Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 478]
| |
het stil; maar, indien dit evenwigt wordt weggenomen, ontstaat daar uit een stroom van Lugt of Wind, sterker of zwakker, naar evenredigheid van de verandering in den staat des Dampkrings voorgevallen. Er zyn verscheide oorzaaken, die deeze veranderingen in het evenwigt des Dampskrings voortbrengen, als wanneer de verdunning of verdikking in het eene gedeelte grooter is dan in het andere, wanneer 'er dampen uit zee of van 't land opklimmen, ook wanneer 'er eene ongelyke maate van Electrieke stosse plaats heeft, enz. De Zee- en Land-winden, in heete Lugtstreeken, zyn zeer veelvuldig, en schynen de middelen aan te wyzen, om de oorzaaken van de veranderingen in het evenwigt van den Dampkring, naar de eenvoudigste beginzelen, op te speuren. De Zeewind begint, in heete Lugtstreeken, omtrent negen uuren in den morgenstond op te waaijen, dezelve neemt allengskens toe in sterkte, tot den middag, en neemt dan trapswyze af, tot den avond, wanneer 'er stilte volgt. De Landwind neemt kort na deeze stilte een aanvang, en duurt tot middernagt, wanneer dezelve by trappen vermindert tot 's morgens, en dan heeft men weder stilte. Het wederkeeren van den Zeewind, in den morgenstond, wordt door de inwoonderen verwellekomt met den naam van den Doctor; dewyl dezelve de zwaare morgenlugt wegneemt, en het ademhaalen gemaklyker maakt. De beweeging aan de lugt, medegedeeld door den Zeewind, neemt den heeten Dampkring weg, die de lighaamen der Inwoonderen omringt, vermeerdert de uitwaasseming, verkoelt, en bevordert de gezondheid. De kleine hoeveelheid van vuur of hitte, vermengd met het zeewater, door de straalen der Zonne in den morgenstond, verzwakt de zamenhegting der deelen van het water, zo dat die aan de oppervlakte gereedlyk loslaaten, en aan de lugtdeeltjes blyven hangen. De lugt, in deezervoege door de Zonnestraalen verwarmd, eene hoeveelheid van Electrikaal vuur in zich hebbende, zal eene grootere hoeveelheid van waterdeelen draagen, in een onzigtbaaren staat, dan koude lugt kan doen: en dus belaaden met dampen, uit de Zee opgereezen, wordt zy zwaarder dan voorheen, en daar mede drukkende op de lugt over 't land, veroorzaakt zulks den Zeewind, die toeneemt in sterkte, naar gelange van de hoeveelheid der waterdampen, daar in opgenomen. | |
[pagina 479]
| |
Wanneer met den avond de Zon na 't Westen helt, wordt de lugt over de Zee, daar de Zonnestraalen schuinscher vallen, kouder; minder water van de oppervlakte der Zee wordt 'er opgenomen; 'er ontstaat een evenwigt in de lugt, op Zee en over 't Land, 't welk de avondstilte veroorzaakt. - De Aarde, geduurende den dag, zeer verhit zynde, door de Zonnestraalen, moet de lugt daar boven zeer aanmerkelyk verdund worden; en daar de opklimming der dampen uit de Zee allengskens afneemt, zal de verdunde lugt over het Land, belaaden met de dampen, geduurende den dag opgeheeven, met den avond op de nu ligtere lugt over de Zee aandringen, en zo den Landwind baaren, die aanhoud sterker te blaazen, tot dat de Aarde, omtrent den morgenstond verkoeld, het evenwigt of de stilte weder herstelt. Waar Bergen of hooge Landen digt aan de Zeekust zyn, kunnen de Zee-en Land-winden geen plaats hebben, zodanige Landen stoppen den Lugtstroom van de Zee; en de Lugt, over 't Land verdikt zynde, door de hooger en koeler lugt, zal menigmaal den Landwind veroorzaaken. De Wind, naast deeze