Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerkeerings- regels.(Ontleend uit The Olla Porida.)
Zal de Verkeering beantwoorden aan de einden tot welken dezelve bestemd is, dan moeten de Partyen, die 'er deel in zullen neemen, te zamen komen met het bepaald besluit om te behaagen en genoegen te ontvangen. Indien, derhalven, iemand bevindt, dat hy, door eenige ongesteldheid, uit welk eene oorzaak ook herkomstig, dof, naargeestig, en ten gezelschap ongeschikt is, moet hy, tot dat die ongeschiktheid overgaa, t'huis blyven, en zyne Vrienden niet lastig vallen. Dof- en naargeestigheid is besmetlyk; een stuursch gefronst aangezigt maakt 'er veele, gelyk een vrolyk opgehelderd gelaat de vergenoegdheid in den geheelen kring verspreidt. Heeft iemand lust tot twisten en harrewarren, hy doe het niet in een gezelschap, zamengekomen om de geneugten der Verkeeringe te smaaken. 't Zelve is geen plaats, voor hem geschikt. - Hier uit volgt ook onmiddelyk, dat zy, die een Gezelschap willen noodigen, zorg moeten draagen om de zodanigen te verzoeken, die met elkander zamenstemmen, of dezelfde begrippen hebben ten opzigte van het onderhoud, 't welk daar genooten zal worden, en waar aan elk het zyne moet toebrengen. Met naargeestige Persoonen zullen ook de naargeestige Gesprekken, als die over Kwaalen, Slegt Weer, Kwaad Nieuws, of de voorboden van 't zelve, zyn uitgeslooten. Om een bedaarde en vrolyke geestgesteltenis te bewaaren, is het van een onuitspreeklyk belang, dat wy ons zelven gewennen, om altoos de dingen in de beste vouw te slaan, en van de gunstigste zyde te beschouwen, en indiervoege aan andere voor te houden, tot onderlingen troost en bemoediging. Weinig zaaken of zy hebben een helderen kant. Naspeuring en gewoonte doen ons denzelven ligtlyk vinden. Mogelyk is 'er niets geschikter dan | |
[pagina 317]
| |
deeze handelingen, om de Verkeering behaagelyk, en teffens nuttig, te maaken. Weest, in de Verkeering niet haastig met anderen in de reden te vallen, en niet moeilyk wanneer men het u doet; naardemaal gy spreekt om het Gezelschap te vermaaken of te onderrigten, of die voordeelen van anderen te ontvangen. - Geeft allen gelegenheid, om, op hunne beurt, te spreeken. - Hoort met geduld aan. - Antwoord met naauwkeurigheid. Onoplettenheid staat zeer kwalyk, deeze vertoont veragting, en veragting wordt nooit vergeeven. Verveelt het Gezelschap zo min met uwe eigene byzondere zaaken, als gy verkiest door die van andere lastig gevallen te worden. De uwe betekenen voor hun zo weinig, als de hunne voor u. Gy hebt geen anderen Regel noodig, om over dit stuk te oordeelen. Beschikt het zo, doch met beleid en voeglykheid, dat ieder Persoon des Gezelschaps gelegenheid bekomt om over een onderwerp, waar mede hy gemeenzaamst is, te spreeken. Hy zal genoegen vinden, en gy leering raapen. - Door het waarneemen van deezen Regel, is ieder in staat, om het zyne by te draagen tot het veraangenaamen des Onderhouds: dewyl ieder, schoon hy niet verkieze of bekwaam zy, om zelve veel te zeggen, vraagen kan voordraagen, aan de zoodanigen, die ze kunnen beantwoorden. Vermydt het vertellen van Historien, of ze moeten kort en geestig weezen, en wel ter snede worden bygebragt. Wie 'er zich mede ophoudt, moet, gelyk swift zegt, of een grooten voorraad, of een sterk geheugen, hebben, of veel van Gezelschap verwisselen. Eenigen hebben een hoop Vertellingen zamengerist, als een rist uijen; zy