Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWeetenswaardige en keurige narigten van Georgia en de Georgiers, een der zeven volken, die de landen tusschen de Zwarte en de Caspische Zee bewoonen.(Ontleend uit een Werk, getyteld: Memoir of a Map of the Countries, comprehended between the Black sea and the Caspian; with an Account of the Caucasan Nations.)
Georgia, door de Persiaanen Gurgustan, en door de Turken Gurtshi, geheeten, bevat in zich, oud Iberia, Colchis, en misschien een gedeelte van Albania; dewyl het Landschap Caket, in de oude Georgische taal, gezegd word den naam van Albon gedraagen te hebben. De Inwoonders zyn Christenen van de Grieksche Kerkgemeenschap, en schynen den naam, welken zy tegenwoor- | |
[pagina 580]
| |
dig draagen, te ontleenen, van hunne verkleefdheid aan st. georgius, de Beschermheilig deezer Landen. Georgia is verdeeld in negen Landschappen. Vyf deezer zyn onderworpen aan heracliusGa naar voetnoot(*), en maaken dat gedeelte uit, 't welk doorgaans het Koningryk van Georgia genaamd wordt. Vier behooren tot de Heerschappy van david, en vormen het Koningryk of Vorstendom van Imeretia. Dit geheele Land is zo by uitstek schoon, dat eenige verbeeldingvolle Reizigers zich verbeeld hebben, dat zy hier den oorspronglyken Hof van Eden gevonden hadden. De Bergen zyn bedekt met bosschen van Eik-, Berken-, Kastanje- en Nooteboomen, omringd met Wyngaarden, die geheel in 't wilde groeijen, doch een overvloed van Druiven voortbrengen. Van deeze maakt men zo veel Wyns, als men ten jaarlykschen gebruike noodig heeft: de overige laat men aan de Wyngaarden verrotten. Katoen groeit 'er van zelve, zo wel als de fynste Europische vrugtboomen. Ryst, Gierst, Hennip, Vlas, wordt bykans zonder moeite in de vlakten geteeld. De Valeien verschaffen de schoonste Weidlanden, die het oog aanschouwen kan. De Rivieren zyn vol Visch. De Bergen hebben overvloed van Metaalen. De Lugtsgesteltenis is 'er alleraangenaamst. De Natuur schynt deeze begunstigde Oord met alle voortbrengzelen gezegend te hebben, die tot geluk der Inwoonderen kunnen strekken. Van den anderen kant zyn de Rivieren in Georgia, veroorzaakt door de waterstroomen, van het Gebergte afdaalende, in alle Jaargetyden, of te snel van loop, of te ondiep ter geregelde vaart. De Zwarte Zee, over welke Handel en Beschaafdheid in dit Gewest uit Europa zou hebben kunnen ingevoerd worden, is tot zeer onlangs in het uitsluitend bezit der Turken geweest: de Handel te Land, in Georgia, wordt grootlyks belemmerd door het hooge Gebergte van Caucasus: en die hinderpaal nog vermeerderd door de zwermen van roof- en plunderzieke Volken, die dit Gebergte bewoonen. In de Vyftiende Eeuw werden de Georgiers, deels door | |
[pagina 581]
| |
de Turken, deels door de Persiaanen, te onder en in slaaverny gebragt. Zints dat tydperk hebben de veelvuldige en voordeelig asgeloopene poogingen der Georgiers, om hunne Vryheid te herkrygen, by herhaaling verwoesting over hun Land gebragt. Abbas de groote wordt gezegd, in één krygstocht niet minder dan tachtig duizend Familien weggevoerd te hebben. De schrikbaarendste gruwelen en wreedheden zyn, met den aanvang deezer Eeuwe, op nieuw aan de ongelukkige Inwoonderen van dit anders ryk gezegend Gewest gepleegd, door den mededoogenloozen nadir; doch deeze waren geringe onheilen, in vergelyking met die ontstonden uit de inwendige verdeeldheden der groote