Land- en Zeewinden in eenvoudigheid van uitleg, maar dezelve in uitgebreidheid verre overtreffende, is de Passaatwind; in myne voorstellen desaangaande zal ik den grooten Naspeurder der Natuure, in alle haare werkingen, Dr. franklin, my ten gids neemenGa naar voetnoot(*). Hy merkt op, dat daar de Aarde in vier en twintig uuren om haaren as omdraait, de deelen aan de Evennagtslyn, omtrent vyftien mylen in één minnut, moeten voortgaan. Op de Noorder en Zuider Breedten vermindert deeze beweeging allengskens, en houd by de Poolen op. Indien 'er eene algemeene kalmte was over den geheelen Aardkloot, deeze moest ontstaan, door dien de Lugt in elk deel zich even snel bewoog, als de Aarde en Zee, welke dezelve omringt. Wanneer een Mensch, op de Breedte van veertig Graaden, (waar de Oppervlakte der Aarde twaalf mylen in één minuut beweegt) opgenomen en onmiddelyk by de Evennagtslyn nedergezet werd, zonder de beweeging welke hy had te veranderen, zou hy tuimelen en Westwaards over vallen: en werd hy van de Evennagtslyn opgenomen, en, met de beweeging daar ontvangen, geplaatst op de Breedte van veertig Graaden, hy zou Oostwaards vallen. Dit | |
[pagina 480]
| |
zelfde zou plaats grypen in een kolom van lugt, op die wyze verplaatst. De Lugt, tusschen de Evennagtslyn en tusschen de Keerkringen, steeds verhit en verdund wordende door de Zonnestraalen, wordt de plaats daar van aangevuld door Lugt van de Noorder en Zuider Breedten, die, aankomende, zich deelen, waar de Aarde minder beweegings heeft, en niet schielyk de sneller beweeging krygende van de Aarde onder de Evennagtslyn, doet een Oostewind ontstaan, Westwaards blaazende, de Aarde van het Westen na het Oosten beweegende, en onder de Lugt heen gaande. Dus schynen wy, als wy by stil weêr ryden, tegenwind te hebben, en als wy voor den wind afryden, doch sneller, schynen wy nog tegenwind te houden. Dr. halley geeft eene andere reden op van den Passaatwind. De Zon, zegt hy, dagelyks den Oceaan beschynende, verdunt de Lugt tusschen de Keerkringen, en de min verdunde Lugt, op de Noorder en Zuider Breedten, zwaarder zynde, moet een beweeging krygen na de meer verdunde deelen, om een evenwigt te wege te brengen, en de tegenwoordigheid der Zonne steeds Westwaards gaande, heeft de geheele Lugtstroom dezelfde strekking. Dus wordt een algemeene Oostewind gevormd, die, drukkende op de Lugt van een wyden Oceaan, de deelen na elkander dringt, en zo in beweeging houd tot het wederkeeren der Zonne, waar door zo veel van de beweeging, als 'er verlooren was, wedergegeeven wordt: 't geen de Oostewind bestendig maakt. Het bovengemelde is de natuurlyke loop van den Passaatwind, wanneer andere oorzaaken dien loop niet stremmen. De hoogte van de Andes in Zuid-America stuiten dien loop, zo dat men den Passaatwind niet ontmoet by den Westelyken oever deezer Bergen. De Wind, tegen dit gebergte aangedreeven, is belaaden met dampen uit de Zee opgeheeven, vervuld met Electriek vuur. De Bergen, koud zynde, neemen de hette weg door de Zonnestraalen medegedeeld. Hier door dringen de deelen der Lugt digt in elkander, en op 't gebergte aan. Indien de Lugt niet zeer belaaden was met wateragtige dampen, zouden die dampen, aan de zyde van 't gebergte, in dauw nedervallen, en bronnen vormen; doch overvloedig daar mede vervuld, wordt het Electriek vuur van de Wolken in de lugt weggenomen, en verdwynt onder het schitteren der Weerlichten, en het kraaken der Donderslagen. | |
