grootte, doch van bladeren ontbloot. De bladeren leveren, derhalven, de hoofdreden op, waarom de Planten zeer veel wateragtig vogt bevatten. Indien, overzulks, een Boom met zyne bladeren op één dag twintig of dertig Oncen waters gebruikt, zou een Boom, zonder bladeren, maar één Once noodig hebben. In deezer voege is de omloop twintig of dertig maal minder en traager in den eenen Boom, dan in den anderen.
In de daad, Dr. grew heeft ontdekt, dat de hoeveelheid des Vogts van eene Plant, zo veel minder is als haar beweeging traager, en dat de sappen te traager doordringen, naar gelange zy dikker en lymeriger worden: even gelyk dit plaats heeft in den omloop der vogten, in 't lichaam der Dieren. Van hier is het, dat in de plaatzen der Planten, waar de afscheiding geschied, van eene lymerige stoffe, die stoffe niet dan traaglyk daar komt, en naa veel omloops.
Veele anderen, naa hales, hebben ook opgemerkt, dat de Boomen, wier bladeren altoos groen blyven, veel minder vogts inslurpen en uitwaassemen, dan anderen. Derzelver sappen hebben een traager loop, en zyn van een zeer lymerigen aart; deeze Boomen bevriezen in den Winter niet, of, indien zulks gebeure, vermeerdert de vogt in dezelve niet in uitgebreidheid; zy sterven te dier oorzaake niet, of ten minsten, zy wederstaan de Vorst met meer kragts, dan de andere weezens in het Plantenryk.
Maar de Boomen, die onderworpen zyn aan het beurtlings verliezen en weder voortbrengen der bladeren, hebben zeer veel Waters in zich, wanneer zy in vollen blad staan, of zelfs, na dat zy 't blad kortlings verlooren hebben. Indien de Vorst de Boomen in deezen wateragtigen staat verrrast, eer het Vogt, door eene voeglyke uitwaasseming, veranderd is in eene olicagtige en taaijer zelfstandigheid, bevriest het water, vermeerdert in uitgebreidheid, de vaten zwellen, scheuren, en de Boom sterft op dezelfde wyze, als een Dier, welks al te zeer opgevulde vaten niet langer wederstand kunnen bieden, aan de vloeistof, die tegen de wanden aandringt. 't Is te deezer oorzaake, dat de Planten, die door de kragt van derzelver maakzel meer weerstand kunnen bieden, aan de aanvallen der Koude, onvermydelyk omkomen, indien de Vorst ze verrast, op een tyd dat ze opgevuld zyn met Water, of eenslags overvalt, wanneer de vogten in beweeging zyn. De Koude des Jaars MDCCIX rigtte