| |
Brief van den heer Prevost-Dacier, Lid van den Grooten Raad te Geneve, over de yzeren brug van Coalbrookdale.
(Journal de Physique.)
myne heeren!
De Valei van Coalbrookdale is gelegen in Shropshire, ten Oosten van Wales. Dezelve is niet groot, en word bevogtigd door de Rivier de Severn. In die Valei vind men een der voornaamste Yzerwerken van Engeland. Men kan 'er komen, den weg neemende over Shrewsbury, ook Sallop geheeten, de Hoofdstad van Shropshire, of over Ludlow, de oude verblyfplaats der Prinsen van Wales, wier Kasteel 'er nog staat.
Naa het overklimmen van eenige bergen, ontdekt men eensslags eene zonderlinge Valei, uit welke nagt en dag vuur en rook opgaat; 't geen een tafereel oplevert, gemaklyker zich te verbeelden, dan te beschryven. Niets zou akeliger weezen, dan dit verblyf, als het niet teffens eene schildery van vlytbetoon opleverde, en bygevolge van eene zeer welbewoonbaare plaats. De groei der Planten is 'er zwak en schraal, gelyk in alle Landen waar men
| |
| |
Mynwerken vind. Het kruid heeft dat schoone groen niet, 't welk men in Engeland bewondert, en eenigermaate eene Volkswellust is geworden, waar aan de Land-eigenaaren, om de grasperken hunner vlakten en tuinen te volmaaken, veel opofferen. Boomen treft men 'er weinig aan, ze zyn klein, en bykans bladerloos. De grond toont by elken voetstap Yzer- en Kooläderen, en de sombere openingen der gegraavene Mynen, om 'er deeze veelwaardige Delfstoffen uit te haalen. De Vogels, die anders de Landbewoonders door een streelend gezang vervrolyken, vlieden deezen droeven en onvrugtbaaren oord: en de naargeestigste stilte zou in de geheele Valei heerschen, indien dezelve niet werd afgebrooken, door het geraas der Smeederyen, der Vuurwerktuigen, en Smeltovens.
Welhaast word deeze eerste ongunstige indruk verbannen, door het belangryk tooneel van eene schoone en talryke Bevolking, en de Vlytbetooningen, om de stoffen, welke de Natuur hier de Kunsten aanbied, te bewerken. Allerwegen ziet men huizen die kleine gehuchten vormen, vervuld met Werklieden, groote Yzerklompen, en Koolbrokken, verbaazende Smeltövens, Smeederyen, altoos in werkzaamheid, yzeren karren belaaden met stukken van 't zelfde Metaal, en eindelyk, de beroemde Yzeren Brug, die de beide oevers van de Severn vereenigt; een Gevaarte, volstrekt éénig in zyne soort.
Aan het einde van die Yzeren Brug, is de Herberg van Coalbrookdale, boven welke de grond tot eene groote hoogte opryst. Boven op den hoogsten top heeft men een aartigen Tempel gebouwd, in den ouden smaak, 't welk een zeer schoon gezigt oplevert.
De Natuur schynt, te deezer plaatze, alles verzameld te hebben, wat men tot het bewerken van Yzer kan verlangen. De Yzermynen en de Koolmynen liggen menigmaal naast elkander, zomtyds loopen de beddingen beurtelings door elkander; de Kalksteen, daar in grooten overvloed, komt heerlyk te passe; het naby gelegene gebergte verschaft Hout; een Stroom die zich in de Rivier ontlast, dient, om de Hamers en de Raderwerken te doen gaan; en eindelyk, bevordert de Rivier, die met verscheide kanaalen gemeenschap heeft, den uitvoer van deeze wyduitgestrekte Fabriek.
Te Coalbrookdale is de Kool zo overvloedig, dat een Ton, 2200 pond weegende, eenige jaaren geleden, niet meer dan twee schellingen en zes stuivers kostte, 't geen op om- | |
| |
trent drie Fransche stuivers de honderd pond komt, thans kost die zelfde hoeveelheid, vier schellingen. De Natuur heeft, buiten twyfel, veel gedaan; maar hoe veel heeft de Kunst 'er by gevoegd! Men kan niet nalaaten zich te verwonderen over de rykheid hunner vindingen. Hier ziet men alle de uitwerking der Vuurmachines, tot volkomenheid gebragt, door de Heeren watt en bolton; door middel van dezelve trekt men zo veel voordeels van de kragt der Dampen, dat men 'er mede verrigt, 't welk geen andere werktuiglyke kragt zou kunnen uitvoeren. De voornaamste volkomenheid, door die beroemde Werktuigkunstenaaren aan de Vuurmachine toegevoegd, bestaat hier in, dat zy zich van de werking der Stoom bedienen, om de zuiger te doen daalen, die voorheen niet daalde dan enkel door 't gewigt des Dampkrings; daar de kragt der Dampen geen andere grenzen kent, dan die des wederstands van de cylinders, in welken dezelve is opgeslooten.
Een deezer Vuurmachines dient, om het water van den bovengemelden Stroom, tot honderd voeten hoogte, te doen klimmen, 't zelve word verzameld in een poel, op een kleinen afstand van zyn val: een onderaardsch kanaal brengt hetzelve, langs eene zagt afloopende schuinte, onmiddelyk onder de Vuurmachine, die het water opheffende, door dit middel, den Stroom vermeerdert, en om zo te spreeken, naar welgevallen doet zwellen; naar dat de raderen, welke daar door moeten bewoogen worden, het vereischen. De cylinder van deeze Vuurmachine is zes en zestig duimen over 't kruis: wy hebben 'er een gezien van acht voeten, geschikt tot een blaasbalk der Smeederyen.
