Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittrekzel van eene reis rondsom de wereld, in de jaaren MDCCLXXXV. MDCCLXXXVI. MDCCLXXXVII en MDCCLXXXVIII, gedaan door de Capiteins Portlock en Dixon.‘De Reis rondsom de Wereld, van welke wy hier een Uittrekzel mededeelen, is niet eigenlyk tot het doen van Ontdekkingen, maar uit Koopbelang, ondernomen. Het koopen van Pelteryen aan de Noord West-Kust van America, en het verkoopen daar van in China, boodt uitlokkende voordeelen aan voor allen, die de berigten desaangaande, in de laatste Reize van den grooten Landontdekker cook, geleezen hadden. De Heer etches, een Koopman in Londen, haalde eenige zyner Vrienden over, tot deelneeming in het plan van zulk een Handel; zy zonden twee Schepen op dien Tocht uit, naa vóóraf vryheid van de Zuidzee Compagnie verworven, en een Order van de Oost-Indische Compagnie gekregen te hebben, aan derzelver Supercargos te Canton, om de Schepen met Thee, voor Rekening der Oost-Indische Compagnie, te bevragten. Wat deeze Reizigers ontmoette, kan tot opheldering en bevestiging dienen van 't geen de laatste ontdekkingen van cook, en diens Tochtgenooten, ons medegedeeld hebben.’
Portlock en dixon, de Capiteins, die de twee Schepen the King George en Queen Charlotte voerden, door den Heer etches uitgerust, hadden beiden de laatste Reis | |
[pagina 437]
| |
van Capitein cook mede gedaan, en waren dus Leerlingen en waardige Naavolgers van dien beroemden Zeeman. Zy verlieten Gravesend in Augustus MDCCLXXXV, zeilden te Portsmouth in om Voorraad, en te Guernsey om Wyn en sterken Drank. De noodwendigheden aan boord hebbende, zetten zy hunne Reis voort. Madera en de Canarische Eilanden voorby gezeild hebbende, ankerden zy in Porto Praya Baay, op het Eiland van St. Jago, op den 24 van October. In dit gedeelte hunner reize niets byzonder optekenenswaardig ontmoetende, of wy moesten als zodanig willen aanmerken, dat zy, in de Baay van Biscayen, een Vat Wyn opvischten met uitsteekenden Claret, 't geen zo lang in Zee gezworven hadt, dat het met Schelp- wratten begroeid was. Op den 29 October verlieten zy St. Jago, en kwamen in January MDCCLXXXVI aan de Falklandsche Eilanden, waar zy versch water innamen. Kaap Horn omgezeild zynde op de Zuider Breedte van 60½o, ankerden zy in de Karakakooa Baay te Owhyee, een van de Sandwich Eilanden, op den 26 May. Zy zwierven tusschen deeze Eilanden, zich van Hout en Water voorziende, en het Volk, onder 't welk de Scorbut zich hadt beginnen te vertoonen, ververschende. Den 13 van Juny, zetten zy hunne Reis voort, en bereikten den 19 van July Cooks Rivier, op de West-Kust van America. Aan deeze Kust vonden zy een gezelschap van Russische Kooplieden; doch weinig Huiden, schoon zy 'er eenige kogten; dan, 't welk eene voor deeze Reizigers gewigtige omstandigheid was, zy bekwamen een grooten voorraad van uitmuntenden Zalm. Ook ontdekten zy in de Haven, waar de Russen zich hadden nedergeslaagen, een Kool-ader, waarom zy die Haven de Coal Harbour noemden. Dezelve ligt tusschen Kaap Elizabeth en Punt Bede. Aan Cooks Rivier in geene aanmerkelyke hoeveelheid vindende, 't geen zy zogten, verlieten zy dezelve op den 12 van Augustus, met oogmerk, om na Prins Williams Sound te stevenen; doch welke zy niet konden bereiken. Zy stuurden daarom, langs de kust, zuidwaards aan, in hoope van de eene of andere Haven, door Capitein cook beschreven, aan te doen; doch waren zo gelukkig niet dat zy dezelve vonden, of konden inkomen. Derhalven verlieten zy de kust van America op den 29 September; zich toen bevindende op de hoogte van Noot- | |
