| |
| |
| |
Regels tot behoudenis des gezigts, en wegens het gebruik der brillen en vergrootglazen.
(Overgenomen uit een Essay on Vision, by george adams, Mathematical Instrument-maker to his Majesty.)
Hoewel het onmogelyk zy het volstrekt verval des Gezigts te voorkomen, 't zy het zelve ontstaat uit Ouderdom, eene byzondere ongesteldheid, of Ziekte, kan, nogthans, door voorzigtigheid en geregeld gedrag, de natuurlyke verzwakking zeker vertraagd, en de algemeene gesteltenis der Oogen versterkt worden. Deeze heilzaame oogmerken kan men bereiken door agt te slaan op de volgende Grondregelen.
1. | Men zitte nooit, voor een langen tyd, in volkomen duisternis, of in een sterk licht. De redenen, op welke deeze Regel gegrond is, toonen ook de onvoegelykheid, dat men schielyk van het eene in het andere uiterste overgaat, 't zy van Duisternis of van Licht; en wyzen teffens uit, dat het Licht uit het Zuiden niet geschikt is voor Lieden van een zwak en teder Gezigt. |
2. | Men vermyde het leezen van klein gedrukte Werken. |
3. | Men leeze niet in de schemering; noch ook, als de Oogen ongesteld zyn, by Kaarslicht. Gelukkig zy, die deeze Les by tyds in agt neemen, en een aanvang maaken met hun Gezigt te bewaaren, eer zy door een pynlyk bezef gewaarschouwd worden van de noodzaaklykheid om het te ontzien; de niets beduidende bezuiniging, om een kwartier uurs in 't vallen van den avond uit te winnen, is veelen op het volkomen en troostryk gebruik hunner Oogen, voor veele Jaaren, te staan gekomen: het kwaad word onbemerkbaar bewerkt, de gevolgen zyn onvermydelyk. |
4. | Men laate het Oog niet toe lang te staaren op glinsterende voorwerpen, boven al, naa dat men eerst ontwaakt in den morgen. Overzulks moet men niet gedoogen, dat de Zon, op dien tyd, in een kamerschyne, en alleen een middelbaare hoeveelheid van Licht toelaaten. 't Valt gereed te bevroeden, dat, om dezelfde reden, de Beddebehangzels niet geheel wit of rood moeten weezen. In de daad, Lieden, die een zwak Gezigt hebben, zullen veel voordeels trekken van groene Behangzels in hun Slaapvertrek. De Natuur bekragtigt deezen Regel: want het
|
| |
| |
| Daglicht komt by trappen aan, en groen is de algemeene kleur. |
5. | Zy die op een verren afstand zien, moeten zich gewennen, om by wat minder Lichts, en met het Boek wat nader by het Oog, te leezen, dan zy gaarne zouden doen: terwyl de nabyzienden zich behooren te gewennen, om het Boek op zo verren afstand te houden, als hun mogelyk is. Door deeze middelen, zullen zy beiden hun Gezigt versterken en verbeteren; terwyl een tegenovergestelde handelwyze de natuurlyke ongesteldheden zal doen toeneemen. |
Niets is 'er, 't welk het Gezigt langer bewaart, dan dat men, by 't leezen en schryven, dien gemaatigden graad van Licht gebruike, welke best aan het Oog voegt; al te weinig vergt het, al 't veel verbystert het. De Oogen worden minder benadeeld door gebrek aan Licht, dan door eene te groote overmaate; te weinig Lichts doet nooit eenig kwaad, of men moet de Oogen afmatten door poogingen, om voorwerpen te zien, tot welke de maate van Licht niet genoegzaam is; maar eene al te groote hoeveelheid bederft uit eigen aart het Gezigt. In deezer voege hebben veelen een Cataract zich op den hals gehaald, door veel na de Zon of in het vuur te zien; anderen hebben hun Gezigt verlooren, door al te schielyk uit eene stikdonkerheid in een hel daglicht overgebragt te worden. Hoe gevaarlyk het voor 't Gezigt is, op helder bescheenen voorwerpen te zien, blykt uit de uitwerkzels hier van in de Landen, welke het grootste gedeelte van 't Jaar met sneeuw bedekt liggen, waar de Blindheid zeer algemeen is, en waar de reiziger verpligt is zyn oogen met krip te bedekken, om de gevaarlyke en dikwyls spoedige uitwerkzels, van te sterk licht, te voorkomen. Zelfs de ongeleerde Wilde tragt dit gevaar te ontwyken, door een klein houten werktuig voor zyne oogen te hangen, met alleen twee naauwe spleeten. De Zon, voor een oogenblik te beschouwen, zal voor eene wyl het Gezigt onbekwaam maaken, en ongevoelig doen worden voor den indruk van een zagtere natuur.