maaken zich meester van 't Gesprek, door vroegtydig 'er een op te haalen; en die hebbende, moeten alle de overige volgen: men moet geduld neemen om ze aan te hooren, schoon ze voor de twintigste keer opgehaald worden. Spreekt dikwyls, doch niet lang aanëen. De bekwaamheid om te redenvoeren, in byzondere gezelschappen, is onverdraaglyk. Indien het meerendeel des Gezelschaps uit den aart stilzwygend is, zal het Onderhoud kwynen, zo het niet opgewakkerd wordt door iemand, die nieuwe onderwerpen ter baane brengt. Wagt u, egter, indien het mogelyk is, een tweede op te werpen, eer het eerste is afgehandeld, op dat uw voorraad niet uitgeput geraake, en gy genoodzaakt tot het oude weder te keeren. Daar is 'er die by herhaaling dwars in 't vaarwater zitten, en een nieuw stuk opwerpen, tot zy ze alle aangeroerd, en geen afgehandeld hebben. Spaarzaamheid is hier voor de meesten noodzaaklyk. Lacht nooit om uwe eigene aartig- en geestigheden; laat dit voor het Gezelschap over. Breekt nooit, wanneer het Onderhoud over iet ernstigs en nut- | |
[pagina 318]
| |
tigs loopt, nooit af, door ontydige boert. De stroom wordt afgewend, en kan niet ligt weder binnen de oevers gebragt worden. Spreekt nimmer fluisterende, of benedenstems, tot die naast u zit. Zulks verraadt eene slegte opvoeding, en is, in zeker opzigt, een onregt: het Gezelschaps-onderhoud is, gelyk iemand wel heeft opgemerkt, een algemeene eigendom. Gaat in uwe aanmerkingen over Afweezigen nooit verder, dan als of zy zich tegenwoordig bevonden: ‘Ik heb my voorgesteld,’ zegt de Bisschop beveridge ergens, ‘nooit van iemands Deugden in zyn aangezigt, en nooit van iemands Gebreken, in zyn afweezen, te spreeken!’ Een gulden Regel; het waarneemen van denzelven zou, met éénen slag, Vleijery en Naamschennis, van de aarde verbannen. Op de Verkeering hebben zomtyds Omstandigheden, die, in den eersten opslage, beuzelingen schynen, eenen aanmerkelyken invloed. Eenigen, die volstrekt zwygen terwyl zy zitten, worden gespraakzaam als zy over einde staan: anderen, die, in een beslooten vertrek zuften, komen tot zichzelven, en worden aangenaam voor anderen, als zy in de open lugt komen; een tuin, twee of driemaal omgeloopen, verandert hun van mymerende zwaarhoofden in lugtige gezelschaps-vrienden. Zomtyds schynt 'er, in groote Gezelschappen, een toverkragt te speelen, welke den geheelen kring doet zwygen; niets kan 'er gedaan, niets kan 'er gezegd, worden, eer de Speeltafel de betovering doet verdwynen, en de daar door bevangene Heeren en Dames, uit dien lastigen staat, verlost. Een Tafel, onverschillig welk eene, mag aangemerkt worden als een middelpunt van vereeniging, en is ten allen tyde, in de Verkeering, van grooten dienst. In eene SocieteitGa naar voetnoot(*), alleen om elkanderen met Gesprekken te onderhouden, ingerigt, heeft men, naa veelvuldige proeven, het invoeren van ten minsten één tafel, noodig gevonden. Men wil, dat, in deeze Societeit, wanneer het gezelschap te groot is, om een algemeenen onderhoud toe te laaten, de gewoonte stand grypt, dat ieder Heer, by zyne intrede, eene Dame kiest, om mede te praaten, gelyk, op een Bal, eene om mede te dansen: en, als het onderling Gesprek is afgeloopen, tot eene andere zich vervoegt. 't Zy dit waarheid zy, dan niet, zeker is het dat de Heer of Dame, die zulk eene wyze van Gesprekvoeren uitgedagt, zich verdienstlyk gemaakt heeft, door 't genoegen der Verkeering te vergrooten. |
|