Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBespiegelingen over de onbestendigheid van het menschlyke leven, en het afschuwelyke der oorlogswoede.De Wereld gaat haastig voorby; alle derzelver heerlykheid verdwynt, en de mensch, op dezelve geplaatst, is als eene bloeme des Velds, die ras verwelkt. - Hoe weinige zyn onze levensdagen! - eene korte schakel, een schakel van op elkanderen volgende oogenblikken, die, voor by zynde, niets beduiden, maken slegts 's menschen Leeftyd, ja den langsten Leeftyd in | |
[pagina 407]
| |
deze beneden gewesten uit. Onze Jaren schynen zo kort, en vooral de voorbyzynde, dat zy alle, byeen gerekend, niet anders dan eene ligt voorbysnellende schaduwe gelyk zyn. Alle de voorby zynde Jaren schynen een oogenblik te wezen; - een oogenblik, dat bykans zo schielyk voorby is als het begonnen was: - en hoe velen stappen zo dra weêr de wereld uit, als zy daar zyn ingekomen; even gelyk een reiziger, die, spoedig voortreizende, eene plaats op zyne reize zo dra verlaat, als hy daar is ingekomen. Zodanig is de gedaante der wereld, en zo kort, zo onstandvastig, zyn onze levensdagen. - Zy gaan met de gedaante der wereld voorby - en onzer werd niet meer gedagt na eene korte reeks van Jaren. - Dat Lot, ô Stervelingen, dat Lot is ons allen beschoren, en wel zo, dat wy geene de minste zekerheid hebben, op eenig aanstaand, op eenig toekomend oogenblik. - Wy kunnen ons niets beloen van het toekomende. - Het oogenblik, waar in wy verkeren, waar in wy nog ademen, is slegts de tyd, waar over wy beschikken kunnen; alle de overige zyn onzeker; - een ligt bedrieglyk mogelyk, een onzeker misschien. - Hoe zal men dan zyn vertrouwen vestigen, op iets dat zo ligt misleiden, zo ligt bedriegen, kan? - Zal men dan op een zandgrond steunen? - Hoe! zal men zyne rekening maken op iets toekomstigs, en alle zyne overleggingen bepalen by iets, waar van men geene de allergeringste vertrouwelyke zekerheid hebben kan? - En nochtans is dit het gedrag, het doorgaand gedrag, van de meeste menschen. De meeste van Adams kroost leven als of zy waanden eene bestendige woning op dit benedenrond te hebben. - Zy stellen zich aan, als had deze algemene waarheid, ‘ons leven is kort van duur, en eene ligte schaduwe gelyk,’ wel plaats omtrent alle andere menschen, uitgezonderd alleen met opzicht op zich zelven. - Zy gedragen zich eveneens, als of hun woning vast gevestigd, en hun verblyf, in deze gewesten van onbestendigheid, eeuwigdurend, eeuwig onveranderlyk zou zyn. - Dan wie belooft ons zelfs een lang leven; - wie belooft ons zelf, dat wy 'er het volgend oogenblik nog zyn zullen; en wy niet, terwyl wy dit overdenken, - den laatsten ademsnik geven! - Wie moet niet verbaasd staan, als hy in overweging neemt, hoe wy waarlyk altoos wandelen op den uitersten rand van het Graf, en door de minste struikeling in het zelve plotsling moeten neêrstorten; want wy voeren de doodstof, waar wy gaan of staan, waar wy verkeren, altoos bestendig met ons: - wie moet dan niet verbaasd staan, dat vele hun levennog zo lang rekken? - Hoe ontroert ons een haastig, en onverwagt Sterfgeval! - Het hart klopt ons - en de leden beven, als men ons boodschapt: ‘daar is een welbekende van ons zo schielyk, zo plotsling, gestorven; - daar is dees of die onverwagt van den | |
[pagina 408]
| |
dood overvallen; - zo op het oogenblik nog wel, en nu een lyk!’ Omstandigheden die ons ontroeren, die ons verbazen! en nochtans moet men zich verwonderen, dat ze zo zeldzaam voorvallen. - Dusdanige gebeurtenissen, - zulke gevallen, werken eenige weinige ogenblikken met kragt op ons gemoed: - Wy gevoelen voor dien tyd het gewigt dezer waarheid op ons werken: - maar helaas! het is van een korten duur. - Weldra zyn wy vergeten, op welke wankelbare zuilen het gebouw van ons leven rust. - Zyn wy gezond, van een sterk en vast gestel, - dan menen wy dat we voor niets bedugt behoeven te zyn, dat wy niets hebben te vrezen. - Edoch de gezondste, de sterkste, mensch word dikwils op het alleronverwagtste weggerukt; terwyl hy, die een kwynend, die een zukkelend, leven leid, nog Jaren lang blyft leven, na dat deze reeds in de groeve des verderfs is neêrgezonken, en aan de Verrotting overgegeven. - Zo ziet men vaak een vast gewortelden Eik door een Oreaan schielyk neergeslagen, terwyl het buigzaam riet het geweld van deszelfs woede heeft doorgestaan. De bloeijende Jeugd vestigt vaak te veel vertrouwen op eene Jeugdige frisheid; - niet denkende aan eene haastige verbryzeling, stelt zy den dood op een verren afstand. - Dan, hoe dikwils ziet men de Jeugdigste bloemen het eerst verwelken; - door een onverwagt onweer neêrgeslagen, liggen zy in het veragtelyk slyk, zonder schoonheid, zonder luister. - De tederste, de frischste en sterkste Jeugd stort dikwyls op het onverwagtste in de groeve des verderfs, terwyl de bevende Ouderdom nog Jaren aan malkanderen derzelver treurige grafzerk bewandelt. - Zo onzeker zyn onze levensdagen, zo onbestendig, zo onvast, is ons verblyf in deze beneden gewesten. Voegt by dit alles, dat wy slegts maar één leven te verliezen hebben - dat wy maar éénmaal natuurlyk kunnen sterven. - Want, gelyk wy maar eénmaal in de wereld stappen, zo treden wy 'er maar éénmaal weder uit. Gelyk 'er maar één weg is, om in het leven te verschynen, zo is 'er maar één die zich tot de vallei des doods uitstrekt, en 'er is geen één die 'er van te rug leid. - Dat dierbaarste hier op aarde, het leven, kunnen wy maar éénmaal verliezen; en, het verloren hebbende, is 'er geen middel om dat verlies te herstellen, of te vergoeden. - Wie zou intusschen, als hy de daden en handelingen der menschen gadeslaat, en ziet, hoe los en onverschillig velen te werk gaan, daar uit niet gereedlyk besluiten, dat ieder sterveling duizend en duizend levens voor zich zelven te verliezen hadde? - Wel bedagtzame menschen schatten het dierbaarste, dat zy kennen, zekerlyk op de hoogste waarde: dan, ten aanzien van het leven, 't welk oneindig dierbaarder is dan allede schatten der aarde, gaat men veelal met eene onvergeeflyke onbedagtzaamheid, met eene onverschoonlyke slordigheid, te werk. - Geene | |
[pagina 409]
| |
gevaren zyn 'er uit te denken, waar aan de mensch zich niet durft bloot geven, die hy niet durft tarten, wanneer hy door eer- of winzugt gedreven word. En hoe onverantwoordlyk spelen maar al te dikwerf Staatszugtige Monarchen met het dierbare leven hunner Onderdanen; daar zy honderd duizenden van menschen tegens elkanderen in 't harnas voeren. - De slaafsche zoldaat gehoorzaamt zonder tegenmorren de bevelen van zynen Monarch. - Hier is het tegenspreken eene doodschuld; - en in weinige uuren ligt het slagveld bezaaid met duizenden van lyken. De frischste, de schoonste, manschap, in de vaag des levens, ligt, of gesneuveld, of deerlyk verminkt. - Akelig schouwspel! - Allerwege ziet men de treurigste tonelen van jammeren aangeregt; - tonelen van moord en verwoesting, geschikt om 't menschdom op den ganschen aardbol te verdelgenGa naar voetnoot(*). - Wie siddert niet op de enkele gedagte! - Hier liggen gekneusde bekkenelen, vertrapte en vergruisde leden; - daar duizend en duizend slagtoffers van het doodlyk lood! - Hier liggen de digt opeengepakte verslagenen; - daar gaat een gekerm op van de verminkte en half dooden; - Een gejammer naar den Hemel om hulp in de allerhulploosste omstandigheden; - of een gesmeek, dat de dood zich hunner ontferme, om ze uit het geweld der elenden te verlossen! - Dooden op dooden, en gewonden op gewonden, liggen hier op elkanderen gestapeld! - Ziet daar de ysselykste schouwplaats der razendste woede! - en nochtans zyn deze doorgaans de plaatzen, alwaar de roem der Helden gevestigd word, - alwaar zy eenen onsterfelyken naam verwerven: - de plaatzen alwaar de Monarchen den naam van Groot verkrygen - en hoe bloediger dezelve zyn, des te hooger stygt de roem dier