Baronnen. Dit talryk lichaam van Mannen, bedryfloos, trots en wreed, bezat een onbeperkte magt over het Leeven en de Eigendommen hunner Vassalen, geen andere bezigheid dan die der wapenen hebbende, en geen hoop om grooter te worden, dan door het plunderen hunner Mededingeren, leefde in bestendigen kryg: en daar zy met verschillenden uitslag streeden, en de Boeren der Overwonnenen steeds weggevoerd en verkogt werden aan de Turken, of Persiaanen, verminderde by elken Krygstocht het getal der Ingezetenen. In het einde doodigden zy de nabuurige Bergbewoonders uit, door de hoop op roof, om deel te neemen in hunne oneenigheden; deeze gevaarlyke Bondgenooten, kennis van het Land krygende, en aanschouwers wordende van de zwakheid der Inwoonderen, voltooiden welhaast de verwoesting. Eenige weinige elendigen, half naakt half leevend, en tot wanhoop gedreeven door de van alle genot ontblootte knevelaaryen hunner Landheeren, waren schaars verstrooid in de schoonste Landstreeken van Georgia. - De Omwentelingen in Persie, en de zwakheid der Turken, hebben, 't is waar, de Prinsen des Lands in staat gesteld om hunne Onafhangelykheid te herkrygen; maar de geringheid hunner inkomsten heeft hun, tot dus lang, verhinderd om de dwinglandy der Edelen te snuiken, en den drukkenden last der Landlieden te verligten. De Hoofdstad van Georgia, en de Verblyfplaats van Prins heraclius, is Tifflis, door de Inboorelingen Tiblis-Cabar, of Warme Stad, geheeten, ter oorzaake van de warme Baden in de nabuurschap. Deeze Stad werd, uitwyzens een oud opschrift in het Kasteel, in den Jaare MLXIII gegrondvest door zekeren Prins lievang. Schoon | |
[pagina 582]
| |
de omtrek van Tifflis niet meer dan twee Engelsche Mylen haalt, woonen 'er twintigduizend Zielen; meer dan de helft zyn Armeniers, de overige meest Georgiers, vermengd met eenige Tartaaren. 'Er zyn twintig Armenische, vyftien Grieksche Kerken, en drie Metscheds. De Straaten zyn zelden meer dan zeven voeten breed, en eenige zo smal, dat ze naauwlyks een man te paard doorlaaten, men kan overzulks hier geene zindelykheid verwagten. De Huizen hebben platte daken, op welke de Vrouwen, by schoon weêr, nu en dan wandelen: ze zyn net gebouwd, de wanden met hout beschooten, en de vloeren met carpetten bedekt. - Te Tifflis is eene Gietery, waar in Kanonnen, Mortieren, en Kogels gegooten worden, doch deeze alle zyn zo groot niet als de Turksche. Het Buskruid, 't welk men hier maakt, is uitmuntend. De Armeniers hebben desgelyks herwaards overgebragt, alle de Handwerken hunner Landsgenooten in Persie; de bloeiendste Fabriek is die van gedrukt Lynwaad. In Tifflis is ook een Geldmunt; doch, behalven 't geld, daar vervaardigd, gaat 'er veel Goud- en Zilvergeld, uit Persie en Turkyen ingevoerd voor Honig, Boter, Vee en Linnen. Men begroot het getal der Onderdaanen van Vorst heraclius op omtrent zestig duizend Huisgezinnen: doch deeze begrooting is, ondanks den tegenwoordigen verwoesten staat des Lands, waarschynlyk te gering. De Boeren, behoorende tot de Koningin en die van den Patriarch, betaalen geene Schatting aan den Vorst, en worden derhalven niet opgetekend gevonden op de Schattinglysten. Verscheide dergelyke ontheffingen zyn door den Vorst verleend aan zyne Schoonzoonen en Gunstelingen. Daarenboven, dewyl de Schatting, van de Boeren geheeven, geene belasting is die by 't hoofd maar volgens de Haardsteden geheeven word, brengen de Inwoonders van een Dorp niet zelden den Huisraad van verscheide Hutten in één, en vernielen het overschot, 't welk zy zeer gereed weder krygen. 