De volgende gevallen uit eene kleine Verhandeling, over 't Maakzel van het Oog, zyn zo toepasselyk op het onderwerp hier behandeld, dat derzelver invoeging, te deezer plaatze, geene verdeediging behoeft; voornaamlyk zullen zy te stade komen aan de zodanigen, wier Ooggebreken uit dezelfde, of soortgelyke, oorzaaken ontstaan.
| |
| |
Eene Jufvrouw van het Land, haare intrek neemende in St. Jame's-Square, gevoelde pyn in haar Oogen, en bemerkte een verval van Gezigt. Zy kon niet, dan met ongemak, op de Steenen zien, als de Zon dezelve bescheen. Deeze byzonderheid, welke zy voor een der toevallen van haare kwaal aanzag, was 'er de weezenlyke oorzaak van. Haare Oogen, die gewoon geweest waren aan het groen der Velden, en de Grasperken voor haar Landhuis, konden den geweldigen en onnatuurlyken glans des Lichts, van de Steenen te rug gekaarst, niet verdraagen. Zy kreeg den raad van eenige kleine Oranje-boomen in de vensterbanken te plaatzen, in diervoege dat de toppen de steenen bedekten. Zy herstelde door deeze eenvoudige verandering in het Licht, zonder het behulp van eenig Geneesmiddel, schoon haare oogen, vóór de te baatneeming van dit behoedzel, bykans ten onbruike waren.
Een Regtsgeleerde had zyn verblyf in Pal-mall, aan de Noordzyde: zyn Voor-vensters stonden op de volle middagzon, terwyl de Achterkamer, geen ander uitzigt hebbende dan op een kleine beslooten plaats, zeer donker was; hy schreef in die Achterkamer, en was gewoon uit dezelve in de Voorkamer te gaan, om te eeten, en tot andere einden. Zyn Gezigt werd zwak, en hy had bestendig pyn in zyne oogbollen; hy bediende zich van oogglazen, sprak met Oculisten, alles te vergeefsch. Welhaast overtuigd zynde dat het schielyk komen uit zyn duistere Studeerkamer, in den vollen Zonneschyn, en dat verscheide keeren op één dag, de weezenlyke oorzaak was van zyne ongesteldheid, besloot hy andere Kamers te huuren, waar door hy, als mede door zich te wagten van by kaarslicht te schryven, schielyk herstelde.
Blindheid, of ten minsten eene jammerlyke zwakheid des Gezigts, worden menigmaal veroorzaakt door deeze onverwagte oorzaaken. Die zwak van Oogen zyn, moeten, over zulks, byzonder oplettend weezen op dusdanige omstandigheden: dewyl het voorkomen gemaklyk valt, doch de geneezing bezwaarlyk, en zomtyds onmogelyk kan zyn.
Ik hoop, men zal niet denken dat ik buiten het bestek myns beroeps treede, als ik het volgend hulpmiddel aanprys, wanneer een verval of zwakheid van 't Gezigt vroeger komt, dan men met reden mogt verwagten, en zonder eenig ongemak of andere blykbaare oorzaak: beantwoordt het niet aan het oogmerk, kwaad kan het niet te wege brengen. Doet twee Oncen Rosmarynbladen in een vles,
| |
| |
met een pint Brandewyn, schud dezelve twee of driemaalen daags: laat het drie dagen staan, giet het dan af, meng een Theelepel van die heldere Tinctuur in vier Theelepels warm water, en wasch het binnenste van het Oog alle avonden, het Ooglid intusschen beweegende, op dat 'er iets kome tusschen het Ooglid en het Oog. Doet allengskens minder water in het Tinctuur, tot dat eindelyk een Theelepel vol van ieder ten gebruike gemengd worde.
Welk een zorg men draage, en hoe veel voorbehoedzels men neeme met alle zorgvuldigheid, neemen de kragten van ons gestel by trappen af; een uitwerkzel, 't geen doorgaans eerst bemerkt word, door de zwakheid des Gezigts.
