Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 515]
| |||||||||||
myn Vriend, den kundigen Handarts muller, verschuldigd zynde, heb ik gedagt, dat dezelve in uw geagt Maandwerk geen onnutte plaats zoude bekleeden, waarom ik dezelve UEd. toezende. Men vind, by de Geneeskundige Schryvers, zommige voorbeelden van gezwellen, verhardingen, en verdikkingen der bekleedselen van de blaas, welke men in de Comment. Lips., en in de Historia Anatomico-medica van lieutaud en elders, verzameld kan vinden; dog weinige zyn my bekend, daar de ontaarting zo byzonder was. Dit voorbeeld is getrokken uit het Journaal van den eersten Chirurgyn van 's Lands Schip van Oorloge, de Beschermer; ik deele het ten nutte van het algemeen woordelyk mede, en ben, met waare agting, Wel Edele Heeren! U Ed. Dw. Dienaar, en vlytige Leezer, joh. robol, Med. Doct. Amsterdam, 6 Oct. 1789.
Raport der behandeling van den Patient J. van der Meer, Opperzeylemaker, aan boord van 's Lands Fregat van Oorlog Bellona, om reden zyner indispositie op 's Lands Schip van Oorlog, de Beschermer, overgeplaatst.
Den 2 Juny 1789, kwam dezelve aan boord, na dat daags te vooren de eerste Chirurgyn by my aan boord geweest was, dewelke my verklaarde, dat de lyder reeds negen jaaren aan dit ongemak gelaboreerd had, en twee jaaren onder behandeling der Doctoren te Rotterdam geweest was; maar dat tot heden alles vrugteloos was aangewend. De Lyder onder myn behandeling zynde, onderzogt ik zyn kwaal, waar van hy my het volgende verslag deed. Hy had zwaare pyn op de Vesica Urinaria, vergezeld met heevige persingen in het wateren, en na het zelve geloosd te hebben, volgden 'er een menigte stukken vet, en zomwylen vleeschagtige deelen. Zyn Pols was flaauw maar geregeld, zyn ontlasting natuurlyk, zyn tong schoon; ik bevond ook dat zyn onderlyf gespannen en opgezet was; dog konde in het minste geen inflammatie gewaar worden. Na het water nauwkeurig bezien te hebben, | |||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||
bevond ik 'er geen steenagtigheid in. De Catheter was onmogelyk te appliceeren, het welk ook voornoemde Doctor verklaarde, want hy had 'er nooit zyn oogmerk mede bereikt, en ik moet bekennen (tot myn leedweezen) geen begrip van des lyders ongemak te hebben kunnen maaken; voorn. Doctor had hem den Cortex Peruvianus laaten gebruiken, met de OpiataGa naar voetnoot(*), het welk ik tot den 5 Juny continueerde; dog bevond ook geen beterschap; ik ordonneerde hem toen het volgende:
M. Voor algemeenen drank, en om den anderen dag opii Crudi grj., en liet hem dagelyks vier Enemata Emollientia appliceeren, en het geheele onderlyf smeeren met de Ol. Laurinum, tweemaal daags, en continueerde daar mede tot den 20 Juny, wanneer de lyder over sterker pyn op de blaas klaagde, welke ik ook buitengewoon hard en opgezet vond; ook was de lyder zeer verzwakt, en loosde zyn water met veel moeite, en met meerder stukken vet. Ik liet hem gebruiken:
M. Alle twee uuren twee oncen. Continueerde met de lavementen, en liet hem een Emoll. Cataplasma over het geheele onderlyf appliceeren, en gaf hem het opium crudum om den derden dag; 'er eenige baat by vindende, liet ik daar mede aanhouden tot den 8 July, wanneer de lyder, doodelyk zwak, de pols intermitteerende, in volkomen kennis overleed. Na het overlyden nieuwsgierig zynde aan wat kwaal de Patient gelaboreerd had, verzogt ik den Capitein om denzelven te mogen openen, het welk my toegestaan wierd: na het openen bevond ik de intestina, in haar natuurly- | |||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||
ken staat, maar de blaas was nog zodanig opgezet, dat zy de grootte had van een manshoofd; dezelve geopend hebbende, bevond haar geheel opgevuld te zyn met vleeschige, vliesige, en vetagtige deelen, zo dat de lyder onmogelyk zonder heevige smerten water konde loozen. Op den grond van de blaas, vond ik een steen, ovaal van gestalte, en drie en een half lood zwaar; de membranae van de Vesica hadden de dikte van twee duimen, als mede de linker Nier, welke drie duimen in zyn omtrek grooter was. Ik heb nog den Steen, en een stuk van de Blaas, onder myne bewaaring. Aan boord van 's Lands Schip van Oorloge, de Beschermer, den 8 July 1789. (was geteekend)
f. rubisch. |
|