't Is, daarom, waarschynlyk, dat de Bevolking van Georgia weinig minder is dan drie honderd vyftig duizend zielen. Het Staatsbestuur in Georgia is oppermagtig, doch de Vorst zou, buiten de hulp der Russische Krygsbenden, dikwyls buiten staat weezen om zyne besluiten ten uitvoer te brengen. De Lyfstraffen zyn aanstootelyk wreed; gelukkig vallen zy zeldzaam voor, dewyl de Overtreeders | |
[pagina 583]
| |
doorgaans gereede gelegenheid vinden, om ze in een nabuurig Gewest te ontgaan: en naardemaal de Vorst zyne rekening beter vindt by het verbeurtverklaaren van de goederen der Misdaadigeren, dan by hun te straffen. Regt uitwyzende Geregten worden als een voorregt van den Adel aangemerkt; en hebben plaats wanneer de zaak zeer ingewikkeld is, of wanneer de magt en invloed der partyen elkander zo zeer opweegen, dat geen derzelven eene Beslissing van het Hof ten zynen voordeele kan verwerven. Dit Geregt word het Oordeel van god geheeten. De Kleeding der Georgiers gelykt zeer naar die der Cosakken; doch Lieden van Rang gaan veeltyds even als de Persiaanen gekleed. Veeltyds verwen zy hair, baard, en nagels, rood. De Georgische Vrouwen gebruiken dezelfde kleur, om hunne handpalmen te besmeeren. Op haare hoofden draagen zy een muts of hairband, van onder welke haar zwart hair op het voorhoofd nederhangt, van agteren is het in verscheide vlegten gebonden. De wenkbrauwen maaken zy zwart, in zulker voege, dat dezelve één boog maaken; haar aangezigt is juist met rood en wit gemengeld. Haar opperkleed valt tot den middel toe open, zo dat zy de borst met haare handen moeten bedekken, als zy dezelve aan 't oog willen onttrekken. Haare houding en voorkomen is zeer wellustig. Meestal in Kloosters opgevoed, kunnen zy alle leezen en schryven; bekwaamheden, zeer zeldzaam onder de Mannen, zelfs van den hoogsten rang. De jonge Dogters worden, zo schielyk mogelyk, uitgehuwlykt, dikwyls slegts drie of vier jaaren bereikt hebbende. Op straat gaan de Vrouwen van eenig aanzien altoos met een sluier, en dan is het onwelleevend voor eenig Man haar aan te spreeken. Men houd het desgelyks voor eene onbeleefdheid, in de verkeering, na de Vrouwen van iemand des gezelschaps te vraagen. Dit nogthans zyn geen oude Landsgebruiken, maar gevolgen van de gewelddaadigheden, hun door de Persiaanen, onder Shach nadir, aangedaan. Van dronkenschap, bygeloof, wreedheid, luiheid, gierigheid, en bloohartigheid, worden de Georgiers door de Reizigers beschuldigd. Ondeugden, die allerwegen gemeen zyn aan Slaaven en Dwingelanden, maar geenzins byzonder eigen aan de Inwoonderen deezes Lands. De Afstammelingen der Volkplantingen, door Shach abbas weggevoerd, en geplaatst te Peria, naby Ispahan, en in Masanderan, hebben hun Character veranderd met de | |
[pagina 584]
| |