Ouderdom is, nogthans, geenzins een volstrekt kenmerk, waar volgens wy over het Gezigt kunnen oordeelen, en bewyst deeze op zichzelven de noodzaaklykheid niet van Brillen te draagen. Want, aan den eenen kant, zyn 'er veelen, die hun Gezigt volkomen behouden tot in hooge Jaaren; terwyl het aan den anderen kant, in de jeugd, door verscheide oorzaaken kan verzwakt, of door inwendige ongesteldheid bedorven, worden: ook ontstaat het gebrek niet in het zelfde of in onderscheidene Persoonen op denzelfden ouderdom, of in denzelfden Persoon op verschillende leeftyden; by eenigen is het gebrek natuurlyk, by anderen verkreegen.
Uit welke oorzaaken dit Ooggebrek voortspruit, eene nauwlettende in agtneeming van de volgende Regelen zal ieder in staat stellen om voor zich zelven te oordeelen, of hun Gezigt ondersteund of bewaard kan worden door 't gebruik van Brillen.
1. | Wanneer wy ons genoodzaakt vinden kleine voorwerpen, op een grooten afstand van het oog te brengen, om ze onderscheiden te zien. |
2. | Indien wy bemerken dat het noodig is meer Lichts te hebben dan voorheen; als, by voorbeeld, wanneer men een kaars houd, tusschen het voorwerp en het Oog. |
3. | Als wy een naby gelegen Voorwerp aandagtig gade slaan, het zelve verward word, en met eene soort van nevel omgeeven schynt. |
4. | Wanneer de Letters van een Boek in elkander loopen, en daar door zich dubbel, of drie dubbel, vertoonen. |
5. | Wanneer de Oogen dermaate vermoeid worden door een weinig aandagtig ziens, en wy ons verpligt vinden ze van tyd tot tyd te sluiten en gemak te bezorgen, door ze op onderscheiden voorwerpen te vestigen. |
| |
| |
Wanneer alle deeze omstandigheden zamenloopen, of een derzelven afzonderlyk plaats vind, zal het noodig weezen bystand in Brillen te zoeken, die als dan gemak aan de Oogen zullen bezorgen, en eenigermaate dienen om het platter worden te voorkomen: terwyl dezelve, als men 'er niet in tyds by is, zeer zal toeneemen, en de Oogen eene verzwakking krygen, door de poogingen, welke zy moeten aanwenden.
Wy zyn nu gevorderd tot het beantwoorden van eene gewigtige vraage: naamlyk, in hoe verre Brillen beschermers des Gezigts kunnen geheeten worden? 't Is openbaar dat ze alleen als zodanig kunnen aangepreezen worden aan de zulken, wier Oogen beginnen te verzwakken; en het zou even ongerymd weezen, Menschen, die geen van de voorgemelde ongesteldheden in hun Gezigt ontwaar worden, het gebruik der Brillen aan te raaden, als dat men een Man, wel ter been, het gebruik van krukken aanprees, om zyne beenen te spaaren. Doch zy, die deeze ongesteldheden ontwaar worden, behooren terstond Brillen te neemen, welke, door hun in staat te stellen om de voorwerpen van nader by te zien, en door de vereeniging des Lichts op de Retina gemaklyker te maaken, het Gezigt ondersteunen en bewaaren.
Wanneer het Oog merkbaar platter wordt, is alle uitstel gevaarlyk; en hoe langer zy, die de noodzaaklykheid van behulp gevoelen, het gebruik der Brillen uitstellen, hoe meer zy het gebrek der Oogen vergrooten. Al te veelen zyn 'er, die met brillen verwylen, tot dat zy ten laatsten Brillen noodig hebben van 10 of 12 duimen branpunt, in stede van 36 of 40 duimen, die hun anders zouden gediend hebben: zy verkiezen dus een daadlyk kwaad om een ingebeeld te myden. Mr. thomin haalt verscheide bedroevenswaardige voorbeelden van dien aart op, in 't byzonder een van eene Jufvrouw, die, door valsche schaamte, het draagen van een Bril zo lang had uitgesteld, dat het onmogelyk was haar te helpen dan met een Bril, geschikt voor Oogen die van de Cataract geligt waren. Veelvuldig zyn de voorbeelden der zodanigen, die door Brillen van een lang brandpunt te gebruiken, op het eerst bemerken van Verreziendheid, hunne oogen wederbragten tot den natuurlyken stand; zo dat zy zich in staat bevonden om hunne Brillen weder, voor eenige jaaren, weg te leggen.