[pagina 438]
| |
ka Sound, en keerden weder na de Sandwich Eilanden, welken zy den 15 van November aandeeden. In deeze Eilanden bleeven zy tot den 15 Maart MDCCLXXXVII, waar zy, in grooten overvloed, goed in soort, en voor een redelyken prys, Eetwaaren, Water en Hout bekwamen; doch het schynt, dat de Eilanders, op 't laatst van den tyd hun moede wierden en van hunne kusten zogten te verwyderen, door allen verderen handel met hun, althans wat Eetwaren betrof, te ontwyken. 't Is niet volkomen zeker dat dit hun beweegreden was: op dien tyd kan 'er schaarsheid onder de Eilanders zelve geweest zyn; doch dit blykt uit het Reisverhaal niet. Op den 23 April, haalden zy land omtrent Prins Williams Sound; den 25 ankerden zy in een vry diepe Baay aan het Zuid-oost-einde van Montague Eiland. Hier bleeven zy tot den 1 van May, toen zy het anker ligtten, en de Straat verder opwerkten. Welhasst verstonden zy uit de Inwoonders, dat 'er andere Europeaanen zich in dien oord bevonden; deeze waren Capitein mears en diens Scheepsvolk, van Bengalen gekomen met een Snaauw, de Nootka geheeten. Capitein mears hadt overwinterd in de Baay door Capitein cook Suug Corner Bay geheeten, waar hy toen in een zeer slegten staat lag. Het Schip zat nog vast in 't ys; veelen van zyne Officiers en Matroozen waren dien winter gestorven, en de rest zo zeer verzwakt geweest door de Scorbut, dat Capitein mears, op zekeren tyd, de eenige Man was, die op 't dek kon wandelen. Welhaast bevonden zy, dat Capitein mears hun weinig vooruitzigt, om veel Pelteryen te dier plaatze op te doen, hadt overgelaaten. Zy werden derhalven te raade dat Capitein portlock alleen in Prins Williams Sound zou blyven, en zyn groote Boot, wel voorzien, uitzenden, om te zien wat zy in cooks Rivier konden opdoen, en dat Capitein dixon langs de kust Zuidwaards zou opvaaren, om te beproeven wat hy kon vinden in zulke Rivieren en Kreeken, als hy wist in te komen; en zy bepaalden dat de beide Schepen in den Herfst, te Nootka Sound, elkander zouden vinden. In gevo ge deezer besluiten, verliet Capitein dixon Prins Williams Sound op den 14 May, en ankerde op den 23 in een Baay, op de Noorder Breedte van 59o. 32′ en 340′ Wester Lengte, welke hy Port Mulgrave noemde. Deeze plaats verschafte hem Zee- otter- Marmot en Bevervellen. - Zy verlieten, op den 4 Juny, Port Mulgrave, | |
[pagina 439]
| |
en zeilden den 12 dier maand de Baay in, ontdekt door Capitein cook, een weinig ten Oosten van Mount. Edgecombe, welke zy zeer ruim en gemaklyk vonden. Dezelve ligt, volgens berigt van Capitein dixon, op de Breedte van 57o. 3′ Noorder Breedte, en 136o. 36′ Wester Lengte, hy noemde dezelve Nortfolk Sound. Hier deeden zy een groote inkoop van Pelteryen, en voeren den 23 Juny van daar. Denzelfden dag zeilden zy een anderen inham in, welke een heerlyke Haven aanboodt, op de Noorder Breedte van 56o. 35′ en 135o Wester Lengte. Capitein dixon noemde dezelve Port Banks, ter eere van Sir joseph banks; doch zy vonden 'er noch Pelteryen, noch Inwoonders. Capitein cook heeft opgemerkt, dat dit gedeelte van de kust zeer gebrooken is, en, op den afstand van twee of drie mylen, Baaijen en Havens oplevert. Den 1 van July genaderd zynde tot dat gedeelte van de Kust, 't welk Capitein cook niet