[pagina 481]
| |
De waterdeelen loopen terstond zamen, door mangel aan dat vuur, en vallen in zwaare stortregens neder. Van hier de aanhoudende Regen- Donder- en Blixembuijen, aan de Oostzyde van de Andes, die, Noord- en Zuidwaards loopende, en zeer hoog zynde, alle dampen of wolken onderscheppen, welke uit den Atlantischen Oceaan, door den Passaat - Wind 'er tegen aangevoerd worden; waar door zy al hun water uitstorten, 't welk de groote Rivieren, Amazone, La Plate, en Oronoca, doet gebooren worden, die het water weder na zee afvoeren, naa een land van groote uitgestrektheid vrugtbaar gemaakt te hebben. De Passaatwind, die over de toppunt van de Andes heen gewaaid is, beroofd zynde van zyn dampen en Electrikaal vuur, moet veel ligter zyn dan de lugt boven de Zee, ten Westen van de Andes. De laatste, der- derhalven, belaaden met de dampen, en het Electriek vuur van den Stillen Oceaan, moet op de Westzyde van de Andes aanvallen, met allen geweld, en zulke schriklyke stormen veroorzaaken, als Capitein cheap met zyne Tochtgenooten troffen. Dr. halley merkt op, dat, indien een Land, digt aan zee, vlak, zandig en laag is, gelyk de Woestynen van Afrika verondersteld worden te zyn, de hette, door de Zonnestraalen veroorzaakt, en door het zand, als vast gehouden, ongelooflyk groot is, voor de zodanigen, die dezelve niet gevoeld hebben. De Lugt, hier door ten hoogsten verdund geworden zynde, is het noodzaaklyk dat de kouder en zwaarder Lugt, boven de Zee derwaards loope, om het evenwigt te herstellen. Dit oordeel ik, schryft hy, de rede te zyn, waarom, naby de kust- van Guiné, de Wind altoos landswaards in waait, Westlyk blaazende, in rigting eenigzins verschillende naar de gedaante van 't Land. De Lugt, boven de Zee, met wateragtige dampen belaaden, en vol van Electrikaal vuur, waar van de Lugt boven 't Land slegts weinig heeft, moet men, op die kust, veel Onweer en Regen ontmoeten. Uit deeze zelfde oorzaak gebeurt het, dat, in een gedeelte van den Oceaan, bestendige kalmten heerschen; want in dit gedeelte, by zommigen Rarus geheeten, liggende tusschen de Westlyke Winden, op 't land aanwaaijende, en den Oostlyken Passaatwind, houdt de Lugt, (het gewigt van den bovenhangenden Dampkring verminderd zynde, door de bestendig strydende Winden, die aldaar waaijen,) de veelvuldige dampen, uit zee ont- | |
[pagina 482]
| |
vangen, niet op, maar laat ze in stortregens nedervallen. In de streeken van den Oceaan, tusschen de Veranderlyke Winden, en waar de Pasaatwind begint, ontmoet men veele Stormen, met Donderweer. In die streek, woonde ik een zwaaren storm by. Op een schoonen dag, met een gemaatigde koelte zeilende, hoorden wy, 's middags aan tafel zittende, twee slagen, gelykende na twee Kanon - schooten. Wy stonden des versteld: dewyl wy korts te vooren, op dek geweest zynde, geen Schip in 't gezigt hadden. De Capitein liep terstond op 't dek, en verhaalde ons, by zyn wederkomst, dat wy in groot gevaar geweest waren, dewyl, volgens berigt des Stuurmans, de twee slagen, Donderslagen geweest waren. Naa het eeten op 't dek gaande zagen wy een zwarte wolk na 't land toe, waar in gestadig blixemen speelden. Drie soorten konden wy 'er in onderscheiden: naamlyk die schielyk blikken, welke men gewoonlyk ziet, andere die zigezaagende langs de wolk liepen, en eene derde soort die een vuurbal geleeken, tot het water nederdaalende. - De Wolk bereikte ons