| |
Het verheeven character van Leopold, den tegenwoordigen groot-hertog van Toscane; met een berigt van de burgerlyke inrigtingen in dat hertogdom. Door den Heer Dupaty.
Florence.
myn heer,
Ongetwyfeld, myn Vriend, is de schoonste Kunstzaal ter wereld te Florence; doch ik zal u thans niet bezig houden met een berigt van Schilderyen, Beelden, en andere Kunstwerken. Ik heb leopold en diens Volk gezien. Leopold bemint zyne Onderdaanen, en heeft alle onnoodige Belastingen afgeschaft, en meest al zyn Krygsvolk afgedankt, slegts een klein getal overhoudende, om tot een modél te dienen. Hy heeft de Vestingwerken van Pisa, die zeer kostlyk vielen te onderhouden, doen afbreeken, steenen weggesmeeten, die de Menschen opaten. Hy bevondt dat zyn Hof hem verborg voor zyn Volk; zo dat hy, eigenlyk gesprooken, niet langer een Hof hebbe. Hy heeft Handwerken opgericht, en overal, op zyne kosten, wegen aangelegd. Hy heeft Hospitaalen in Toscane gesticht, die in de daad de Paleizen des Groot-Hertogs mogen heeten. Ik heb ze bezogt, ze alle zeer geregeld, net, zindelyk, en welopgepast gevonden. De oude Kranken zag ik met zo veel tederheids behandeld, als of zy opgepast wierden door hunne Kinderen: de zieke Kinderen als of zy handreiking van hunne Moeders ontvingen. Zonder traanen te storten kon ik die
| |
| |
weelde van Medelyden en Menschliefde niet aanschouwen. Op de Ingangen van deeze Hospitaalen hebben zy leopold den naam gegeeven van Vader der Armen; de Hospitaalen alleen geregtigen hem tot dien tytel. Deeze zyn Gedenkstukken, welke geen Opschriften behoeven. Dikwyls komt de Groot-Hertog de Armen en Zieken bezoeken; hy houdt de hand aan de eens gemaakte goede inrigtingen; hy gevoelt niet alleen de aandoeningen der Menschlykheid; maar draagt een rechtschaapen menschenhart in zynen boezem. Hy treedt nooit in deeze verblyfplaatzen van druk, zonder traanen van hartlyke vreugd te doen storten, en verlaat ze nimmer, zonder duizend innerlykste zegenwenschen te hooren van dankbaare tongen. Het schynt als of de dankbetuigingen eener gelukkige Maatschappy, de lofzangen, en de uitboezemingen van genoegen, een Hospitaal doen wedergalmen.
Ieder een kan den Groot-Hertog voorgesteld worden, hy behoeft geen Adeldom van vier honderd jaaren te kunnen aanwyzen, of af te stammen van de zodanigen, die de Kroon aan de Voorouderen van leopold betwistten. Zyn Paleis staat, als een Tempel, open voor alle zyne Onderdaanen, zonder onderscheid. Drie dagen in de week zyn alleen meer byzonder geschikt voor zeker soort van Menschen; deeze zyn geen Grooten, geen Ryken, geen Schilders, geen Muzykanten, geen Poëeten, maar Ongelukkigen.
Handel en Vlytbetoon zyn in andere Landen, even gelyk de Landeigendom, het deel van een klein aantal: in de Landen, aan leopold onderhoorig, mag iemand wat hy kan doen vrylyk doen, bezit iemand bekwaamheid, hy is zeker van een goed beroep, hier is maar één uitsluitend voorregt, - Verstand. Deeze Prins heeft het Jaar met een aantal Werkdagen vermeerderd, die hy het Bygeloof ontnam, om ze aan den Landbouw, aan de Kunsten, en de Zedebeschaaving toe te wyden.