hadt kunnen onderzoeken, door een Storm die hem overviel, onmiddelyk naa dat hy Nootka verlaaten hadt; zy ontmoetten het Noordlyk einde van een groote groep Eilanden, bestaande, gelyk de Kaart in 't Reisverhaal uitwyst, uit één vry groot en verscheide kleindere Eilanden, door Capitein dixon Queen Charlotte Islands geheeten. Hier troffen zy een overvloed aan, van 't geen de hoofdbedoeling der Reize uitmaakte. Wanneer zy de Bewoonders der Queen Charlotte Eilanden alle hunne Pelteryen afgekogt hadden, stevenden zy na Nootka Sound. Op den 8 van Augustus, niet verre van den ingang zynde, zagen zy twee Schepen, die op hun aanhielden, en bleeken twee andere Schepen te zyn, toebehoorende aan denzelfden Heer, die de King George en de Queen Charlotte hadt uitgerust. De Bevelhebbers deezer Schepen verhaalden Capitein dixon, dat zy bykans eene Maand te Nootka geweest waren, zonder daar iets van belang op te doen, dewyl zy daar een Schip van Oostende vonden, den Keizerlyken Arend geheeten, gevoerd door Kapitein berkley, die al de Huiden, welke de Inwoonders by zyne komst bezaten, hadt opgekogt. Zy vonden ook in die Baay een Heer, key genaamd, die, meer dan een jaar geleden, daar gelaaten was, om de taal des Lands te leeren, derwaards gebragt door twee Schepen, te Bombay uitgerust. Capitein dixon verliet op den 9 Augustus de Americaansche Kust, en kwam, voor de deide keer, by de | |
[pagina 440]
| |
Sandwich Eilanden, op den 5 September. Hier deeden zy een grooten voorraad van Hout, Water, Zwynen, en andere leevensvoorraad op, den 18 dier zelfde Maand na China koers zettende, welk Gewest zy, naa een allervermaaklykste en voorspoedigste reize, op den 8 van November bereikten. - Eenigen tyd vertoefd hebbende, verkogten zy hunne Pelteryen met groote winst; schoon dezelve niet geheel aan hunne vooropgevatte verwagting voldeedt; dewyl 'er, op dien tyd, veele Pelteryen, uit verscheiden oorden, ter markt kwamen. Wanneer zy, aan boord der beide Schepen, Thee van de Oost-Indische Compagnie ingenomen hadden, vingen zy, op den 9 van February MDCCLXXXVIII, de terugreize na Engeland aan, en volbragten dezelve in September. In het Reisverhaal, waar van wy dus verre het beloop opgegeeven hebben, in een reeks Brieven, opgesteld door iemand aan boord van Capitein dixon, die dezelve in 't licht gegeeven heeft, vinden wy weinige stukken, de Natuurlyke Historie betreffende, welke niet reeds bekend zyn; en slegts weinige berigten wegens de Zeden en Gewoonten der bezogte Plaatzen, dan die voorkomen in de laatste Reize van Capitein cook, waarvan wy, in voorgaande Deelen onzes Mengelwerks, breeder Uittrekzels gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*). Om niet tot herhaalingen te vervallen, zullen wy hier alleen byvoegen een Berigt van de Eilanden, welke Capitein dixon zelve beschreeven, en daar door den voorraad onzer Aardrykskunde vermeerderd heeft. Deeze Eilanden, aan welke hy den naam gaf van Queen Charlotte Islands, liggen tusschen de 51o. 42′ en 54o. 24′ Noorder Breedte, en tusschen de 130o. en 133o. 30′ Wester Lengte. 't Getal der Inwoonderen, 't welk wy op dezelve zagen, geduurende onze geheele Handelreize was omtrent 850, en, indien wy veronderstellen dat een gelyk getal door ons ongezien aan strand bleef, zal het geheele getal 1700 beloopen, 't geen ik denk dat het uiterste is van het getal der Inwoonderen deezer Eilanden, Vrouwen en Kinderen medegerekend. De groote overvloed van Pelteryen, welken wy daar aantroffen, wees genoegzaam uit, dat deeze Volken nooit eenige gemeenschap gehad hadden met eenig beschaafd Volk, en ik twyfel geen oogenblik, of wy | |
