Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 237]
| |
Natuurlyke historie van den flamingo, of de phenicopterus.(Volgens den Heer de buffon.)
(Vervolg en Slot van bladz. 197.)
Men vindt den Flamingo te Valparis, op la Conception, op CubaGa naar voetnoot(*), waar de Spanjaarden hem Flamenco noemenGa naar voetnoot(†), op de Kust van Venezuela, by het Witte- en Vogel-Eiland, op het Rots-Eiland, welk eene verzameling van Klippen isGa naar voetnoot(§). De Flamingo is wel bekend te Cayenne, by benden vertoonen zy zich op den oever, of vliegendeGa naar voetnoot(‡); desgelyks komt hy op de Bahama-EilandenGa naar voetnoot(**). Hans sloane stelt den Flamingo op de Lyst der Vogelen van JamaicaGa naar voetnoot(††). Dampier vindt hem te Rio de la HachaGa naar voetnoot(§§); veelvuldig is hy op St. DomingoGa naar voetnoot(‡‡), op de Antilles en Caribische Eilan- | |
[pagina 238]
| |
denGa naar voetnoot(*), waar hy zich in de kleine Zoutwater-Meiren onthoudt. De Flamingo, van welken seba zyne Figuur ontleende, was hem van Curacao gezondenGa naar voetnoot(†). Men ontmoet deezen Vogel in Peru, en tot in ChiliGa naar voetnoot(§). In 't kort, weinig Landschappen zyn 'er in Zuid-America, of de Reizigers hebben 'er deezen Vogel aangetroffen. Deeze Flamingos, van America, zyn volkomen dezelfde met die van Europa en Africa: de soort van deezen Vogel schynt éénig, en meer op zich zelven te weezen dan eenige andere: geene verscheidenheid volstrekt treft men 'er in aan. Op de Kusten van Cuba en de Bahama-EilandenGa naar voetnoot(‡), in de overstroomende plaatzen, en de laage Eilanden, als de Vogel-Eilanden, broeden zy de jongen uit, op de laatstgemelde vondt labat eene menigte van deeze Vogelen, en derzelver NestenGa naar voetnoot(**). Deeze Nesten zyn kleine hoopen van Modder of Klei, uit het Moeras byeen geschraapt, als een pyramide, omtrent twintig duimen te midden van het water uitsteekende, waar in het grondstuk altoos blyft; de geknotte top is uitgehold, en in dit hol, noch van pluimen, noch van ruigte voorzien, legt de Flamingo de Eyeren, welke hy broedt, rustende op dit bergje, laatende de Pooten daar by zydwaards nederhangen, gelyk omtrent die op een tabouret zit, in dier voege, dat hy alleen met den Stuit en den Onderbuik de eyeren broedt. Deeze zonderlinge gestalte is eene noodzaaklykheid, hy kan de lange Pooten gekromd onder zich niet bergenGa naar voetnoot(††). Altoos vervaardigen zy de Nesten in Zoutwater Moerassen; doorgaans leggen zy twee, en ten hoogsten drie, EyerenGa naar voetnoot(§§). Deeze Eyeren zyn wit, van grootte als Ganzen Eyeren, doch wat langwerpigerGa naar voetnoot(‡‡). De Jongen beginnen niet te vliegen voor | |
[pagina 239]
| |
dat zy bykans den vollen wasdom bekomen hebben; doch zy loopen met eene zonderlinge snelheid, weinig dagen naa de geboorteGa naar voetnoot(*). De Pluimadie is in 't eerst ligt grys; deeze koleur wordt donkerder, naar gelange de Veeren groeijen; doch zy hebben tien of elf maanden noodig, eer het Lyf de volle grootte heeft, en als dan eerst neemen zy een schoone koleur aan, welke zwak is in de jeugd, en met de jaaren in sterkte en luister toeneemtGa naar voetnoot(†). Volgens catesby verloopen 'er twee jaaren, eer zy het schoone hoogrood bekomen. Dutertre maakt dezelfde aanmerkingGa naar voetnoot(§). Maar hoedanig het ook met dit toeneemen der koleur in de Plumadie gelegen zy, de Vleugels krygen die koleur eerst; het rood der Vleugelen overtreft altoos het rood der andere deelen: van de Vleugelen gaat die koleur over op den Stuit, vervolgens op den Rug, de Borst, en strekt zich op den Hals uit. By eenige enkelen treft men kleine verscheidenheden aan in de koleurschakeeringen, die uit het verschil der lugtstreeke schynen te ontstaan: zo hebben wy, by voorbeeld, het rood veel sterker