Thans is leopold bezig aan eene algemeene verbetering der Wetten. Hy heeft nieuw licht geschept uit het leezen eeniger Fransche Werken; en hy haakt na de gelegenheid om 'er alzins gebruik van te maaken, in de Wetten van Florence. Hy is begonnen met de Burgerlyke Wetten eenvoudiger, en de Lyfstraflyke zagter, te maaken. In de tien laatste jaaren heeft geen bloed het schavot in Toscane bevlekt. In de gevangenissen derft men de vryheid alleen; de Groot-Hertog doet in dezel- | |
| |
ve regtvaardigheid en menschlykheid woonen. 't Verzagten der Wetten heeft de openbaare Zeden geleenigd. Haatlyke misdryven zyn zeldzaam geworden, zints het niet aandoen van doodstraffen. De gevangenissen in Toscane waren eens drie maanden agtereen ledig.
De Groot-Hertog heeft twee bewonderenswaardige Wetten op de Geldverteering ingevoerd, - zyne goedkeuring van netheid en eenvoudigheid, en zyn eigen voorbeeld. Wanneer de Zon over de Landen zyns Gebieds opgaat, is hy reeds op, om dezelve te bestuuren. 's Morgens ten zes uuren heeft hy reeds veeler traanen van hunne oogen afgewischt. Zyn Secretarissen van Staat zyn alleen zyne Klerken. De Adel klaagt dat hy denzelven niet genoeg onderscheidt; de Priesters klaagen dat hy hun niet genoeg ontziet; de Monniken dat hy hun niet genoeg verrykt; en de Staatsbedienden dat hy al te stipt op hun gedrag let. In zyne heerschappy oordeelt de Magistraat, dient de Officier, houdt de Prelaat zich in zyn kring, en doet de Staatsdienaar zyn pligt, - de rede is klaar, - de Vorst regeert.
Zyne Kinderen worden in geen Paleis, maar in een Huis, opgebragt; zyn plan is hen tot Menschen te vormen, en niet tot Prinsen, die zyn ze door geboorte. De opvoeding, aan dezelve gegeeven, verschaft veele lessen van daadlyk onderwys, en maakt hun steeds gevoelig voor die ongelukken en rampen des Menschelyken leevens, die, uit hoofde van hun stand in de wereld, dikwyls verre uit het oog der Prinsen gehouden worden. Dagelyks ontmoeten zy voorwerpen, die hunne harten kunnen openen voor Medelyden en Weldaadigheid. Ik zag in hunne handen de Werken van den beroemden locke. ‘Ik ken,’ zeide de Groot-Hertog op zekeren dag tegen my, ‘slegts twee soorten van Menschen in myn Gebied, Goeden en Kwaaden.’
De Koning en de Koningin van Napels worden te Florence gewagt, en men is bezig met te overleggen, welke Feestonthaalen deezen zullen gegeeven worden. Zommigen stelden den Groot-Hertog voor, een ligte en kortstondige schatting op te leggen, om de kosten goed te maaken. ‘Neen,’ sprak hy, ‘ik zal het niet gedoogen, myne Egtgenoote bezit meer dan drie millioenen aan Juweelen!’
De Groot-Hertog is gelukkig: om dat zyn Volk gelukkig is, en hy in god gelooft. Hoe zuiver en streelend
| |
| |
moet het genoegen van deezen Vorst weezen, wanneer hy alle avonden, eer hy zich ter ruste begeeft, aan zyne Onderdaanen denkende, in staat is om het Opperweezen rekenschap te geeven van het geluk van een Millioen Zielen, waar aan hy den verstreeken dag gearbeid heeft! Wat moet zulk een Vorst niet voelen, die zo veel vertrouwen op zyn god stelt! - Een zeggen van deezen hedendaagschen titus moet ik niet vergeeten op te tekenen. Een Hoveling merkte ten eenigen tyde aan, hoe 't jammer was dat 's Groot-Hertogs Heerschappy niet wyduitgestrekter ware. ‘Ach!’ riep hy uit, ‘de Landen myner Heerschappye zyn nog uitgestrekt genoeg, om eenige ongelukkige Weezens te bevatten!’