in den avond, schoon de wind, voor dat de wolk opkwam, den loop van de wolk te onswaards niet begunstigde; dezelve ging vergezeld van een Storm uit den Noorden, die welhaast de golven hoog deed gaan. De Zee scheen in vuur te staan, 't welk menigmaal in Storm gebeurt, inzonderheid op plaatzen, waar veel visch in zee is. De Lugt, was dermaate vervuld met Electriek vuur, dat het geduurig aan de mast flikkerde; de zee brak gestadig op het dek, en het Schip scheen geheel in vuur te staan; en leverde zulks een allerontzaglykst vertoon op. Omtrent één uur 's morgens, vermeldde de Capitein ons, dat hy op een schielyk bedaaren van den Storm hoopte: want dat het vuur aan de mast zo sterk niet flikkerde, als het gedaan hadt. De Blixem en Donder hielden daar naa schielyk op; maar de Storm hieldt eenige dagen aan. Dr. franklin geeft, van de Veranderlyke Winden, 't volgend berigt. De verdunde Lugt tusschen de keerkringen moet, eer dezelve hoog klimme, de grootste beweeging gekreegen hebben, welke de Omwenteling der Aarde 'er aan kan byzetten. In de hoogere lugtgewesten behoudt dezelve zekere maat van die beweeging; en nederdaalende tot hooger Breedten ten Noorden, en ten Zuiden, waar de beweeging des Aardkloots minder is, zal de Lugtstroom, als een Westlyke Wind, zich voordoen, | |
[pagina 483]
| |
nochthans strekkende na de deelen van de Eevennagts lyn, om de ruimten, veroorzaakt door de Lugt in de laagere streeken Zuidwaards vloeijende, aan te vullen. Volgens dit beginzel, verkrygt men eene soort van Passaatwind, of geregelde koers van Winden ten Noorden en ten Zuiden van de Keerkringen, waar dezelve niet gestuit worden, door tusschenliggende Landen. Dus is, in den wyd uitgestrekten Oceaan, na de Zuidpool, de Wind bykans bestendig Zuid - West, gelyk de Zeelieden dien doorgaans vinden, als zy, Kaap Horn omzeilende, na de Zuid zee gaan. De Noordlykste gedeelten van den Atlantische Oceaan zyn dermaate met Land doorsneeden, dat men 'er den Noordwesten - Wind niet zo algemeen ontmoet, als den Zuidwesten by de Zuidpool. Daar nogthans de Westlyke Winden, verre weg, de veelvuldigste zyn, in alle deelen van den Atlantischen Oceaan, mogen wy derzelver oorsprong daar uit afleiden. Op de Bank van Newfound-land, en langs de Noordlyke gedeelten van den Atlantische Oceaan, helt de Wind, doorgaans, na 't Noord-Westen, en de grootere golven in de Baay van Biscaijen houden meest al die rigting. De Zon verhit de Lugt onzes Dampkrings, meest, naby de oppervlakte der Aarde: want daar heeft men, behalven de nedervallende, ook de teruggekaatste, straalen. Daarenboven de Aarde, zelve verwarmd zynde, deelt die hette aan de nabyzynde Lugt mede; de Lugt, derhalven, is in de hoogere gewesten, waar de Zonnestraalen alleen rechtstreeks doorgaan, in vergelyking kouder dan de Lugt naby 's Aardryks oppervlakte. Van hier de koude op de toppen der Bergen; van hier de Hagel in den Zomer. De koude Lugt, van boven nederdaalende, verdikt, als dezelve, door de laagere warme Lugt, vol wateragtige dampen heen gaat; deeze maakt ze zigtbaar, en vormt een wolk, zomtyds dik en donker, en van eene groote uitgestrektheid. De koude rand of oppervlakte der wolk verdikt de dampen daar omstreeks, en deeze, zich daar mede vereenigende, neemt de wolk toe. De wolk daalt met het toeneemend gewigt na de Aarde, wordt digter, door een gestaage toevoeging van water, en ontlast zich, met een Noorden Wind, in hevige stortregens. Van hier de Noordwestlyke Stormen en Rukwinden in Noord-America. Kleine zwarte wolken, in heete Gewesten, zich aan een anderen helderen hemel vertoonende, voorspellen storm, en waarschuwen den Zeeman, om zeil te minderen. | |
