vinden, welke de Wereld met al haar rykdom en eere hem niet kan verschaffen.
Dan 'er is eene andere zwaarigheid tegen de kragt van 't Zedelyk Onderwys uit Boeken gehaald. Men legt den Zedeschryver ten laste, dat hy te veel vordert, dat hy regels voorschryft, en denkbeelden van voortreflykheid opwekt, welke door Schepzels, als wy Menschen, niet kunnen gevolgd, of bereikt worden. De Zedeschryver is, met al zyne voorgeevende kennis van het menschlyk hart, zegt men, geheel onkundig van 't zelve, en ontleent alle zyne begrippen, des betreffende, van nog niet gevallene weezens. Om zodanig eene Wysheid te verkrygen als met de daad nut aanbrengt, moeten wy, naar deezer Lieden oordeel, onze Boeken digt doen, waar in ons Schilderyen worden voorgehouden, van welke men geen oorspronglyke vind in dit ondermaansche. De Kerk, de Hoogeschool, en andere Leerplaatzen, verschaffen ons louter denkbeeldige begrippen. Wil men weezenlyke hebben, men wyst ons, zo niet met uitgedrukte woorden, althans zydelings, tot het Bordeel, de Speeltafel, en overal waar voorbeelden van Gierigheid, Bedrog, en Wellust worden aangetroffen. In deeze Schoolen, voegt men 'er nevens, word de Mensch beschreeven, zo als hy met de daad bestaat; en deeze zoekt en vind het verstandig deel des Menschdoms, die Wysheid, door de dwaazen te vergeefsch gezogt in de Kerk en in de Boeken.
't Is waar, de Boeken vertoonen de dingen beter dan ze zyn; doch het is even waar, dat zy, zulks doende, doen wat zy behooren. Dit is derzelver lof, geenszins derzelver schande. Zy poogen de menschlyke natuur te verheffen, en slaagen in dit oogmerk: want, hoe snood de Wereld zyn moge, zal men de uitersten van Boosheid vinden onder de zodanigen, die niet leezen, niet onder de zodanigen, die onderweezen werden in de Leerstellingen der Zedelyke Wysgeeren; en, wat verheevens in de Wereld ooit voorkomt, het word voortgebragt
| |
| |
door Lieden, wier Zielen door Zedelyk Onderwys zyn opgekweekt.
Indien de Zedekundige de dingen enkel zo moest beschryven, als zy waarlyk zyn; indien hy alleen zodanige voorschriften moest geeven, als strekken om het jeugdig gemoed te leeren hoe te bedriegen, en de ondeugden, van welke de zamenleeving overvloeit, te pleegen, dan zou algemeene Zedeverbastering en verderf zeker aangroeijen tot eene bykans onbegrypbaare hoogte. - Snood is de Mensch, zonder den bystand van 't Zedelyk geleide; snood, ja zelfs helsch, zou de staat der Maatschappye weezen, wanneer de Boeken steeds strekten, om den weg tot Zedeverderf te baanen, en den Mensch daar toe aan te spooren. Wy kunnen ons naauwlyks verbeelden, welk eene gedaante de wereld zou aanneemen, indien men het gebruik van goede Boeken weerde: dewyl wy nimmer iets dergelyks by bevinding kunnen hebben in deeze tyden, waar in bykans geen Mensch tot jaaren van onderscheid komt, zonder eenig onderwys te ontvangen 't zy by mensch, 't zy by geschrifte; eerst uit de Boeken ontleend.
Lieden van de Wereld, heb ik hooren aanmerken, dat zy de Schriften van addison niet konden goedkeuren: naardemaal hy, zo zy zeggen, zyn best doet, om den Mensch zo te maaken, als zy nimmer kan weezen. Dan, ondanks deeze aanmerking, durf ik beweeren, dat ons Land meer goeds ontvangen heeft uit deeze Schriften van addison, dan van de daadlyke verrigtingen van eenig Mensch, hoe hoog van staat, hoe sterk van invloed. De Spectators zyn door 't geheele Ryk geleezen, en veel van de Geleerdheid en goede Hoedanigheden, welke zich, naa dezelver uitgave, onder ons vertoonde, hebbe men daar aan dank te weeten. Geen Boeken zyn algemeener in handen; men vind ze by Lieden van den hoogsten en van den laagsten rang; en dat de Britsche Natie niet gedaald is tot eene laagte zo diep als derzelver Nabuuren, moet grootendeels toegeschreeven worden aan een Boek van Zedelyk Onderwys, zo algemeen beoefend; een Boek, waar in de dingen misschien beter dan ze zyn worden afgeschilderd, en 't geen de waardigheid der Menschlyke Natuure, op eene edele wyze, handhaaft.