Pisa.
Toen ik u gisteren uit Florence schreef, over den Groot-Hertog van Toscane, vertoonde ik u eenige Straalen van de Zon, ik zal u thans eenige Vlekken doen opmerken; vlekken, ten minsten, die hem worden toegeschreeven; vlekken, dien de nyd meent ontdekt te hebben; doch alleen door zulke slegte glazen kykende, als die vlekken zelve veroorzaakten.
Men heeft den Groot-Hertog ten laste gelegd: ‘Dat, zints het invoeren van eene volkomene Vryheid, voor Handel en Vlytbetoon, de Kunstenaars zonder brood zyn. - Dat, zints het verbod, om de Schuldenaars in hegtenis te zetten, de Geldbehoeftigen het niet meer te leen kunnen krygen. - Dat hy de Bedelaars beschermt.’
Vergun my u mede te deelen een gesprek, 't welk ik, omtrent deeze drie Onderwerpen, hield, met een des zeer wel onderrigt Man. Ik heb, gaf ik hem te verstaan, het Hospitaal te Pisa bezogt; nooit zag ik Hospitaalen, waar in de Menschlykheid min te klaagen hadt over Paleizen. Het Opschrift, boven den Ingang, is geene vleitaal. De Voorzorg van leopold, Vader der Armen. Providentia leopoldi, patris pauperum. Ik heb de waarheid daar van met myn eigene oogen gezien.
't Mogt nog wel beter weezen, antwoordde de Persoon, met wien ik sprak. - Deeze Hospitaalen hebben ten minsten een voorregt, dat zy wel gelugt worden; de lugt is van de grootste aangelegenheid voor de gezondheid, en een kragtig hulpmiddel in ziekte. - Gy hebt uwe Hospitaalen gezien, gy reist niet als het gros der
| |
| |
Engelschen; van de honderd zyn 'er geen twee, die kundigheden zoeken op te doen. Eene menigte van mylen te land of te water af te leggen, Punch en Thee in de Herbergen te drinken, slegt van elk Volk te spreeken, en bestendig op Engeland te stoffen, is alles wat het gros der Engelschen op reis doet; het Boek, dat hun de Postroete aanwyst, is het eenig Boek, 't geen zy te hunner onderrigting raadpleegen.
Maar, ik bid u, myn Heer, welke zyn de gevolgen geweest van de onbeperkte Vryheid in den Koophandel? - Die gevolgen, gaf hy my te verstaan, zyn zo heilzaam geweest, dat ik niemand zou raaden het te onderwinden, om het bepaalend stelzel weder in te voeren, zo hy door het Volk met wilde dood gesteenigd worden. Ik heb alles geleezen wat in uw Land geschreeven is, voor en tegen deeze Vryheid. De ondervinding heeft het geschil, ten voordeele van dezelve, beslist. Eer die Vryheid was vastgesteld, hadt men twee slegte jaaren in Toscane, de Staat was verpligt voor honderd duizend Kroonen aan Koorn te koopen; 'er waren geduurige opstanden, en voelde het prangende van broodgebrek maar al te zeer. Zints de Vryheid des Handels zyn 'er drie nog schraaler jaaren geweest; men behoefde van Staatswege geen Koorn te koopen, en die in schulden te steeken; 'er reezen geen oproeren, en Toscane werd ruim en ryklyk voorzien. Ik sta vast in het denkbeeld, dat de Vryheid des Handels, zal ze heilzaam weezen, geheel onbeperkt moet zyn: als men den loop der rivieren verhindert, zullen 'er altoos hier bedervende stilstaande plaatzen, en daar overstroomingen, weezen. De Vryheid des Koophandels heeft den Landbouw en het Vlytbetoon in 't algemeen op eene verwonderenswaardige wyze aangemoedigd; de Landman is ryk, en de Kunstenaar heeft overvloed. In de eerste jaaren deezer proefneeming hadt men met verscheide zwaarigheden te worstelen; doch dit is het geval in alle nieuwe onderneemingen. Wanneer de Vryheid eerst alleen leert gaan, struikelt dezelve menigmaal; doch elke struikeling is eene les; opstaande en weder voortgaande, krygt zy kragten. - Ongetwyfeld, zeide ik, zyn alle Wetten, die iets, dan 't geen beledigend is, verbieden, drukkende Wetten.
