Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 367]
| |||||||||||||||
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Uitlegregels, in de verklaaring van Salomo's spreuken-boek, noodig in 't oog te houden.
| |||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||
Onder alle de Boeken der Heilige Schrift zyn 'er weinige, zo 'er éénig onder voorkomt, die tegenwoordig meer duisters hebben, dan het Spreukenboek van salomo. Dit Boek vordert, derhalven, de grootste aandagt van allen de zodanigen, die over deeze duisterheden eenig licht kunnen verspreiden; 't zy door algemeene Waarneemingen over de byzondere natuur van zulk eene Verzameling, of door Aanmerkingen eenig byzonder gedeelte betreffende. Gegrond is de stelling der Oordeelkundigen, dat 'er, in 't algemeen, geen beter weg is om tot de waare meening eens Schryvers door te dringen, dan door den Schryver met zichzelven te vergelyken Deeze grondregel rust op eene veronderstelling, dat ieder Schryver zyne eigene wyze van uitdrukken heeft, en dat hy altoos overeenkomstig daar mede handelt; het eerste is, over 't algemeen, waar, van elk Schryver, en 't laatste van elk goed Schryver. De styl der Menschen verschilt bykans zo veel als hun Gelaat. Gelyk 'er in 't laatste zekere trekken zyn, die den Persoon vormen, en van alle andere onderscheiden, zo zyn 'er in den eersten, zekere wyzen van denken, en wendingen der uitdrukkingen, welke den Schryver ontdekken, en de Pen, uit welke zy gevloeid zyn, aanwyzen. Wie zich, derhalven, nederzet, met oogmerk om een Boek ten nutte van zich zelven te leezen, of het zelve met vrugt voor anderen te ontvouwen, moet bovenal zorg draagen om tot den Geest des Schryvers door te dringen; zich zyne Schryfwyze eigen te maaken; zyne Bewoordingen te verstaan; zyne Gevoelens te weegen; en daar door ten laatsten zich geheel en al gemeenzaam met dien Schryver te maaken. Het uitwerkzel van die gemeenzaamheid met uwen Schryver zal geen ander weezen, dan dat hy zich vrylyk aan dien Beoefenaar zal ontdekken, zyn Ziel, om zo te spreeken, voor hem open leggen, en niet toelaaten, dat gy heen gaat belast met eenige zwaarigheid, op welker oplossing uwe lange Vriendschap met hem u regt geeft. Deeze Leeswyze heeft men altoos van uitsteekenden dienst bevonden, tot het verstaan van Ongewyde Schryveren, en zal dezelve van gelyke vrugt weezen tot het regt verstand der Gewyden. Zy ook zyn, zeker, de | |||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||
beste Verklaarders van zich zelven, en zullen, ongetwyfeld, best verstaan worden door de zodanigen, die ze zorgvuldigst met elkanderen vergelyken. Zy hebben, even als de Ongewyde Schryvers, hunne byzondere en onderscheidene wyze van uitdrukken: door hier op naar eisch te letten, en zo, in dien zin, geestlyke dingen met geestlyke te vergelyken, zal de nauwkeurige Schriftuurverklaarder zulk eene gemeenzaame kennis met hem verkrygen, als hem in staat stelt om derzelver meening by meest alle gelegenheden te ontdekken; en gereedlyk de zwaarigheden in duistere Plaatzen op te lossen, door in min duistere en min ingewikkelde Plaatzen dergelyke zegswyzen aan te treffen. Gelyk dit waarheid is omtrent den geheelen Bybel, in 't algemeen, zo is het byzonder waar omtrent het Spreukenboek van salomo. Deeze Spreuken, voor het meerder gedeelte, uit losse en van elkander niet afhangende zinuitingen bestaande, kunnen tot derzelver regt begrip, dat behulp niet ontvangen van den Zamenhang, welke, in andere gedeelten der Schriftuure, zo veel diensts doet. Gevolglyk kan men het Spreukenboek niet leezen, op dezelfde wyze, als andere Boeken van den Bybel. Dit Boek vordert eene byzondere wyze van beoefening, en wel zulk eene, als, naar eisch gade geslaagen, ter leiddraad zal dienen, om ons te geleiden tot het regt verstaan der duisterste Gezegden, en te brengen tot de Kennis der Spreuken, en de Verklaaring derzelven. Indien de Spreuken dat voordeel ter ophelderinge uit den Zamenhang missen, 't welk de meer aaneengehegte gedeelten der Schriftuure hebben; zy kunnen het daar buiten stellen. Ieder deezer Spreuken, wel verdeeld, en wel overwoogen, behelst eene verklaaring van zichzelven: en de duisterste Spreuk zelve zal, in een waar gezigtpunt geplaatst, door eigen glans zich klaar voordoen. Ten duidelyker verstande van het hier te nedergestelde, moeten wy doen opmerken, dat meest alle die oude kortbondige Gezegden, (gelyk de meeste Spreuken in het Oosten, tot deezen dag toe, als spreekwoorden gebruikt worden) zich in twee Deelen, of Verzen, scheiden, Hemislich, by de Grieken geheeten; welke, om de Afdeeling te beter in 't ooge te doen loopen, in grabe's Uitgave van het Alexandrynsche Handschrift der LXX, onder elkander geplaatst zyn; elk met een groote Letter aanvangende. Deeze twee Deelen zyn doorgaans aan elkander | |||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||
verbonden met het Hebreeuwsche Vau; 't welk in onze Engelsche [en zo ook in onze Nederduitsche] Vertaaling overgezet wordt door En of Maar, naar gelange de aart der Spreuke vorderde. Indien het onderwerp van beide de gedeelten het zelfde is, wordt het vertaald door En, en duidt aan, de Zamenstemming tusschen beide de Leden; indien het onderwerp verschilt, vertaalt men het door Maar; de Onovereenkomstigheid aanwyzende. In het eene geval dient de laatste Helft, by wyze van Herhaaling en Bevestiging, om de eerste te bekragtigen; in het andere om hetzelfde door Tegenoverstelling uit te werken. Onder veele andere voorbeelden van de eerste soort, kunnen de volgende Verzen van het III Hoofdstuk ten voorbeelde dienen,
| |||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||
Van de laatste soort zyn de volgende verzen uit den aanvang des X Hoofddeels.