[pagina 484]
| |
Wanneer, op byzondere plaatzen te Land, eene groote hette heerscht, (als zy eenige dagen door de Zon bescheenen zyn, terwyl wolken andere plaatzen bedekten,) wordt de beneden Lugt verdunt, en ryst op; de kouder Lugt van boven daalt neder; de Wolken in die Lugt komen van alle zyden, vereenigen zich boven de heete plaatzen, eenige geelectriseerd zynde, en andere niet, volgt daar uit Onweer en Regen. Van hier Donderbuijen na hette, en koel weer na Donderbuien; de wolken en 't water komen uit een hooger, en daarom koeler, Lugt. Wolken, gevormd uit dampen van versch water, van groeiende planten, van natte aarde, enz., laaten spoediger en gemaklyker het water los: dewyl 'er slegts weinig Electrikaal vuur in is, om de deeltjes van elkander afgezonderd te houden: weshalven het grootste gedeelte van het water, uit de Aarde opgetrokken, weder in Dauw of Regen op de Aarde nedervalt; te deezer oorzaake zyn Landwinden, na Zee waaijende, droog. Wolken, gevormd uit dampen van de Zee, eene groote hoeveelheid van Electrikaal vuur in zich hebbende, houden het water zeer vast; heffen het hoog, en, door den wind voortgestuwd, kunnen zy, uit het midden des Oceaans, tot verre over 't vaste land komen. Schoon nu een Land vlak is, en geen bergen heeft om de Electrikaale Wolken te onderscheppen, is 'er nogthans gelegenheid, om die wolken door het water te doen ontlasten: want, indien een Electrikaale wolk, uit Zee komende, in de lugt, een Wolk, boven 't Land gevormd, ontmoet, en die dus niet zeer geëlectriseerd is, zal de eerste haar vuur in de laatste ontlasten, en hier door zullen beide de Wolken schielyk 't water daar in opgeslooten uitgeeven. De schok, aan de Lugt gegeeven, veroorzaakt dat het water, niet alleen uit deeze, maar ook uit de naby dryvende Wolken nederstort. De Dampen, uit de Zee opgeheeven, evenmaatig met Electrikaal vuur vervuld zynde, heeft men op Zee, verre van Land, maar weinig Donder; van hier hooren de Zeelieden, den Atlantischen Oceaan bevaarende, weinig Donder, voor dat zy digt by 't Land naderen. Op de Eilanden, verre van het Vasteland verwyderd, heeft men weinig Donders. Zwavelagtige en ontvlambaare dampen, uit den grond opklimmende, worden ligt door den Blixem aangestooken. Iets hier mede overeenkomstigs, vinden wy in de waar- | |
[pagina 485]
| |
neeming, door den Heer volney gedaan, op zyne Reize in Egypte en Syrie. ‘In Landen als Africa,’ schryft hy, ‘die, meesten tyds, meer door de Zon verhit worden, dan de Zee daar door verwarmd is, bespeurt men een gestadigen Lugtstroom van de Zee, na 't Land. Waar de dampen een vlak en effen land aantreffen, zullen zy 'er over heen glijen: dewyl het land, gelykerhand verwarmd zynde, 'er niets is om de dampen te verdikken. Van hier voeren de Noordlyke Winden de dampen, uit de Middelandsche Zee, na Abyssinie, waar de koude ze verdikt, en ze strekken tot hoofdoorzaaken van de overstrooming des Nyls in Egypten. De betrekkelyke ligging van Zee en Land is oorzaak van de onderscheide hoedanigheden van den zelfden Wind, welke Regen in het eene, en Droogte in het andere, Gewest aanbrengt.’ Zeeën, Meeren, en groote Waterplassen, door de Winden beroerd, veranderen bestendig van oppervlakte. De koude oppervlakte, in den Winter, wordt door het rollen der golven nederwaards, en in een warmer, opwaards gevoerd. In den Zomer wordt de warmer Lugt met de koudere vermengd. Van hier de meer gelyke warmte van het Zeewater, en van de Lugt, boven 't zelve. Van hier ook zyn, in den Winter, de Winden uit Zee warm, schoon snydend, en de Landwinden koud. Terwyl des Zomers het tegendeel plaats grypt. Dit beginzel bekragtigt, 't geen de Heer franklin voor lang heeft waargenomen, dat, aan de Westzyde van America, de Winter zagter zal bevonden worden, dan op dezelfde Breedte van de Oostzyde, gelyk Capitein cook zulks op zyn laatste Tocht ondervond, en het is een bekende waarheid, dat de Winters zagter vallen aan de Westzyde van Europa, dan op 't vaste Land van Asia, op dezelfde Breedte. Zeer warme Zeelucht, schoon eene groote hoeveelheid vogts in zich hebbende, zal wolkig worden door de vermenging met kouder Lugt, en een nevelagtige Lugt zal helder worden, door eene meerdere warmte. Dus verdryft de Zon een morgennevel als zy dezelve beschynt, en de Wolken groeijen aan op een dag dat de Zon doorschynt. De Lugt heeft in vogtig weer, schoon niet wolkig, eene soort van nevelagtigheid, welke te wege brengt, dat de voorwerpen, op een afstand, zich dof en niet onderscheiden vertoonen. Deeze nevelagtigheid wordt veroor- | |
[pagina 486]
| |
zaakt, door de menigte vogts in de Lugt verspreid. Wanneer, door het opblaazen van een koelen wind, dit vogt in wolken verdikt wordt, of in regen nedervalt, wordt de Lugt zuiverder en helderder. Hierom vertoonen zich, naa zwaaren Regen, verafgelegene voorwerpen, onderscheiden en scherp. Dit vertoon zal bevorderd worden, als eenige oorzaak het Electriek vuur wegneemt, 't welk zich met de vogtigheid vereenigd heeft. De Lugt boven de Zee warmer, en daarom ligter zynde in den Winter, dan de Lugt over bevroozen Land, kan zulks oorzaak weezen van een Wind, van het bevroozen Land waaijende; de warme ligte Zeelugt opklimmende, drukt zich de zwaarder Landlugt in derzelver stede. Van hier de veelvuldige Noordewinden in den Winter. Maar de algemeenste oorzaak van de Noord Oostlyke Winden, geduurende de Lente, en een gedeelte van den Zomer, schynt toegeschreeven te moeten worden, aan het smelten van de sneeuw op 't Vaste land, volgens de waarneeming van Lord bacon. De warmte, welke steeds plaats heeft, geduurende den Dooy, heft niet alleen veel van 't gesmolte Sneeuw in dampen op; maar de dampen, welke uit de Aarde opklimmen, worden mede eene kragtig werkende oorzaak van onze Noord-Ooste-Winden, die, volgens de aanmerking van Lord bacon, meer of min veelvuldig zyn, naar maate van den duur en de strengheid des Winters, op 't vaste land. Dat warme dampen als dan uit den grond opryzen, blykt uit het schielyk losgaan van het ys van den bodem der rivieren, als het door dooit. Het ys, dus losgelaaten, ryst, en, door een grooter toeloop van water, gaat het stukken gebrooken heen, met groot geraas. In diepe rivieren zinkt het ys zo diep, dat het stukken breeken zo zeer niet gehoord wordt. Dat de Sneeuw desgelyks ontbonden wordt, door een warme Damp uit den grond komende, blykt uit de hoeveelheid Waters, die, staande den Dooy, van onder de Sneeuw wegvloeit. Dit wordt wyders bevestigd, door de Sneeuw, die, geduurende den Dooy, niet gesmolten zynde, naderhand niet gereedlyk smelt door de hitte der Zonne, zelfs by warm weer. Iets hier mede overeenkomstigs heeft plutarchus waargenomen, in zyn Leeven van sertorius; waar hy een Volk beschryft, 't geen in het bergagtig gedeelte van Spanje, in bosschen en holen, woont, en niet gemaklyk te naderen viel. ‘De Noorde - Wind,’ schryft hy ‘heerscht meest in deezen | |
