Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
Aanmerkingen over den invloed der stortregens, by donderbuyen, op den groei der planten. Door den Heer Ingenhousz.(Ontleend uit eenen Brieve van den Heer ingenhousz, aan den Heer Molhor, waarin hy den Invloed van de Electriciteit des Dampkrings, op den Groei der Planten, ontkent, en Proeven van het tegendeel bybrengt. Journal de Physique, Mai 1788.)
Daar de zints langen tyd met de Kunst-Electriciteit genomene Proeven de meeste Natuurkundigen in 't begrip gebragt hebben, dat de Electriciteit van den Dampkring een der voornaamste Werktuigen is, van welke zich de Natuur bedient, om de Planten te doen groeijen, heeft men welhaast voor dat gevoelen geene geringe versterking meenen te vinden, door de Waarneeming, dat de Regenvlaagen, by Donderbuyen uitgegooten, altoos zeer vol Electrieke stoffe zynde, de geheele groeijende Natuur als op nieuw bezielden. - Aan het verschynzel valt geen twyfel; maar wel zou men in twyfel mogen trekken, of deeze Regenvlaagen dezelfde uitwerking niet zouden te wege brengen, indien ze niet Elektriek waren. By het aannaderen der Onweerswolken, meest altoos voorgegaan door droog en helder Weer, wordt de Lugt zeer Electriek; men ontdekt dit zelfs zeer digt by de Aarde. De eerste druppels, die nedervallen, vermeerderen dien staat van Electriciteit, welker kragt vervolgens geëvenredigd is aan den overvloed van Regen en Blixem. Wanneer de Blixemen ophouden vermindert de Electriciteit; en indien de Regen langen tyd duurt, is het eindelyk geheel met Blixemen gedaan, en de Geleiders, in de Lugt opgeregt, en op zich zelven staande, geeven als dan weinig of geheel geene tekenen van Electriciteit. De rede van de verdwyning deezes verschynzels is geen ander, dan, dewyl de geheele Dampkring eindelyk, door de ingedronken vogtigheid, een doorlaatend Lichaam geworden is, 't welk, een vryen doortogt aan het vuur der Electriciteit openende, het evenwigt herstelt tusschen de hoeveelheid dier stoffe in de Wolken, en op Aarde. Men zal bezwaarlyk gelooven, dat de Regen, by den aanvang eener Onweersbuye, alleen die leevenwekkende kragt heb- | |
[pagina 247]
| |
be. Het dunkt my zeer waarschynlyk, dat de Regenvlaagen zo vrugtbaarmaakend zyn, wanneer alle Electriciteit der Lugt heeft opgehouden, als wanneer dezelve in de volste sterkte is: want de Regenvlaagen, door geen Blixem vergezeld, verkwikken de Aarde even zeer als die de Onweerswolken uitstorten: en derzelver uitwerking doet zich niet min zigtbaar op, wanneer een drooge tyd de eerstgemelde Regenvlaagen voorgaat. Men zal my hier kunnen tegenwerpen, dat alle Regen, die naa langduurige droogte valt, Electriek is. Ik stem het toe; doch het is niet min waar, dat de Planten, naa een droogen tyd, begooten wordende, zich omtrent even als door den Regen verfrist vinden. Doen de Regenvlaagen meer dienst dan de begieters door kunst, waar van ik nog niet ten vollen overtuigd ben, zulks zou daar aan kunnen toegeschreven worden, dat de Regenvlaagen de Planten gelyklyker aan alle deelen bevogtigen, het langer agter den anderen doen, dieper en gelyker in den grond indringen. Indien de Electriciteit, door de Regenvlaagen medegevoerd, zo noodzaaklyk was tot bevordering van den groei der Planten, zouden de Planten in de Broeikassen veel traager groeijen, en in dezelve groot nadeel lyden; en men zou in dezelve geen Persiken, en andere Vrugten, van eenen zo lekkeren smaak kunnen teelen, als ons de Gewassen in de Broeikassen gezet opleveren; naardemaal dezelve nooit een drup geëlectiseerd water ontvangen. In Egypte regent het zeer zeldzaam; de overstrooming van den Nyl maakt 'er, zonder de minste Electriciteit, den grond zeer vrugtbaar. De Dampkring is doorgaans meer Electriek, by