In beide deeze gevallen, dat is, 't zy het eene Halve vers dient tot bekragtiging van het ander, of zulks doet by wyze van tegenoverstelling, verklaaren zy zich onderling; en, indien wy het eene verstaan, gelyk doorgaans, valt het dikwyls niet moeilyk den zin van het andere te vatten. Naardemaal dit bykans de onveranderlyke Schryfwyze is in deeze Spreuken, zo volgt, dat, wanneer eene Overzetting daar van afwykt, dat is, wanneer de Halve verzen in diervoege vertaald worden dat ze niet in verband met elkander staan, wy alle reden hebben, om of de Egtheid van zulk eene Overzetting, of de zuiverheid van den tegenwoordig aangenomen Grondtext, te verdenken. De Hoogeerwaardige en zeer Geleerde Bisschop van Oxfort heeft in zyne Lectures on the Sacred Hebrew Poetry, eene en andere bedenking, die tot staaving dient van het geen wy beweerden. ‘De Hebreeuwsche Dichtkunst,’ zegt hy onder andere, ‘heeft zekere byzondere en haar eigene schikking der gezegden; zynde in diervoege geschikt, dat de volkomen zin in derzelver gedeelten bykans gelyk verdeeld wordt, en die Leden, zamengenomen, geheele verzen uitmaaken. Zodanig, dat de | |||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||
Dichtstukken zich als van zelve in meestal gelyke Perioden scheiden, en die Perioden zelve zich in verzen verdeelen. De Hebreeuwsche Dichters drukken menigmaal 't zelfde uit met onderscheide bewoordingen, of vervatten onderscheide zaaken in dezelfde woordschikking: wanneer gelyke tot gelyke gebragt, en strydige tegen elkander over gesteld worden. Een Vers wordt by de Hebreeuwenרימשב geheeten, dat is, een korte bondige reden, afgemeeten door zekere snydingen: deeze is de eigenlyke benaaming van Verzen en Lettergreepen. Een Vers draagt, uit hoofde van het gezegde en den zin, den naam van לשזכ, 't geen ik voor de benaaming van den Dichterlyken styl houde. De meeste Uitleggers noemen het een Parabel; een woord deels niet ongeschikt, doch 't welk geenzins de geheele meening van het Hebreeuwsche woord uitdrukt, als 't welk, waaneer wy de kragt en 't gebruik naspeuren, te kennen geeft eene Kortspreukige, Figuurlyke en Verheevene wyze van zeggen. Men hieldt het altoos voor den hoogsten lof van Weetenschap en Geleerdheid, bedreeven te zyn in de Gezegden der Verstandigen, de Parabelen of Spreuken, en de AEnigmata of Raadzelen der Ouden, te verstaan. Welke beide benaamingen even zeer twee soorten van Dichtstukken schynen aan te duiden: die, schoon ze, in zeker opzigt, zeer veel van den anderen verschillen, nogthans met elkander iets gemeens hadden. De eene soort noem ik de Onderwyzende, voorschriften behelzende in fraaije en scherpzinnig uitgedagte Verzen begreepen, en door Gelykenissen, of tastbaar, of meer verborgen, dikwyls opgehelderd; van deezen stempel waren de Γνομαι en de Adagia der Wyzen; de andere soort was met de daad Dichterlyk of opgecierd met alle de kleuren van een verheven styl. - Beide waren zy doorgaans kort en veeltyds duister; beide bestonden zy altoos uit afgemeete gezegden: om welke reden zy het Dichterlyke en Onderwyzende, of Spreukige, met dezelfde benaaming schynen uitgedrukt te hebben. De zodanigen, die, door Verstand, Voorzigtigheid, en eene langduurige Ervaarenis boven anderen uitstaken, ontdekten, ten nutte van anderen, de hoofdsom hunner Weetenschap, als 't ware in 't kort by een gebragt, door zekere Grondregelen of Voorschriften, | |||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||
die te kragtiger waren, en by ruwe Menschen meer gewigts hadden, om dat ze niet redenkavelden maar bevolen, niet raadden maar aandrongen; niet door een omhaal van woorden, maar rechtstreeks tot de zaak kwamen, en aanspoorden om wel te denken en wel te doen. Op dat zy, egter, door eene te groote gestrengheid de gemoederen der toehoorderen niet wendig zouden maaken, maar veeleer dezelve uit en tot zich lokken, moesten zy van een aangenaamen trant zich bedienen: hierom begreepen zy hunne Gezegden in korte, scherpzinnige, en op de maat vloeiende Spreuken, opgehelderd door zinnebeelden en gelykenissen, schitterende door kragt van woorden en zaaken. By de meeste Volken vondt dit oudtyds plaats, en 't is by de Hebreeuwen altoos in gebruik gebleeven. Zy noemden deeze soort van Gezegdens ילשה; zo om dat ze dikwyls uit eigenlyke Spreuken bestonden, als om dat ze altoos zekere kragt en gezag bezaten, en eenigermaate over de gemoederen der Toehoorderen heerschten. - Van deeze Onderwyzende soort van Dichtverzen zyn veele Gedenkstukken der Hebreeuwsche Dichtkunst overgebleeven, en onder deeze bekleeden de spreuken van salomo de eerste plaats. |
|