[pagina 487]
| |
oord, en wordt voortgebragt door het smelten van de Sneeuw op 't gebergte in den Zomer. De wind koelt 's morgens zagtelyk op, deeze verfrischt Mensch en Vee; en als de Zon hooger klimt, ontstaat 'er een sterker Noordewind.’ 't Is reeds opgemerkt, dat de Winden, veelvuldig uit Zee komende, ontstaan uit de dampen van de Zee; dan waarschynlyk ryzen 'er ook dampen op, uit den grond onder de Zee. Dus schynen de dampen overvloedig zich te verheffen uit de Banken van Newfoundland, naar uitwyzen van de bestendige nevelagtigheid der Lugt boven dezelve. De warmte van deeze dampen lokt, naar allen schyn, de Kabeljaauw aan, om deeze Banken tot de geliefdste verblyfplaatzen te kiezen. Eene dergelyke nevelagtigheid ontmoeten de Zeelieden ook dikwyls eer zy het Kanaal inzeilen. Overeenkomstig met dit denkbeeld, heeft de Heer bohun, in zyne Historie van de Winden, verhaald, dat men in Cornwal zekere voortekens van Storm heeft, in de modderagtigheid van 't water, en de dampen, welke in de Mynen opklimmen, eer men boven den grond nog eenig teken bespeurt. Lord bacon heeft waargenomen, dat de Zee en wyde Meiren, zomtyds, zeer ongestuimig worden, schoon geen wind, om zulks voort te brengen, waaije: dit wordt, zyns oordeels, veroorzaakt door warme dampen, uit den grond, onder het water, opwellende. By zulke gelegenheden schryft hy, wordt eene soort van murmelend geluid gehoord, en het raazen van de Zee wordt op grooter afstand, dan gewoonlyk, vernomen. Ook ziet men zomtyds bellen op 't water, by stilte. - De Abbé raynal heeft een beschryving van de Stormen in de West-Indien gegeeven, welke hier plaats verdient. ‘De dag, die in de verzengde Lugtstreek doorgaans helder en klaar is, wordt schielyk in een algemeenen donkeren nagt veranderd; de lugt is dik, de zon rood, en nogthans blyft het stil. Onder den grond, en in vergaderplaatzen van water, hoort men een dof geluid, gelyk aan dat van opgeslooten winden; de Zee geeft een onaangenaame reuk, en wordt, schoon 't nog stil is, schielyk beroerd. De Wind verandert in een oogenblik, en blaast geweldig op, gepaard met Donder, Blixem, Regen, en zomtyds Aardbeeving, en altoos met de akeligste gevolgen, welke de Wind kan voortbrengen. De boomen worden met den wortel uit den | |
[pagina 488]
| |
grond gerukt, en de sterkste Gebouwen veranderen in puinhoopen.’ Tusschen de Keerkringen, verandert de hoogte van de Kwik in den Barometer zeldzaam; deeze regelmaatigheid schynt voort te komen, uit de geregelde opklimming der dampen, veroorzaakt door eene steeds eenpaarig werkende oorzaak, de dagelyksche uitwerking van de hette der Zonne. De veranderlykheid van de beweeging in den Barometer, op de Noorder en Zuider Breedten, schynt af te hangen van de verscheidenheid der oorzaaken van de verdunning of verdikking der Lugt, ingevolge van de ongeregelde opklimming der dampen, uit de Aarde en uit het Water. Tot nog zyn 'er geen beginzels vastgesteld, volgens welgenomene Waarneemingen, om deeze uitwerkzels te bepaalen. In 't algemeen mag men aanmerken, dat de Kwik zelden, zo immer, zo bestendig blyft staan, als dezelve laag, dan wanneer dezelve hoog, is. |
|