Ik vroeg vervolgens, of de Groot-Hertog zich bevlytigde om de Bedelaars uit zyne Staaten te weeren: dewyl Bedelaary een der grootste misdryven is in de heden- | |
| |
daagsche Maatschappyen. Bedelaary is de schandvlek des Menschdoms.
Het Landsbestuur tragt zulks te doen, sprak myn Berigtgeever; doch het kan niet schielyk geschieden. Bedelaary wordt begunstigd door Godsdienstige vooroordeelen, en byzondere belangen. De Bedelaars worden hier gebruikt om te ontdekken wat 'er in de Kerken omgaat; hoe veel kaarssen 'er branden by den avonddienst; welk een Priester den dienst verrigt; daarenboven gebruikt men de Bedelaars om veele kleine boodschappen voor een prysje te doen. Bedwong een Wet de Bedelaary, het Bygeloof zou 'er zich tegen aankanten, en zulks voor godloosheid uitschreeuwen; en Gierigheid wegens Overheersching klaagen. De Bedelaary heeft overzulks sterker en dieper wortels in Toscane dan elders geschooten; zy spreiden zich uit onder de Altaaren, en hegten 'er vast.
Is het dan waar, was myne verdere vraage, dat het verhinderen aan de Schuldeischers, om hunne Schuldenaars gevangen te zetten, te wege gebragt heeft, dat men min gelds aan de des behoevenden opschoot, en dat deezen, in tyd van nood, min redmiddelen vinden?
Zodanig een uitwerkzel vreesde men, gaf hy my te kennen; doch de uitkomst heeft deeze vrees verbannen. De aanspraak op iemands persoonlyke vryheid haalde nooit iemand over om geld op te schieten; die zekerheid was altoos noodloos of lastig. De Wet geeft den Schuldeischeren regt om iemands Goederen aan te tasten. Elk behoeftig Mensch kan Geld krygen, op zyne braafheid af; die deeze derft, zal het nooit vinden; doch dit is een voordeel; het is onmogelyk braafheid te noodzaaklyk te maaken.
Voldaan over deeze verstandige, schoon eenvoudige, antwoorden, vroeg ik, of de Pynbank en de Doodstraffen in Toscane waren afgeschaft? - Zy zyn afgeschaft, niet by eene Wet, maar volgens Order. Men wagt op de spreekende blyken der Ondervinding, om 'er eene Wet van te maaken. In de daad, de Ondervinding alleen ontdekt elk verborgen heil, en elk bedekt onheil. Alle heilzaame Wetgeeving moet, even als alle redelyke Wysbegeerte, op proefondervinding rusten.
Het onderhoud liep vervolgens over het voorregt der Vryplaatzen, in Toscane afgeschaft, en te Rome in stand gehouden; over de misbruiken en schande van die Inrigting; over de onmogelykheid, dat de Kerklyke Staat wel
| |
| |
geregeerd kon worden; over een Bulle, volgens welke alle de zodanigen in den ban gedaan worden, die uit de Landen, aan den Pauslyken Stoel onderhoorig, zekere Goederen in Toscane invoeren. Een Boer, zeide de Persoon, met wien ik sprak, gaf nog onlangs niet onaartig te verstaan, ‘dat deeze Ban hem geen kwaad deedt: dewyl dezelve alleen zyn Ezel kon treffen, die de verboden waar droeg, en deeze hadt gelukkig een harden rug’. Wy spraken desgelyks van de overeenkomst tusschen alle de onderscheide Staaten van Italie, uitgenomen Genua en Toscane, wegens het uitleveren der Misdaadigeren, en handelden over verscheide andere onderwerpen, het Huishoudelyke der Staatkunde betreffende.