't Ontstaat uit het verkeerd begrip, dat 'er zeer weinig voordeels ten voordeele van de bestuuring onzes Gedrags te haalen is uit Zedelyke Leerboeken, dat onze gedrukte
| |
| |
Leerredenen, die een schat van de beste Zedekunde behelzen, op de beste wyze aangedrongen, meestal verwaarloosd liggen. Ze worden door jonge Godgeleerden gekogt om 'er zich van te bedienen; doch in de binnekamers weinig geleezen. Te deezer oorzaake zou veelligt iemand in 't vermoeden vallen, dat de meeste Menschen onopregt zyn, en dat 'er een stilzwygende afspraak tusschen hun bestond, om te bedriegen en om bedroogen te worden. Want veelen onder hun, die een Leerreden, van den Predikstoel hun voorgehouden, met aandagt hooren en toejuichen, zouden zich schaamen, als zy in hun kamer werden aangetroffen met een Predikatieboek in de hand. Indien zy waarlyk geloofden in de zaaken, die tot onderwerpen der Leerredenen strekken, zyn deeze van zo belangryk eene natuure, dat zy zich genoopt moesten vinden om ze met onverzaadlyke greetigheid te leezen: maar 't zelfde ongelukkig denkbeeld blyft heerschen, dat, schoon een Zedeleerende Leerreden moge dienen, om de Toehoorders op geene ongevallige wyze bezig te houden, dezelve geen kragts genoeg heeft om invloed te hebben op het leevensgedrag. Men houd het Kerkgaan, het hooren van Leerredenen, voor een soort van gewoonte, waar aan een goed soort van Lieden zich mag houden uit welvoeglykheid, en dan tot hun voorig bedryf wederkeeren, onveranderd, onverbeterd.
Het eind, 't welk ik in 't byzonder met de dus verre voorgestelde aanmerkingen bedoel, is, niet alleen om aandagt op de Zedelyk onderwyzende Boeken en Redenvoeringen aan te pryzen; maar ook, indien het mogelyk ware, eene verandering te wege te brengen, in het voorwerp van die aandagt. - Ik wenschte, naamlyk, dat de Leezers een Boek opnamen, met een begeerte, om Zedelyk Onderwys uit het zelve te haalen, en niet alleen het vermaak van leezen te genieten. Elk onzer, hoe groot zyne vorderingen ook zyn mogen, loopt gevaar van verzwakking in zyne beginzelen, indien ze niet by aanhoudenheid vernieuwd, en door Zedelyke aanmaaning versterkt worden.
Gelukkig voor ons, is 'er een overvloed van Zedeleerende Boeken en Geschriften. - Gelukkig voor ons, staan de Plaatzen, waar Zedelyk onderwys op de staatlykste en plegtigste wyze gegeeven wordt, dagelyks open. Maar, helaas! hoe weinigen koopen een Zedeleerend Boek, en leezen het met een opregt verlangen om 'er
| |
| |
betere Menschen door te worden; en hoe veelen hooren den Leeraar alleen om hunner nieuwsgierigheid voldoening te verschaffen, en een uur op geene ongevallige wyze te slyten! Slegt, zeer slegt, indedaad, moet een Boek geschreven, en een Leerreden opgesteld zyn, waar uit een Mensch, als hy 'er op gesteld is, geen wenk ontvangt, die, ernstig in agt genomen, hem tot Leevensbeterschap zou opleiden. Doch ons gebrek aan nederigheid, en ons denkbeeld, dat Onderwerpen, welke onze wereldlyke belangen en vermaaken betreffen, de eenige Onderwerpen zyn, de aandagt en opmerking eens verstandigen Mans waardig, door alles, wat de kundigsten en besten verzameld hebben, tot ons Geleide, vrugtloos worden.
Welke zyn de Boeken, meest gezogt, meest met aandagt en toepassing geleezen, door Lieden in hooge Bedieningen gesteld, of in Wereldlyke bedryven onledig? De zodanige ongetwyfeld, welke strekken kunnen, om hun voor te lichten in de onderscheide werkzaamheden aan hun staat en beroep verknogt; nietige en geringe voorwerpen, indedaad, in vergelyking met de verhevenheid van Zedelyke en Godsdienstige voorwerpen. Nogthans zyn zy gereed om alle andere aan te merken als beuzelagtige wartaal, waar mede zy zich mogen bezig houden, die niets anders te verrigten hebben; maar de kennisneeming van een Man van verstand, van een Man naar de Wereld, niet verdienen. Uit zodanig eene denkwyze, welke maar al te zeer de overhand heeft, ontstaat bekrompenheid en laagheid van ziel en onkunde, de vrugtbaare moeders van alle Ondeugden, die den pleeger elendig kunnen maaken, en hoogst schadelyk zyn voor de Maatschappye.
|
|