Helden. Moet Gy dan, ô Vorsten der aarde! moet Gy dan uwen roem, uwe Grootheid zoeken in het plengen van menschenbloed? - Of zet het vernielen van menschen, het wrede slagten zyner natuurgenoten, iemand Majesteit en Luister by? - kan ware glorie gevestigd worden op de puinhopen van verwoeste Steden en Landen? - Kan de ware eere gelegen zyn in zo vele onschuldige slagtoffers aan uwe heersch- en gloriezugt op te offeren? - moet men zynen naam op zulk eene deerniswaardige wyze onsterflyk maken, en, om den naam van Groot te verwerven, zich met zo veel menschenbloed bezoedelen? - Zo verwierf een Alexander den naam van Groot, een Caesar dien | |
[pagina 410]
| |
van overwinnelyk, - ten koste van zo vele duizende ongelukkige slagtoffers; - ten koste van de gruwelykste wreedheden, van de treurigste verwoestingen. - Langs zulke bloedige wegen hebben zy eenen onsterfelyken naam en roem verworven; welke nog schittert in de oogen veler Vorsten; die, verblind door valsche gloryzugt, zich dezulken tot voorbeelden van navolging stellen. - Maar ziddert Oversten! die langs zulk eenen weg uwe grootheid zoekt - tot zulk eenen duuren prys uwe glorie koopt! - Die, uit iedele zugt naar roem, zo vaak het welzyn, het geluk, uwer ingezetenen, uit het oog verliest, uw gansche land in de waagschaal stelt, en 't geheel opoffert aan uwe heerschzugt. - Eens zal 'er een tyd komen, dat alle die jammerlyke slagtoffers tegen U zullen getuigen; - dan, wanneer uwe Grootheid niet meer zal gedagt worden, maar Gy met hun zult gelyk staan; - wanneer de naam van Monarch u niet meer zal onderscheiden; maar Gy mogelyk minder zult zyn dan de verachtste bedelaar uit uw aardsch Koningryk. - Dan zult Gy waarlyk moeten sidderen, op het gezigt, op de verschyning, van alle die verslagenen, gewonden en verpletterden, die gy op zo menig slagveld hebt zien verslagen liggen - en die Gy aan uwe heersch- aan uwe gloriezugt opofferde! - Gy zult dan waarlyk sidderen moeten, wanneer zy met U in het gerigte treden, en de minste van die zal tegen U getuigen! - Wanneer Gy in dat gerigte zult verschynen, waarin geen aanzien des persoons meêr plaats grypt - en waar uw Lot voor eeuwig zal beslist worden! - Hoe moeten dusdanige menschen (want de grootste aardsche Monarchen zyn maar menschen, schepzels van gelyke beweging als ik) hoe moeten de dusdanigen te moede zyn, welker zommigen honderd duizend menschen aan hunne heerschzugt hebben opgeofferd! - hoe beangst en vertwyfeid moeten zy op hun rampzalig sterfbed worden neêrgedrukt! - welk een vertwyfeld gezicht zullen zy niet werpen op dat naderend tydstip, waar op zy dien gedugten stap van den tyd in de Eeuwigheid doen moeten! - dat beslissend tydstip, waar in God, de Opper-Rigter, zyn gedugte Vonnis over alle schepzelen, en dus ook over hen, zal uitspreken - en zy de regtvaardige en eeuwige vergelding op hunne werken ontvangen zullen! - Welk eene verschrikking zal dan hunne vertwyselde harten aangrypen, en welk eene wanhopige siddering zal als dan den benauwden, den doodlyk beangsten, boezem prangen! - ‘Zo vele menschen (dus dunkt my moet dan de angstvallige overdenking van het hart zyn) zo vele duizenden hebben, door myne verderfelyke heerschzugt, in de bloedige oorlogs-tonelen, die ik gedurende myne regering heb aangerigt, het leven moeten derven. - Duizend en duizend gekwetsten en verminkten zyn door my jammerlyke ongelukkig geworden, daar ik ze tot nuttige leden der maatschappy had kunnen maken. - Van myne eigen ingezetenen ben ik | |
[pagina 411]
| |