Met wien hield ik dit gesprek? Wien stelde ik deeze tegenwerpingen voor? Wie was het die dezelve deezerwyze oplostte? Een Schryver? Een Magistraatspersoon? Een byzonder Burger? - 't Was de Groot-Hertog zelve, die my een uur gehoor verleende, die my toestondt hem te vraagen, en myne zwaarigheden, op 't geen hy voordroeg, in te brengen; 't was de Groot-Hertog, die altoos zeide: ‘Zy hebben dit gedaan, - het Gouvernement heeft raadzaam geoordeeld zo te doen,’ die nimmer van zichzelven sprak. - 't Was de Groot-Hertog, die deeze wyze van redenkavelen, deeze eenvoudigheid, deeze inschiklykheid, bezit. - 't Was de Groot-Hertog, die alle myne Pligtpleegingen weigerde te ontvangen, dezelve vermydde. - 't Was de Groot-Hertog, die met my sprak een uur lang in zyn Kabinet, waar een enkele tafel zyn Bureau is, eenige geverfde planken hem ten Schryftafel dienen, en één Kaars op een tinnen Kandelaar hem toelicht. Hy heeft geene andere weelde dan het geluk zyns Volks. - Die Groot-Hertog regeert alleen over Toscane!
Uit het gehoor, by hem komende, werd ik toegelaaten by de drie oudsten zyner Kinderen; de oudste is zestien jaaren. De Graaf manfredni, hun Gouverneur, en waardig die post te bekleeden, bragt my in hun Kamer: want hun verblyf (ik heb het reeds gezegd, doch het verdient herhaald te worden,) hun verblyf is een Kamer, en hun Paleis een Huis.
Ik vond den oudsten bezig met leezen in montesquieu, over de Grootheid en den Val der Romeinen. - Uwe Hoogheid is bezig in de Geschiedenis? - Ja, myn Heer, het is myne hoofdstudie, met locke's Proeve over
| |
| |
't Menschlyk Verstand. - Uwe Hoogheid leest locke! 't zal zeer nuttig voor u weezen, in uw Kabinet het Menschlyk Verstand grondig te hebben leeren kennen, als gy, ten eenigen tyde, geroepen wordt om de gemoederen der Menschen te bestuuren. Maar, vergun my u aan te raaden, om by het leezen van locke te voegen, De Kunst van Denken, en de Redeneerkunst, van den Abbé de condillac. - Wy weeten dat 'er die Werken zyn, en zullen ze leezen. - Wy spraken, vervolgens, over locke en condillac; over de voordeelen van Bovennatuurkundige naspeuringen, die alleen ter waarheid opleiden: over het stelzel van de zamenvoeging der denkbeelden, zo vrugtbaar in gewigtige waarheden, 't geen condillac voorgeeft uitgevonden te hebben; doch geheel by locke gevonden wordt. Het vermaakte my, en het deedt my gevoelig aan, een jong Prins bezig te vinden met de Menschlyke Natuur te bestudeeren, ten einde de kunst te leeren om Menschen gelukkig te maaken. Deeze Prins zal in staat worden om zelve te regeeren: want hy zal weeten hoe hy bekwaam zal weezen om gehoorzaamd te worden.
Deezen morgen te Pisa in de Kruidtuin wandelende, ontmoette ik een Kind, 't welk Les in de Plantkunde ontving. 't Was een Zoontje van den Groot-Hertog. Genoeglyk is het, de Kinderen van Vorsten gemeenzaam met de Natuur te vinden.
Wy moeten thans den Groot-Hertog te Pisa laaten, en zullen hem te Livorno weder aantreffen: want hy is in alle deelen zyns Hertogdoms te vinden, dit weet elk. Dit is zyne Staatkunde.
|
|