helder Weer, in den Winter dan in den Zomer. De Hoogleeraar de saussure heeft dit zeer wel opgemerktGa naar voetnoot(*). Indien de Natuur de Electriciteit verordend hadt, tot bevordering van den groei der Planten, zou dezelve die kragt, zo 't my voorkomt, in den Zomer sterkst gemaakt hebben. Wanneer het bestendig eenige dagen sneeuwt, op een tyd van harde Vorst, blyft de Sneeuw dikwyls zeer Electriek, al dien tyd lang, terwyl het meerendeel der Regenvlaagen, in den Zomer, binnen weinig uuren ophouden Electriek te weezenGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 248]
| |
Indien de Electriciteit diende om den groei der Gewassen te verhaasten, zouden de Planten sterkst groeien op dien tyd als de Electriciteit het kragtigst is: ondertusschen heeft het tegendeel plaats: want de Electriciteit van een heldere Lugt ‘vermeerdert van den Morgenstond af allengskens, en bereikt bykans doorgaans voor den Middag de grootste hoogte, deeze bereikt hebbende, schynt ze af te neemen, tot dat ze by het vallen van den Daauw weder toeneemt,’ volgens de aanmerking van den Hoogleeraar de saussureGa naar voetnoot(*), die daar mede aanduidt, dat die grootste hoogte omtrent den Middag doorgaans bespeurd werd. Het is, egter, omtrent den Middag, dat de Planten den minsten voortgang in den groei maaken. Zomtyds schynen ze zelfs omtrent dien tyd af te neemen. Ik heb van den Heer gardini deeze Waarneeming ontleend, en dezelve zo waar als | |
[pagina 249]
| |
gewigtig bevonden. Zelfs heb ik gezien, dat die stilstand of agteruitgang van den groei op den Middag plaats hadt, wanneer losse dryvende Wolken op myn toestel veel Electriciteit in de Lugt aanweezen. Misschien zullen de Voorstanders van de Electriciteit, als den groei der Planten bevorderende, het niet ééns weezen, ten opzigte van den weg, dien de Electriciteit der Lugt neemt by een Omweersbuy, om in de Planten te komen. Mogelyk zullen zy zeggen, dat die Vloeistoffe, de Aarde naderende, volgens haaren aart, de beste Geleiders volgt, welke zy onder den weg aantreft; dat een overvloedige Regen, binnen kort, de Bladeren, en de geheele Oppervlakte der Planten, met eene laag van vogtigheid bedekt, even als een natte doek daar om heen geslaagen: dat door deeze laag van water het vuur der Electriciteit een min belemmerenden doorgang vindt dan de zelfstandigheid der Planten, en derzelver Wortelen daar aan, verschaffen. Volgens eene redenkaveling, welke my geheel eenstemmig schynt met de bekende wetten, door deeze wonderbaare Vloeistoffe gevolgd, dunkt het my zeer waarschynlyk, dat, by helder Weer, wanneer de Oppervlakte der zeer uitgedroogde Aarde geen Geleider is, de Planten het voordeel van den doortogt der Electrieke stoffe in derzelver zelfstandigheid kunnen ontvangen, en geenzins ten tyde van sterke Regenvlaagen: en dat de Electrieke Vloeistoffe, door de Sneeuw in den Winter op de Boomen gebragt, wanneer de groei stil staat, niet in 't Aardryk kan komen dan door derzelver zelfstandigheid: terwyl die Vloeistoffe, met den Regen over de Boomen verspreid, in een saisoen, wanneer ze in vollen groei noodig zouden hebben daar van doordrongen te worden, niets meer doet dan heenglippen over het bekleedzel van water, 't welk op dien tyd de geheele Oppervlakte der Planten bedekt. Volgens dit beginzel gelooft men, (en de ondervinding heeft 'er haar zegel aan gehangen,) dat een Mensch, wiens Kleederen door nat zyn, minder gevaars loopt om door een Blixemstraal dood geslaagen te worden, dan iemand met drooge Kleederen. De Heer franklin zegt, dat de ontlaading van een Vles, met Electrieke stoffe gelaaden, in staat om een drooge Rat te dooden, een vogtige het leeven niet zou beneemen; tot dit laatste is een sterker Electrieke kragt noodig. |
|