Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 575]
| |
zullen toeleggen, op eene naarstige beoefening, zoo van het uitneemende in 't antique, als van de moderne Meesterstukken; ten einde hier door het waare Schoone recht gevoelig te leeren kennen, en door die kunde ter navolginge genoopt te worden, om zig, door die navolging, den weg te baanen, ter betere vorderingen in deeze hunne edele oefening. Daar nu dit laatste einde hier mede beoogd wordt, is 't, by de minste opmerkzaamheid, terstond blykbaar, dat zodanig een aanpryzen der navolginge niet geschikt is, om de beoefenaars der Dicht- en Schilderkunde slegts slaafsche volgers van hunne Voorgangers te maaken; maar, in tegendeel, om, dus doende, hunne Genie op te wakkeren, en hunne Verbeeldingskragt zo te verlevendigen, dat ze, by voortgang, onder het navolgen, daadlyk Origineelen worden. Uit dat gezigtspunt beschouwde ook de oordeelkundige jeronimo de bosch dit onderwerp, als hy deeze beoefening en navolging, met betrekking tot het Dichtkundige, in eene daartoe geschikte Verhandeling, ten sterkste aandrong. Zulks gaf hem wel byzonder aanleiding om op te merken, dat zy, die deeze navolging afkeuren, even daar door toonen, dat zy in 't geheel geen denkbeeld hebben van de waare navolging, in de Dichtkunde, 't welk men ook op die in het Schilderkundige mag overbrengen; over welker voortreflykheid hy zig, ter dier gelegenheid, onder anderen aldus uitdrukt. - ‘De waare navolging verschilt zeer veel van het copiëeren en uitschryven; het laatste is een teeken van eenen laagen en armoedigen, het eerste van eenen verhevenen en ryken geest: de waare navolging weet altyd haar onderwerp zodaanig op te sieren en te verfraaijen met dat schoon, 't welk men by anderen gevonden heeft, dat, wanneer men het oorsprongkelyke met het nagevolgde vergelykt, men in twyfel staat, waaraan men den voorrang geeven zal; 't zyn schoone zusters, welker begaafdheden, hoewel onderscheiden, zo voortreflyk zyn, dat men niet weet wie men van die schoone zusters de schoonste noemen zal.’Ga naar voetnoot(*) - Een uitsteekend voorbeeld van zulk | |
[pagina 576]
| |
eene treflyke navolging, in het Schilderkundige, is, boven veele anderen, geweest, de Heer dietricy, wiens dood alle Kunstkenners met my betreuren. Zyn edel penceel vestigde meermaals myne gedagten op de groote voordeelen, die zodanig eene oordeelkundige navolging der Meesterstukken van beroemde Schilderen aan de hand geeft, en noopt my thans, ter aanspooringe voor anderen om zyn voorbeeld na te streeven, tot het mededeelen van eenig nader berigt, nopens deezen mynen dierbaaren Vriend,Ga naar voetnoot(*) de hoogagting van alle zyne Kunstgenooten overwaardig. De Heer dietricy, in zyn leeven Hofschilder te Dresde, gebooren te Weymar den 30sten October 1712, was een Leerling van wylen den Heer alexander thiele, Hofschilder te Dresde, en is overleeden den 23sten April 1774. - Men mag, zonder grootspraak, van hem wel zeggen, dat hy nimmer zyn wedergade heeft in het kunstige navolgen van de uitmuntendste Meesters in de Schilderkunde. Zyne Stukken scheenen geen Copyen van de voornaamste Schilders te zyn: hy wist zig den geest dier groote Mannen zoo eigen te maaken, en zyne ordonnantien indiervoege zamen te stellen, dat alles het voorkomen hadde, als of ze de eigen compositien waren, van die geenen, welken hy beoogde uit te beelden. Hier toe bezat hy het vermogen, om zyn eigen hand volstrekt te verzaaken; en aan zyn penceel een zwaai te geeven, die de vertooning van 't spoor der beweeginge van de hand naliet, in den trek op het paneel, even als of het gehouden ware van den geenen, dien hy zig voorstelde, na te volgen. Dan hierby bepaalde zig dietricy niet, als wel bewust, dat 'er, tot eene volmaakte navolging, veel meer vereischt wordt. Hy gevoelde niet alleen den blooten omtrek der gedaante, waar in de Schilders hunne beelden plaatzen; maar hy gevoelde te gelyk ook derzelver smaak van verkiezing in de ordonnantie, van groeping en werking, door licht en donker, en de verscheidenheid in het coloriet; weetende hy het eene en het andere zig volkomen eigen te maaken. Ik heb, onder anderen, His- | |
[pagina 577]
| |