Op een kleinen afstand van dit gebouw, is een groote Smeltoven, die in den jaare MDCCLXXXVII, zints tien jaaren, zonder ophouden, brandde; 't welk eene opmerkenswaardige byzonderheid is: dewyl de Smeltovens zelden zo lang aaneen branden. Tweemaal daags doet men het gesmolten Metaal op een bedding van zand loopen, waar het den afgebaakenden weg volgt, en het groote stuk Yzers vormt, Gueuse in 't Fransch geheeten, 't welk de werklieden, eer het geheel koud is, in de kleindere stukken verdeelen, welke wy by ons Saumons noemen. De groote Blaasbalken, die dit vuur gaande houden, maaken een geraas, waar van onze zwaarste Smeederyen ons geen denkbeeld kunnen geeven; zy worden bestuurd door één enkel Man, naar gelange het vuur sterker of slapper
| |
| |
moet branden. In deeze Smeltöven heerscht eene verstikkende Hitte, die de gewoonte voor de werklieden draaglyk maakt, op een afstand, tot welken het voor anderen onmogelyk is te naderen; maar de hitte van dat sterk brandend vuur is schadelyk, zo voor de oogen als voor de borst der Arbeideren; meest alle hebben zy een zwakke en schorre stem, en een kwynend uitzigt.
Van daar gaat men na de Smeederyen, waar deeze gesmolte stoffe voor de tweede keer bearbeid word. In deeze bewerking brengt men het Yzer niet tot smelten, maar maakt het alleen week; vervolgens komt het onder de Hamers, die in beweeging gebragt worden door denzelfden waterstroom, als die de Blaasbalken in de Smeltövens doet gaan. Hier door wordt het Yzer eigenlyk smeedbaar, en geschikt om 'er allerlei Yzerwerk van te maaken. Wy berekenden, dat 'er te Coalbrookdale dagelyks omtrent duizend quintalen Yzers gesmolten wierden.
Het Yzer is in deezen oord zo gemeen, dat men het, om zo te spreeken, in alles gebruikt; men maakt 'er, van de groote cylinders der Vuurmachines af, tot de kleinste Keukengereedschappen, het een en ander van, als, Karren met derzelver wielen, Yzeren kisten in eens gegooten, en zelfs Wagenspooren. Dewyl de weg zandagtig is, heeft men, om de zwaare lasten, welken 'er langs moeten gevoerd worden, te gemaklyker te vervoeren, de wegen, tusschen tien en twaalf mylen in den omtrek, voorzien van vier Yzeren Wagenspooren; twee geschikt om van Coalbrookdale af te ryden, twee om 'er na toe te komen; zo dat de Karren elkander alle oogenblikken, zonder eenigen hinder, voorby ryden. Alle zyn ze naar 't zelfde modél gemaakt, en de afstand der wielen juist even groot als de Yzeren Wagenspooren, op welke zy dus passen, en met eene wondere gemaklykheid voortrollen. De kosten, welke dusdanig een toestel, ter gemaklyker vervoeringe, moet bedraagen hebben, kan ons eenigzins over de rykheid dier Mynen doen oordeelen.
Maar niets kan 'er ons een grootscher denkbeeld van geeven dan de Yzeren Brug, die de twee deelen der Valei vereenigt. Deeze Brug, in den Jaare MDCCLXXVIII aangevangen, werd in 't Jaar MDCCLXXX voltooid. Ik voeg hier by eene kleine Plaat, welke ik heb doen vervaardigen naar eene, die men te Coalbrookdale verkoopt, en zeer wel, zo de Brug als het gezigt by dezelve, afbeeldt.
De Yzeren Brug is van één Boog, geheel van gegooten
| |
| |
Yzer, en rust op twee steenen voetingen. Dezelve is 100 voeten lang, 24 voeten breed, en vormt een cirkelboog, 45 voeten boven de steenen voetingen, en 55 boven het water. Men berekent het gewigt op 500 Tonnen, of 1100 Quintaalen. De Boog is zamengesteld uit vyf groote cirkelboogen, van 9 en 6 duimen in 't vierkant; elk deezer cirkelboogen is van twee stukken gegooten; zy vereenigen zich aan 't bovenste van 't verwelfzel, en werden aan wederzyden ondersteund en geschraagd door 10 kleinder cirkelboogen, en verscheide stukken Yzers. De leuningen, het paardenpad, en 't wagenspoor, alles is van Yzer.
Zoodanig een Werkstuk te voltooijen zou onuitvoerlyk geweest zyn op eene plaats min door de natuur en de omstandigheden begunstigd: want men kan zich zeer wel verbeelden, hoe veel moeite en zwaarigheids het in gehad moet hebben, zulke verbaazende stukken te gieten, zonder dat 'er een zwakke of kwaalyk verbondene steede in is, en om ze vast te hegten op zulk eene hoogte boven eene diepe Rivier, honderd voeten breed. Zeer opmerkenswaardig is nog deeze byzonderheid, dat, geduurende al den tyd, besteed in het vervaardigen van deeze Brug, zo eenig in haar soort, geen het minste letzel, of aan 't Werk, of aan de arbeiders, is overgekomen. Zie daar wat Vlytbetoon, aan zich zelven overgelaaten, zonder bedwang, zonder meesterschap, en zonder uitsluitende voorregten, vermag.
Ik heb de eer, enz.
|
|