Regeeringsvorm onder welke zy gebragt zyn, en de Georgische Krygsbenden, in Persie gebruikt, tegen de Affghans, onderscheiden zich voordeelig, door derzelver leerzaamheid, krygstugt, en moed. De andere Inwoonders van Georgia zyn Tartaaren, Ossi, en Armeniers, in de Georgische taal Semaki geheeten. Deeze laatstgemelden worden door geheel Georgia verspreid gevonden, zomtyds met de Inboorelingen des Lands vermengd, zomtyds in Dorpen op zich zelven woonende. Onderling spreeken zy hunne eigene taal; doch allen verstaan en spreeken de Georgische. Hun Godsdienst is deels Armenisch, deels Roomsch Catholyk. Zy zyn onder de Inwoonderen de meest verdruktsten; doch munten echter uit door dien aangebooren yver, welke allerwege ten kenmerk van dit Volk strekt. Behalven deezen, vind men in Georgia een groot aantal Jooden, in de Landtaale Uria geheeten. Eenigen onthouden zich in Dorpen, geheel uit Jooden bestaande, anderen leeven gemengd onder de Georgische, Armenische, en Tartaarsche Ingezetenen; doch nimmer onder de Ossi. Zy betaalen eene kleine schatting boven die der Inboorlingen. De Hoofdstad van Imeretia, en de zetel van Prins david, is Curtais. De overblyfzels van de Hoofdkerk schynen uit te wyzen, dat Curtais voorheen een groote Stad was, maar thans verdient dezelve nauwlyks den naam van een Dorp. - Salomon, Vader van den tegenwoordigen VorstGa naar voetnoot(*), beval zeer wyslyk het wegneemen van de wallen, en van het kasteel; aanmerkende, dat het gebergte Caucasus de eenige Vestingen ware in staat om verdedigd te worden door een ongeoefende Krygsmagt van zes duizend man, onvoorzien van Geschut. De Inwoonders van Imeretia worden op omtrent twintig duizend Familien geschat, ze zyn niet verzameld in Steden of Dorpen, maar over 't land verspreid in kleine Gehugten. Onder hun is een minder mengzel van Vreemdelingen, en zy zien 'er bevalliger uit dan de Georgiers; ook zyn ze stoutmoediger en yveriger. 's Jaarlyks zenden zy veel Wyns na de digtbygelegene gedeelten in Georgia, in lederen zakken, op paarden; doch zy hebben geen Handwerken, leven arm en elendig, wreedlyk onderdrukt door de knevelaaryen hunner Landsheeren. | |
[pagina 585]
| |
De gewoone inkomsten van Imeretia komen, gelyk die van Georgia, uit eene Belasting der Boeren in Wyn, Graanen, en Vee, en van een Schatting der nabuurige Vorsten. Onder de buitengewoone bronnen van inkomen, hebben de Verbeurtverklaaringen een groot aandeel: maar, dewyl dit alles verre te kort schiet tot onderhoud van den Vorst, reist hy doorgaans van huis tot huis, leevende ten koste zyner Vassalen; nooit van inwooning veranderende, voor dat hy alles wat eetbaar is verteerd heeft. - Men kan hier uit gereedlyk opmaaken, dat het Hof van Imeretia geenzins in luisterykheid uitmunt, noch dat 's Prinsen tafel zeer ryklyk voorzien is. Zyn gewoon eeten bestaat uit eene spyze, Gom geheeten, eene soort van Gierst gemaalen en tot een pap gekookt, in een stuk gebraaden Vleesch, en wat geperste Caveaar; alle deeze spyzen eet hy met de Vingeren; Vorken en Lepels kent men in Imeretia niet. - Over tafel zittende, is hy menigmaal bezig met het afdoen van Regtszaaken, welke hy beslist naar willekeur; in de Landen zyner Heerschappye is 'er geen Wet, dan zyn WilGa naar voetnoot(*). Zyne nieuwe bevelen worden den Volke aangekondigd op Vrydag, by hun de Marktdag, wanneer een Roeper dezelve bekend maakt; deeze klimt op een boom, en spreekt die van 's Vorsten welbehaagen uit. De Imeretiers zyn van den Griekschen Godsdienst. Hun Catholicos of Patriarch, is doorgaans van Koninglyken Bloede, en kan zeldzaam leezen of schryven; de mindere Geestlykheid is niet beter onderweezen. Hunne Kerken zyn jammerhartige Gebouwen, en kunnen bezwaarlyk van gemeene Hutten onderscheiden worden, dan door een papieren Kruis boven de grootste deur, en eenige Schilderyen van de Maagd maria, en de Heiligen. |
|