torie - stukken van hem gezien, en in de manier van rembrand, en in die van rubbens; het welk een ongemeen kunstvermogen aanduidt; daar beide deeze groote Mannen, gelyk ieder Kunstkenner weet, op zoo verschillend eene manier, gelukkig slaagden in het treffen der Natuure. Het verbaazende van rembrand, door het sterkste licht tegen het donker te plaatzen, nam dietricy in zyne gebootseerde wyze van penceelstreeken zeer juist in agt. - - En niet minder keurig behield hy het treffende van koleuren en licht, van de helderheid in de schaduwen, en de stoutheid in de toetse van rubbens, by eene vlakke schildery. - In beiderleie opzigten was zyne kunstryke hand even natuurlyk ongedwongen werkzaam, tot verwondering der Kunstkenners; dien de uitvoering dermaate voldeed, dat het ware, als of ze de Stukken, door die uitmuntende Meesters zelven vervaardigd, voor zig hadden. - Berchem's veegagtig penceel, meer opmerkelyk door de manier, dan door eene naauwkeurige navolging der natuur, wist hy op het bedrieglykst na te bootzen. - De manier van p. potter, van a. van de velde, en zoo ook die van k. du jardin, die het edele met het waare vereenigde, was hem, in de verschillende opzigten, zo eigen, dat men naauwlyks konde gelooven, dat zyne navolgingen geen oorspronglyke Stukken waren van die Meesters, welken zy voorstelden. Men heeft my Zee-Stukken van zyne hand laaten zien, welken ik alleen door de nieuwheid van het Doek moest onderkennen, om ze niet voor Stukken van j. ruisdaal, w. van de velde of l. bakhuizen te houden. En, dat myne verwondering nog vermeerderde, was, dat hy, by de imitatie, geene origineele Stukken van alle deeze gemelde Meesters onder zyne oogen had; hebbende zig zuiver geheel verlaaten, op zyn geheugenis van de beschouwing hunner Stukken: dat hem weinig moeite kostte, wanneer hy met deezen of geenen Meester sterk ingenonomen was. Doch van alle zyne favorieten was rembrand de meestbeminde; het welk ten gevolge had, dat hy ook in deszelfs schilderwyze bovenal slaagde. - Naast deezen kwam a. van ostade, wiens manier insgelyks zyn kunstvermogen, op eene aanmerkelyke wyze, bezielde.Ga naar voetnoot(*) Van daar zyn 'er, onder de voortbrengzels | |
[pagina 578]
| |
van zyn eigen geest en hand, verscheiden Stukken, die men waarlyk voor origineelen van de hand van a. van ostade zou houden; zo dat men alleszins reden hebbe, om zyne imitatie der maniere van deezen Meester te bewonderen. J. g. wille heeft een Leerman, naar eene der beste Schilderyen van dietricy, in den smaak van van ostade, gegraveerd: de bewerking is uitmuntend; doch het ware te wenschen, dat de Heer wille wat minder koperagtig of glimmend geweest was, en het Stuk in zyne natuurlyke penceelstreeken gevolgd had. Hierin is hy niet zo gelukkig geslaagd, als de beroemde plaatsnyder suyderhoeff, in zyne portraiten naar f. hals, die zelfs de penceelstreeken van den Schilder uitbeeldde. Eindelyk staat my van 's Mans Printwerk, of zyn eigen geëtst Werkje, nog met een kort woord te melden, dat hy zyne Etsnaalde daar in mede op verschillende wyzen gebezigd hebbe. Nu eens volgt hy den stouten smaak der Italiaanen, gelyk salvator rosa, genoels, poussin; dan weder houdt hy zig aan dien onzer Nederlanderen, als waterloo, ruysdaal, rogman, enz. Op een rechtaartigen trant treedt hy meermaals in 't spoor van potter, du jardin, van de velde, berchem en van everdingen. Rembrand was hem, als boven gemeld is, by uitstek eigen: kunstig imiteerde hy de manier van both, teniers, brouwer, van ostade, reeds opgenoemd, en meer andere Nederlandsche Boeren-gezelschapschilders; van wier smaak hy doordrongen was, en welker behandeling van het penceel hem geheel en al bezielde. - Elk een, die de oorspronglyke Printjes van den kunstryken dietricy met een waar kunstoog beschouwt, zal my in dit alles gereedlyk toevallen, en overtuigelyk erkennen, dat ik my, wegens zyne bekoo- | |
[pagina 579]
| |
rende verdiensten, niet te sterk uitgedrukt hebbe. - Den Leerman, dien wille, naar zyne schildery in 't groot, zoo glad gesneeden heeft, waar van wy alvoorens gewag gemaakt hebben, heeft hy in dit Werkje, in 't klein, stout geëtst; en dat gelukkig, op eene ruime, vrye, toch egter volmaakte, wyze, in den trant van van ostade uitgevoerd. - Als men zyn Boeren Schaarslyper regt onder 't oog heeft, wordt men, zoo men niet wist dat het van zyne hand is, als gedrongen, om het voor een Printje van van ostade aan te zien; en nogthans is het geen Copy, maar eene overkunstige imitatie in de manier van dien grooten Meester. - Wanneer men dit zyn Printwerk vergelykt, zelfs met de bestuitgevoerde Copyen van bekwaame Plaatsnyders, ontdekt men ten duidelykste het groote onderscheid, dat 'er doorstraalt tusschen imiteeren en copieeren. - Navolgen by imitatie is zeker volstrekt geheel iets anders, dan het bloote copieeren: het eerste brengt ons het treffende uitwerkzel der Vryheid onder 't oog; en 't laatste geeft ons zigtbaar de slaaverny der hand te kennen. Ik zal hier mede dit beknopt Berigt, dat geen vleiende lofspraak, maar slegts een naar waarheid eenvoudig berigt van 's Mans verdiensten behelst, besluiten: het welk ik, uit ongeveinsde hoogagting, verschuldigd was, op te stellen, ter nagedagtenisse van mynen dierbaaren Vriend dietricy, my door den dood, helaas, te vroeg ontrukt! |
|