Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNader berigt, raakende de roode myrhe, als een hulpmiddel voor de hondsdolligheid.(Een Uittrekzel uit een Brief over dit onderwerp.)
Uit het onlangs medegedeelde, nopens een zeker Recept tegen de dolle Honds-beet, vernomen hebbende, dat men gaarne wenschte het Kruid, het welk 't hoofdmiddel van dat Recept is, nader te kennenGa naar voetnoot(*), zo vind ik my, in beantwoordinge aan 't menschlievend oogmerk der gemeenmaakinge van dat Voorschrift, genoopt, om myne waarneeming deswegens te melden; dewyl ik, op goede gronden, meen kennis aan dit Kruid te hebben. In de jaaren 1755 en 1756, terwyl ik als Tuinmansknegt, in den Vorstelyken Tuin te Busweiler in den Elfas, arbeidde, heb ik opgemerkt, dat de Ingezetenen op | |
[pagina 374]
| |
den 24 Juny, zynde St. Jans-dag, by menigte in het Veld gingen, om dit Kruid, het welk ik thans bedoel, te zoeken. Zy noemden het St. Jans-kruid, en hegtten 'er hunne bygeloovige denkbeelden, betreffende St. Jan, aan: doch dit daar laatende, heeft men, voor tegenwoordig, hier omtrent alleen aan te merken, dat het als dan gereed te vinden ware; nadien het zig, om en aan dien tyd, juist met zyne roode bloempjes vertoont. - Men verzamelt aldaar dit Kruid, droogt het, wryft het tot een fyn poeder, en gebruikt het, by gelegenheid, als een middel tegen de dolle Honds-beet, zo wel voor menschen als voor beesten. - Allen, die ik 'er over gesproken heb, getuigden eenpaarig, dat het proef houdt; en een kundig Apotheker aldaar verzekerde my, dat het een best middel tegen dit ongeval was: maar, voegde hy 'er by, men gebruikt het veelal met nog andere inmengzelen; doch het gemeene Volk bedient zig alleenlyk van dit Kruid; het welk zy, tot een fyn poeder gewreeven, met iets, [waarschynlyk een of ander vogt] inneemen: een beest geeven zy het, in een balletje van zuurdeeg; maar, of ze dien zuurdeeg gebruiken, als een ingredient, of slegts als een middel, om het poeder het beest te beter te kunnen ingeeven, is my niet bekend. - Langs deezen weg heb ik dit Kruid, al voor jaaren, leeren kennen. Wat deszelfs rechten naam betreft, deeze is, myns oordeels, Roode Myrhe, zo als die ook in 't Recept opgegeeven wordt. - Dat het tot het geslacht der Myrhe behoort, ontdekt men gereedlyk, als men nagaat, dat het langs den grond kruipt, gelyk onze gewoone Myrhe; en dat de bladen, bloemsteeltjes, met een kleen onderscheid, volkomen gelyk zyn aan die van de gemeene Myrhe. - Men noemt deeze Plant Roode Myrhe, zo ik agt, om ze dus te onderscheiden, niet alleen van onze gemeene Myrhe, maar ook van eene andere soort, wier bladen, bloemen, wel in de uiterlyke gedaante aan die van deeze gelyk zyn, maar eene blaauwe koleur hebben: des men de eene Roode, en de andere Blaauwe Myrhe moge noemen. Dan, buiten dit, verschillen de bladen van de Roode Myrhe duidelyk genoeg, van die van alle andere soorten: dewyl het blad van onderen bruine stippen heeft, dat men aan geene andere Myrhe bespeurt; waar aan dus deeze Myrhe, al bloeit ze niet, van alle anderen onderkend kan worden. Men krygt dit Kruid naauwlyks te zien, dan in de maanden van Juny en July, wanneer het zig door zyne roode | |
[pagina 375]
| |
bloempjes verklikt: in 't voorleeden jaar, in September, toen my het berigt van het Recept in handen kwam, heb ik het niet kunnen opspeuren. Het groeit in de Tuinen en ook op het Veld; van deszelfs groei by oude muuren, in 't berigt aangeduid, heb ik geen ondervinding; dan 't komt my niet vreemd voor, om dat de Myrhe in steengruis wel tieren wil. Men vindt het, zo ik denke, meest op nieuwen grond, die in lange jaaren niet omgewerkt was; ik heb het althans, nu acht jaaren geleeden, op zulk een nieuw ontgonnen grond, in eene aanmerkelyke hoeveelheid gezien. Het is hier in den Tuin, geheel niet, of bezwaarelyk te vinden; voor eenigen tyd ontdekte ik het, tot myne verwondering, toevallig, onder de worteltjes in de broeibak: doch ik vlei my met de verwagting, dat ik het vervolgens, by gelegenheid, op het Veld hieromstreeks wel meer ontmoeten zal. Wanneer men nu, op deeze myne waarneeming, nagaat, dat dit Kruid, met het in 't Recept genoemde, overeenkomt, in naam, in de koleur der bloempjes, en in den tyd van inoogsten; mitsgaders dat het in andere Landen bekend is, en met een gunstigen uitslag gebruikt wordt, als een beproefd hulpmiddel tegen de dolle Honds-beet, zo valt 'er genoegzaam niet aan te twyfelen, of dit Plantgewas is het hoofdmiddel van het opgegeeven Recept. In het bovenaangehaalde medegedeelde, wordt gesproken van een Kruid Roode Muur geheeren, waaraan roode of geele bloempjes gezien zouden zyn. Doch de benaaming van Muur is veelligt toe te schryven aan eene verkeerde spelling, of een kwaaden tongval van hun die het Kruid bezorgden; zo dat Muur eene verbastering zy van Myhr; welke ligtlyk heeft kunnen ontstaan. En wat aangaat de geele bloempjes, hieromtrent heeft waarschynlyk eene feil van 't geheugen plaats; toonende de benaaming van Roode Muur of Myrhe duidelyk aan, dat men hier te denken hebbe, op de Myrhe met roode bloempjes. De Schryver van den Brief, waaruit wy het dus ver aangevoerde getrokken hebben, (volgens de gegeeven vryheid, om van dien Brief openlyk zodanig een gebruik te maaken, als wy raadzaamst oordeelden,) heeft 'er te gelyk by afgegeeven een spaanen-doosje, waarin het hier beschreeven Kruid, zo als het op een nieuw ontgonnen grond gevonden was. Hy heeft het zelve gebladerd en geworteld gezonden, ten einde het in een pot met mulle | |
[pagina 376]
| |
aarde geplant zoude kunnen worden, en 'er dus gelegenheid zyn, om het verder na te speuren. - Hy besluit zynen Brief, met de betuiging, dat het hem ten hoogsten aangenaam zyn zal, indien het gebruik van dit Plantgewas, voor het rechte erkend, zynen Evenmensch ten nutte moge gedyen; en wanneer hy dus iets toegebragt zal hebben, om het edelmoedige oogmerk, by de mededeeling van 't opgegeeven Recept, te helpen onderschraagen. In die streelende hoop ondertekent hy, met die hoogagting, die hy voor elken Menschenvriend koestert, deezen zynen Brief aan den Heere f. buchner, Chirurgyn te Amsterdam.
U wel Edele onderdanigste Dienaar
frederik willem kramoszer.
Tuinman, by den Wel Edelen gestrengen Heer h.l. wychgel, Heere van Lellens in Groningerland; te Lellens. |
|