vervloekt, om dat hen, door my, zo menigmaal het bloedig Oorlogslot getroffen heeft. - Ik was doof voor het gejammer der elendigen, wanneer myne baldadige krygsbenden Steden en Landen verwoestten. - Nu komt dit alles op, om tegen my te getuigen! - Welk een gezigt! - Daar naderen ze reeds, die met my zullen staan in het gerigte! - Ik zie ze.... ô God, waar berg ik my in deze uiterste benauwdheid!... 'er is!...’ Hoe afschuwelyk is niet deze Oorlogswoede? Zyn de natuurlyke jammeren niet menigvuldig genoeg, om op den mensch aan te vallen? Heeft het Zedelyk kwaad geen natuurlyk verderf genoeg gebrouwen, om ons leven te bestryden, en ons verblyf in deze beneden - gewesten kort te maken? - Moet de mensch nog tegen den mensch in 't harnas, - moet hy tegen zyn eigen geslagt woeden, en de ongehoordste wreedheden plegen tegen zyne eigen natuurgenoten? - Moet hy alle verderfelyke instrumenten uitdenken - het moordadigste werktuig tegen zich zelve wetten, en een aanslag schynen te smeden, om zyn gansche geslagt van den gehelen aardbodem uit te roejen? - Waar toe anders zulk Oorlogstuig? - Is 't niet om Menschen te vernielen, Steden en Landen te verwoesten, om het aardryk in eene woeste wildernis te veranderen! - Het menschelyk verstand put zich vaak uit in de kunst van wreedaartigheid; - in de kunst van eigen natuurgenoten te slagten; - in de kunst van verdelgen en verwoesten; in de kunst van jammeren en elenden te berokkenen! - Waar toe tog scherpt de Krygsman zyn verstand? waar toe anders dan om het zyn party af te winnen in het ombrengen en slagten van menschen; - in Landen te verwoesten, en 's werelds jammeren te vermenigvuldigen? - Als de Oorlogsvlam aan 't woeden is, wie is dan bestand tegen derzelver vernieling! - Hoe! is het leven van den mensch niet kort genoeg van duur, en word het nog niet genoeg aangevallen van alle kanten door natuurlyke ongevallen, door pynen en ziekten? - Moet het nog verkort worden door het verderselyk Oorlog, dat zo vele menschen slagt; - zo vele menschen in de vaag van hun leven, waar van 'er velen nog jaren lang nuttige leden der Maatschappy hadden kunnen zyn. - Wat dolheid gaat U dan aan, onzinnig menschdom! om zo wreed tegen uw eigen geslagt te zyn? Verdienen zulken den eernaam van redelyk, die zo ontmenscht handelen, als krygslieden tegens elkanderen? - Hoe vele treurige voorbeelden zyn 'er niet dagelyks voorhanden, welke ons de kortheid, de onzekerheid, van 's menschen leven leren? En nochtans gaat men zich uitputten, om instrumenten te vervaardigen ten einde elkanderen te vernielen. - ô Onvergeefelyke dolheid! - Omringen niet duizend en duizend ongevallen en kwaden ons van agteren en van voren, - van alle | |
[pagina 412]
| |
kanten en van rondsomme? - wy worden gedurig van dezelve omsingeld, en bezet, - terwyl elk kwaad gereed is, om ons aan te vallen. - Kan niet eene enkele buitentred, - eene voor 't oog niets beduidende omstandigheid, de gedugtste gevolgen na zich slepen? - De kleinste, de nauwlyks merkbaarste, beuzelingen kunnen dikwils den dood ten gevolge hebben; - den dood die altoos op ons loert, en de geringste omstandigheid aangrypt, om ons in zyn geweld te krygen. Wat roemt Gy dan op uwe voorregten, ô mensch! boven het redeloos vee, dat Gy zo ver beneden U schat? bezit gy voorregten boven het zelve, gy bezit ook wreedheden, welke die van het allerwoestst gedierte ver overtreffen. - Uwe woede is ontembaar tegen al wat leeft - ontembaar tegen uw eigen geslagt? - Wat schepzel, dat gy niet in koelen gemoede het leven benemen durft. - Velen verderft gy, louter uit vermaak - Vele voor uw dagelyks onderhoud. - Velen worden aan uwe lusten opgeofferd, om uwe kiesche tongen, op eene lekkere bete, te vergasten! - Ontembaar woed Gy tegen uwe eigen natuurgenoten, die gy onder schynbaar regt aanvalt en dood. - Strafloos maakt Gy u meester van hunne bezittingen; - Strafloos vernield gy hunne have en goederen; - Strafloos verwoest gy Steden en Landen; - Strafloos vergiet gy menschenbloed! - Waar vind men een gedierte op aarde, zo wreed, dat het den mensch in wreedheid evenare! Reist vry de vier werelddelen door, en nergens zult gy een soort aantreffen, zo wreed als de mensch! - O jammerlyk elendig schepzel! Zyt Gy daarom van uwen groten Maker met zo vele andere voorregten beschonken, om 'er des te schandelyker misbruik van te maken? c.v.d.g. |
|