als 'er aan alle dingen een begin is, komt 'er ook aan alles een einde. - Hier ziet men iets op nieuw verschynen, dat na eene korte vertooning weêr verdwynt. - Hier lagchen ons de dingen dezer waereld aan, - daar doen ze door hare droevige vertoning weêr het hart krimpen. - Hier is vrolykheid en gejuich; doch 'er volgt eene verbazende verandering van tooneel; alles verkeert in rouw, in smarte en treurigheid. - Dan de deugd is een standvastig, een onveranderlyk goed; de deugd blyft eeuwig, en verlaat den mensch niet, schoon hem ook alles moge verlaten. - Zelfs verlaat ze hem in den dood niet. - Welk een schat! welk een onwaardeerbaar goed! - De deugd bestaat in die grootmoedigheid, in die ware grootsche verhevenheid der ziele, waar door ze zich ver verheft boven deze tegenwoordige zinnelyke waereld, en derzelver schielyk voorbygaand genot. - Zy bestaat in die standvastige, die onverzettelyke aankleving van het goede; en een zorgvuidig vlieden van het kwade; onder eene zekere en levendige overtuiging van een leven na dit leven.
Al wat men onderneemt, alles waar over men zyn oordeel ter beslissing vellen zal, moet alvoorens in de schaal van een zuiver oordeel gewogen worden. Het is niet slegts een bewys van ligtvaardigheid, maar men verraad ook zyne eigen zwakheid, als men, onbedagt, onbezonnen, en onberaden, zaken onderneemt, of ligtvaardig een oordeel velt. Alle zulke menschen maken zich of belagchelyk, of wikkelen zich in omstandigheden, of moeiten, waar uit zy zich niet, of bezwaarlyk, weten te redden. - Indien dit nu geschied in zaken, welke hun slegts in persoon betreffen, zonder groot nadeel van anderen, dan lyd 'er niemand veel nadeels by, dan zy alleen. Dan, heeft het plaats by zulke menschen, die op het algemeene welzyn veel invloed hebben, welke treurige gevolgen kan het dan niet na zich slepen. - Dan loopt een Gemenebest een oogschynelyk gevaar: om dat onbeoordeelde besluiten, ontydig genomen, niet zelden agtervolgd worden, door de nadeligste uitkomsten, welke men niet voorzien heeft, uit gebrek van genoegzame oplettenheid.
Alle menschen behoorden wel op te merken, dat zy onder drie gewigtige zoorten van verpligtingen liggen. De eene leidt ons tot die pligten, welke wy onzen grooten formeerder en genadigen weldoener verschuldigd zyn. De tweede raakt ons zelven onmiddelyk, en vordert die pligten, welke tot onzen byzonderen staat als menschen, en verlichte Christenen, behoort. - De derde eindelyk is betrekkelyk tot dien openbaren stand, waarin de Voorzienigheid ons geplaatst heeft, en raakt dus ons gedrag, jegens onzen evenmensch.