[pagina 441]
| |
mogen ons met allen regt de eere aanmaatigen, dat wy deeze Eilanden voegen by de Aardrykskunde van dit gedeelte der Kust. De Cieraaden, welke wy by hun aantroffen, waren zeer weinig, en het is waarschynlyk, dat hunne Messen en Speeren veeleer in den Oorlog vermeesterd, dan door Handel verkreegen, waren; dewyl ze by de onderscheide Stammen zo zeer verschilden: dan, wat hier van ook zyn moge, zy kwamen, ongetwyfeld, veel nader aan den staat van beestlyke woestheid, dan eenige Indiaanen, door ons op de Kust ontmoet. - De Vrouwen splyten de Onderlip op dezelfde wyze als die van Norfolk Sound; doch met dit onderscheid, dat het houten cieraad daar in gestooken, hier door de geheele Sexe gedraagen wordt, daar zulks te Norfolk Sound bepaald is, tot Vrouwen van hoogen rang. In 't algemeen zyn de Indiaanen zeer jalours, ten opzigte van hunne Vrouwen, en willen daarom zelden toelaaten, dat ze by ons aan boord kwamen; doch dat was niet altoos het geval by deeze Wilden, veelen stonden zulks niet alleen aan hunne Vrouwen toe, maar zetten ze aan om zich op onze Schepen te begeeven, als ons Volk ze daar toe uitnoodigde; maar wy bevonden welhaast, dat zy tot deeze bezoeken niet aangedreven wierden door den prikkel van wellust; maar enkel om te rooven: zy waren de greetigste Dieven, welken wy immer zagen, steelende alles, zonder onderscheid, wat zy onder haar bereik konden krygen, en zulks met eene behendigheid, die tot geen oneer zou gestrekt hebben aan een Kweekeling in de Steelkunst, op de Justitia Hulk overgevoerd. Niettegenstaande het doorgaand gedrag deezer Vrouwen, zagen wy by haar een voorbeeld van aandoenlykheid en tederheid, 't welk ons geheel verbaasde, en misschien zich niet altoos voordoet by de Sexe, in beschaafde Landen. - 't Was op den 24 van July, dat de Inwoonders ons een bezoek kwamen geeven, voornaamlyk uit nieuwsgierigheid: een Opperhoofd en diens Vrouw toonden zich begeerig, om ons Schip te zien. Capitein dixon wilde hun in dat geval believen, en, denkende dat een volkomen gezigt van het Schip hier een ryke stoffe van gesprek in 't vervolg zou verschaffen, liet ze aan boord komen. Zy hadden een klein Kind by zich, op 't welk zy zeer gesteld scheenen; 't zelve aan de lieden in de Canoe niet toevertrouwende, kwam het Opperhoofd zelve over, | |
[pagina 442]
| |
laatende het dierbaar pand, onder de bezorging van zyne Vrouw. Toen hy eerst op 't dek tradt, beving hem vrees; hy begon te zingen, en maakte veele onderwerping - aanduidende gebaaren, met oogmerk zeker, om ons een gunstig denkbeeld van hem in te boezemen. Allengskens bedaarde hy, en liet zich beweegen om beneden in 't Schip te gaan: daar eenigen tyd geweest zynde, kwam hy weder op 't dek, en, zyne nieuwsgierigheid met het bezigtigen veeler dingen voldaan hebbende, stapte hy zeer wel vergenoegd in zyn Canoe over. Zyne Vrouw, het Kind eene moederlyke kus gegeeven hebbende, klom zonder eenige blyk van twyfel over, en, op het dek staande, gaf zy ons te kennen alleen gekomen te zyn om het Schip te bezien, en poogde, door de grootste zedigheid in den opslag haarer oogen te toonen, ongestoord daar toe ons verlof te verzoeken. Zy was naar 's Lands wyze netjes gekleed, haar onderkleeding van