ken hebben in de dagen van eminia; rosalinda heeft iets van 't geen behaagelyk is, in eene Vrouw, de wyde wereld over; elke beweeging van haar Oogleden, en van haar Lippen, is bevalligheid. - Deeze drie Zusters bezitten veele volmaaktheden. Zy dansen keurig, - met veel uitdrukking!
Maar ik heb genoeg gezegd over de Schoonheid der Romeinsche Jufferschap; de zagte bladen van een bloem moeten zagtlyk aangeraakt, en de geuren spaarzaam ingeademd worden.
De Romeinsche Vrouwen, gelyk ook de Genuesche en de Italiaansche in 't algemeen, leeven nog in den staat der grootste onkunde, in een kunst, zo uitgestrekt en gewigtig als die der Kleeding; in de kunst, om Cieraad aan de Kleeding toe te voegen, die te schikken naar de Gestalte, het Gelaad, de Kleur, de Jaaren, en onderscheide Uuren van den dag; in de kunst, om by graaden op te klimmen, allengskens af te neemen, of zich van het strydige te bedienen; in de kunst, met één woord, welke zo veel oefenings vordert, en zo kostbaar valt, om eene Vrouw te kleeden naar den smaak der Ydelzinnigheid, Coquettery en Mode.
Maar ik bemerk, dat dusdanig eene beschuldiging, welke zo rechtstreeks strekt om de agting der Romeinsche Jufferschap te krenken, in Frankryk, en bovenal te Parys, bewyzen vordert. In weinig woorden zal ik aan deezen eisch voldoen.
Zal ik het melden? Zal het geloof vinden? Alle de Dames te Rome, niemand, zelfs de bekoorelyke rosalinda niet, uitgezonderd, ja, alle de Dames te Rome draagen Paruiken. Haare Coquettery doet deeze offerande aan de Luiheid. Gewoon alle dagen, naa den eeten, tot 's avonds ten zes uuren, te gaan leggen, om een tweeden nagt in 't midden van den dag te maaken, hebben zy het al te lastig gevonden, het gebouw des Hoofdcieraads tweemaal op één en denzelfden dag te laaten ophaalen, en daarom gereedlyk beslooten het hair der schaare ten prooy te geeven.
De Romeinsche Dames hebben de gewoonte, om, als zy in staatsie en geheel opgekleed verschynen, zich wit te blanketten. Maar, wenscht eene Italiaansche Dame een Lelie te zyn, een Fransche Dame begeert een Roos te weezen. - Hoe! heeft de Natuur ze niet tot Vrouwen gevormd? Zy moeten Gaas, Bloemen, en gepruikte Hoofden hebben! Nogthans heeft de Natuur haar Hair gegeeven. - Rood blanketzel! Natuur heeft haar de blos der Zedigheid geschonken. - Wit Smeerzel! Natuur heeft haar met Tederheid bedeeld.
Deeze gemaaktheid in Kleeding en Opschik, deeze ondankbaarheid der Vrouwen aan de Natuur, is zeer oud. Propertius verweet zulks, omtrent twee duizend jaaren geleeden, aan cynthia.