Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige byzonderheden tot de natuurlyke historie van den olyphant behoorende.(Overgenomen uit Ayeen Akbery, or The Institutions of the Emperor akber. Uit het Oorspronglyk Persiaansch overgezet, door francis gladwin.
‘In de beschryving der Vorstlyke stallen van den Keizer, vinden wy verscheide byzonderheden, den Olyphant betreffende. Dit Dier, een Inbooreling van Hindostan zynde, en, getemd door de Hindostanners, veel gebruikt wordende, moet hun zeker beter bekend weezen dan den Europeaanen, en mogen wy, op een eigen berigt, en van een daar te Lande, beter afgaan, dan op die ons door Reizigeren gegeeven. Veel is 'er in het Berigt van abul fazel over dit Dier, 't welk overeenkomt met de overal bekende hoedanigheden, aan den Olyphant toegeschreeven. Wy zullen deeze niet overneemen; maar alleen uit die Beschryving zodanige Byzonderheden aanstippen, als de gevoelens der Europische Dierbeschryveren wederspreeken, of iets behelzen, 't geen wy ons niet herinneren by hedendaagsche Schryveren geleezen te hebben.’ De Prys van een Olyphant is van 1000 tot 100,000 Rupeien; die van 5000, en 10,000 zyn niet ongemeen. 'Er zyn vier hoofdsoorten van Olyphanten. Behder is die, welke welgemaakt van gestalte, opgerigt van kop, en breed van borst is, die groote oogen, en een langen staart heeft, met twee hoogten aan het voorhoofd, naar groote paarlen gelykende. Deeze uitwassen worden, in de taal der Hindoos, Guj Maniek geheeten, en aan dezel- | |
[pagina 245]
| |
ve veele hoedanigheden toegeschreven. - Een andere soort, Mund genoemd, heeft een zwarte huid, geele oogen, deeze is stout, en ontembaar. - Een derde soort, Murg geheeten, heeft een witter huid, met vlekken, de oogen zyn een mengzel van rood, geel, zwart, en wit. - De vierde soort, bekend onder den naam van Mirk, heeft een kleinen Kop, en laat zich gemaklyk temmen; de kleur is een mengzel van wit en zwart, wolkagtig door elkander. Uit de vermenging deezer vier hoofdsoorten komen anderen, die verschillende naamen en eigenschappen hebben. Voorheen oordeelde men het ongeraaden, tamme Olyphanten te laaten voortteelen; doch zyn Majesteit heeft dien schroom verbannenGa naar voetnoot(*). Het Wyfje draagt achttien MaanjaarenGa naar voetnoot(†). Doorgaans brengt het één Jong, zomtyds twee Jongen, te eener dragt, ter wereld. Het Jong zuigt tot het vyfde jaar, wanneer het kruiden gaat eeten. In dien ouderdom wordt het Bal, op de tien jaaren Powt, op de twintig Bek, en op de dertig Kelbeh, geheeten. By elk deezer tydperken ondergaat het Dier eenige verandering, en is op de zestig jaaren volwassen. Het natuurlyk leeven der Olyphanten is, gelyk dat der Menschen, honderd en twintig jaarenGa naar voetnoot(§). |
|