Voorbeeldlyke braafheid, onder de wilden aangetroffen.
(Uit het Engelsch.)
De Ostiacken, een Volk in dat gedeelte van Siberie, 't welk aan 't Land der Samojeden grenst, draagen den algemeenen naam, aan de Inboorelingen dier streeken gegeeven, - den naam van wilden. Deeze Wilden steeken, nogthans, uit door onbedorvenheid van Zeden. Dievery en Ontrouw zyn by hun geheel onbekend; alle Verbindtenissen, welke zy aangaan, komen zy op 't heiligst naa; hun woord is hun zegel. Twee voorbeelden, hunner Braafheid en zonderlinge Trouwe, kunnen hier van ten bewyze strekken.
Een Zweedsch Officier verhaalt de volgende ontmoeting. Ik reisde van Cransnojarsk, aan de Rivier Jenisa, alleen vergezeld door een Zweedschen Knegt, van omtrent vyftien jaaren oud. Verlaaten van den Russischen Gids, my door een Bevelhebber gegeeven, moest ik met dien jongen Knaap alleen deeze uitgestrekte Landstreeken, van geene anderen dan Heidenen bewoond, doorzwerven. Ik hield myn verblyf in hunne Hutten, en zy verleenden my allen bystand en verfrissing, hun mogelyk. De kleine voorraad van Pelteryen, welken ik by my had, bleef in een open Tent, bewoond door een talryk Gezin, en by myn vertrek miste ik niets.
Sterker spreekens is het geval van een Russisch Koopman, die van Tobolski na Borisow reisde, en zyn nagtverblyf nam in een Hut der Ostiacken. Den dag naa zyn vertrek verloor hy, op eenigen afstand van dit nagtverblyf, een beurs met honderd Roebels. De Zoon van den Man, die hem op de gastvryste wyze ontvangen hadt, op zekeren dag van de Jagt te rug komende, ging voorby de plaats, waar de beurs gestrooid was, en hy zag dezelve, zonder ze op te neemen. Hy verhaalde zyn Vader, dat hy onder den weg na huis een beurs met geld gezien, en dezelve op de plaats, waar hy ze vondt, gelaaten hadt; deeze zondt hem terstond derwaards te rugge, met bevel, om de beurs met aarde te overdekken, en door eenige boomtakken voor de voorbygangeren onzigtbaar te maaken, op dat de eigenaar zyn eigendom ter zelfder plaats mogt wedervinden, indien hy eens te rug kwam, om 'er na te zoeken. Drie maan den bleef de beurs op die plaats liggen. Dezelfde Russische Koopman nam, by zyn terugkomst van Borisow zyn intrek weder by denzelfden vriendlyken Ostiacker, en gaf hem berigt van het ongeluk, hem daags naa zyn vertrek overgekomen, het verliezen zyner beurze: ‘Ach,’ zeide de Ostiacker, ‘hebt gy een beurs verlooren! Stel u gerust, myn Zoon zal u bren-