dun leder gemaakt, zat digt op 't lyf, en reikte van den hals tot halfweg de dye; haar opperkleed, of mantel, was van dikker leder, en hing los, alleen met lederen riemen vastgemaakt. Alles, wat haare aandagt trof, bezigtigd hebbende, deedt Capitein dixon haar een geschenk van twee strengen Koraalen, tot een cieraad voor ieder oor, en van verscheide Knoopen; dit behaagde haar grootlyks, en zy betuigde haaren dank, op de voor haar best mogelyke wyze. Dan, naauwlyks was zy in de Canoe wedergekeerd, of een aantal Vrouwen schoolden om haar heen, met veel heftigheids haar aanspreekende: zeer waarschynlyk verweeten zy haar ontrouw aan haaren Egtgenoot: want oogenbliklyk daarop drukte zy, met den vuurigsten ernst, het Kind tegen haare borst, en stortte een vloed van traanen: het duurde eene geruime wyle, eer de streelingen van haar Man, en de verdeediging haarer vrienden, haar tot de voorige bedaardheid konden wederbrengen. Eindelyk was de eensgezindheid in de Canoe hersteld. Toen hieldt het Opperhoofd zyn Kind zo hoog op als hy kon, en tragtte ons te beduiden, dat het hem even dierbaar was als zyne Vrouw; teffens te verstaan geevende, dat, schoon hy geen Geschenk ontvangen hadt, hy nogthans hoopte dat wy deezen kleinen zouden gedenken. Hier op liet Capitein dixon het Kind een paar schoentjes geeven, 't geen het Opperhoofd wonder behaagde; ook liet hy eenige Knoopen onder de Vrouwen in de Canoe | |
[pagina 443]
| |
uitdeelen, en zy voeren van boord, zeer voldaan over deeze Geschenken. Capitein dixon heeft 'er eene Kaart van de Noord-Westkust van America bygevoegd, als men deeze vergelykt met de Kaart van die zelfde Kust, en van de Noord-Oostkust van Asia, door de Capiteins cook en clerke gegeeven, zal men eene volkomene kennis krygen van dat gedeelte der Americaansche Kust, 't welk Capitein cook niet kon aandoen of opgeeven. Capitein dixon heeft ons verscheide goede Havens op die Kust, voorheen onbekend, ontdekt. - In zyn zeilen langs dezelve, heeft hy eene bekwaamheid ter ontdekkinge, en eene stoutheid, in 't volvoeren van zyn plan, betoond, welke nader komt aan die van onzen onsterflyken cook, dan iemand van diens Tochtgenooten heeft doen blyken. Niet meer dan regt laaten wy den Eigenaaren deezer twee Schepen wedervaaren, als wy hier optekenen, dat, niettegenstaande de Koophandel het voorwerp was der Reize, geldwinnen hunne aandagt niet te eenemaal innam. Met eene onbekrompene ryklykheid, niet altoos by de Kooplieden aan te treffen, hadden zy alle mogelyke voorzorgen gedraagen, om de beste Leevensmiddelen van allei soort te koopen, en by de Artykelen doorgaans aan Koopvaardyschepen medegegeeven, voegden zy een ruimen voorraad van middelen tegen de Scorbut, en van alles, wat ter behoudenisse van de gezondheid der Schepelingen kon strekken; eene byzonderheid, welke wy met genoegen, hun ter eere, optekenen, en om anderen aan te zetten, ter navolginge van een zo menschlievend en edelmoedig gedrag. Het strekt ons, in de daad, tot geene geringe voldoening, dat wy den tyd beleeven, waar in wy zien dat een Koopvaardyschip eene reis kan doen van meer dan drie jaaren, met het verlies van slegts één Persoon van de drie- en dertig, 't welk het geval was aan boord van de Queen Charlotte; en verdient dit te meer onze opmerking op eene Reize, waar zo weinig van de noodzaaklykheden en verkwikkingen des leevens konden bekomen worden, op de Plaatzen welke zy aandeeden. |
|