Deeze overweegingen wyzen duidelyk de voordeelen uit, welke verkreegen kunnen worden door eene welbe- | |
| |
raadene keuze van Brillen, als men dezelve eerst gaat draagen, en het aanbelang van zulk eene keuze: naardemaal de Oogen zich zullen tragten te gewennen aan een ongepast brandpunt, en dus tot een staat van hoogen ouderdom, in een veel vroeger tydperk dan zou gebeurd zyn, hadden zy met oordeel te werk gegaan. 'Er zyn weinige Gezigtkundigen, of zy hebben voorbeelden gezien van de zoodanigen, die, door hun Oogen te gewennen aan een te kort brandpunt, of te zeer vergrootende glazen, het teder zintuig des Gezigts zo zeer benadeelden, dat zy in 't vervolg geen dienst van Brillen konden hebben. Zulks is menigmaal het geval van Lieden, die hunne Brillen koopen van Omloopers en Kraamers, Menschen geheel onkundig van de Gezigtkunde, of het maakzel der Oogen.
Men bedenke, derhalven, wel, dat het Vergrooten der Glazen het stuk niet is, 't welk het meest in aanmerking komt in de keuze van Brillen, maar derzelver overeenkomst met ons Gezigt; zy moeten ons in staat stellen om onderscheiden en met gemak te zien, op dien afstand op welken wy gewoon waren te leezen of te werken, eer wy een Bril behoefden; of, met andere woorden, de Glazen moeten in diervoege de schikking der Lichtstraalen, by derzelver ingang in ons Oog, veranderen, dat ze een onderscheiden gezigt der voorwerpen, op een voeglyken afstand, opleveren. Een stuk van de hoogste aangelegenheid, dewyl het, in dit opzigt, de Bejaarden bykans gelyk stelt met Jonge lieden, en bekwaam maakt, om Boeken, gewoon van druk, met gemak te leezen, op een leevenstyd, wanneer zy, zonder dat behulp, bezwaarlyk de eene letter van de ander zouden hebben kunnen onderscheiden.
Naar gelange de Oogen platter worden, moet men boller gesleepene Glazen gebruiken: doch altoos moet men op zyne hoede weezen om niet te ver te gaan; want vergrooten zy te sterk, zy matten de Oogen af. Het zekerste kenmerk dat de Brillen te oud zyn voor den daadlyken staat van ons Gezigt, is, dat wy genoodzaakt zyn de Voorwerpen, na welke wy zien, nader aan het Oog te brengen, dan op den gewoonen afstand, op welken men onderscheiden ziet. Alle Glazen, die ons, aan den eenen of anderen kant verre doen afwyken van de grenzen, waar op wy onderscheiden zien, mogen aangemerkt worden als ongeschikt en nadeelig voor het Gezigt.
De zodanigen, die zorgvuldig zyn in het letten op, en
| |
| |
het volgen van de trapswyze behoefte hunner Oogen, kunnen hun Gezigt tot zeer hoogen Ouderdom behouden, en zelfs dan in staat weezen om de aangenaamheden en voordeelen, daar uit spruitende, te genieten. Verhaast, derhalven, deeze veranderingen niet, op dat gy niet te ras de behulpzelen der Kunst uitput, en buiten staat zyt om Brillen te vinden, die genoegzaam vergrooten.
Nog een voorbehoedzel moet ik by dit alles voegen: gebruikt niemands Bril dan uw eigene: want Brillen op te vatten en te gebruiken, verschillende van die gy gewoon zyt, heeft dezelfde slegte uitwerking, als dat men in eene Brille-winkel een aantal van Brillen beproeft; deeze verscheidenheid mat het Gezigt af, en maakt het ongesteld: alle ongeregeldheid schaadt, en veel van de behoudenis des Gezigts hangt af van eene eenpaarigheid, ten aanziene van 't zelve in agt te neemen, zo ten opzigte van de Brillen, als de graaden van Licht.
Veelen zyn 'er, die de uitwerking van Kaarslicht zo verschillend vinden van het helder Daglicht, dat zy genoodzaakt zyn 's avonds een Bril te gebruiken, schoon zy het 'er by dag zeer wel zonder kunnen stellen. Deezen zullen, als het Oog platter geworden is, zich zeer goed bevinden by den raad, om twee Brillen te neemen, een om by dag te gebruiken, en een ander, wat meer vergrootende, by avond. Door dit middel zal bykans dezelfde hoeveelheid van Licht, den eenen en anderen tyd, werken op de Retina: dus zullen de Oogen min vermoeid worden, en langer derzelver kragt behouden.
(Het Vervolg hier naa.)
|
|