in die van Senegal, en meer na het Oranje trekkende, gevonden, dan in die van Cayenne: een onderscheid in de daad, te klein om 'er twee soorten van te maaken, gelyk barrere gedaan heeftGa naar voetnoot(‡). Het voedzel deezer Vogelen is in alle Landen bykans het zelfde. Zy eeten Schulpvissen, Vischkuit, en Water-Insecten: zy zoeken dien leeftogt in den modder; den Bek, en een gedeelte van den Kop, daar in steekende. Zy ligten ten zelfden tyde, en gestaadig, de Pooten op en neêr, om den prooi met den modder in den Bek te brengen, die, getand zynde, denzelven behoudt. Dit is, zegt catesby, een klein rond zaad, als Gierst, 't welk zy uit den slyk opzamelen, en het meerendeel huns voedzels uitmaakt; doch dit vermeende zaad is waarschynlyk niets anders dan Eyeren van Vliegen, zo veelvuldig in de natte streeken van America, als ze kunnen weezen in laage Landen van het Noorden, waar de Heer maupertuis betuigt, geheele Meiren, gansch en al overdekt, gezien te hebben met Insecten-Eyeren, die naar | |
[pagina 240]
| |
gierstkorrels gelekenGa naar voetnoot(*). Waarschynlyk vinden de Flamingos op de Eilanden van America, dit voedzel in overvloed; doch op de kusten van Europa, eeten zy Visch: en de tandjes, met welken hun bek gewapend is, zyn ook zeer geschikt om dien glibberigen prooy vast te houden. De Flamingos schynen aan den Zeeoever gehegt; ziet men ze op de Rivieren als aan de Rhone, 't is nooit verre van den mond: zy onthouden zich het bestendigst op laage zeekusten en zout waterige moerassige vlakten: ook heeft men opgemerkt, dat, wanneer men ze wil houden, 'er zout in het drinkwater moet gedaan wordenGa naar voetnoot(†). Altoos zyn deeze Vogels in benden by een, en om te visschen schikken zy zich op een ry, 't welk van verre het vertoon maakt als of men in gelederen geschaarde Soldaaten zag: deeze smaak om zich op een ry te schaaren blyft hun by als zy ergens rustenGa naar voetnoot(§): zy zetten schildwagten uit, en houden eene soort van wagt, volgende daar in het Instinct van alle Vogelen, die in benden leeven: wanneer zy, om te visschen, den kop in 't water gestooken hebben, staat 'er een met den kop omhoog gestookenGa naar voetnoot(**); ontdekt hy eenigen onraad, dan heft hy een geschreeuw op, 't welk zich zeer verre doet hooren, en gelykt naar den klank van een trompet,Ga naar voetnoot(††) | |
[pagina 241]
| |
op dit geluid begeeft zich de gansche bende op de vlugt, en neemt in die vlugt eene orde waar, gelyk aan die der Kraanvogelen. Doch wanneer men ze verrast, maakt de schrik hun als roerloos en dom, zo dat de jaager tyd heeft om ze alle tot één toe te dooden. Dit is het getuigenis van dutertre. Op die wyze kan men de anders strydige berigten der Reizigeren over een brengen: eenigen hunner beschryven de Flamingos als wantrouwende Vogels, die zich niet ligt laaten naderenGa naar voetnoot(*), terwyl anderen ze afbeelden als dom, log, verbysterd, en die, zich de een na den ander laaten vangenGa naar voetnoot(†). Het vleesch van den Flamingo is eene zeer gezogte spyze. Catesby vergelykt het in lekkerheid by dat van een Patrys. Dampier zegt dat het, hoewel, mager, zeer wel smaakt. Dutertre vondt het voortreffelyk, schoon een weinig grondig van smaak, en de meeste Reizigers spreeken 'er van op den zelfden trant. De Heer de peirese is bykans de eenige die het kwaad keurt: maar by het verschil 't welk de Lugtstreek daar aan kan toebrengen moet men voegen, de vermagering deezer Vogelen, die de Fransche kusten niet bereiken dan naa afgemat te zyn door een lange vlugt. - De Ouden hebben 'er van gesprooken als van een allersmaaklykst wildGa naar voetnoot(§). Philostratus telt de Flamingos onder de keurlykheden der Feestmaaltyden.Ga naar voetnoot(*) Juvenalis, den Romeinen hunne | |
[pagina 242]
| |
alles verslindende tafelweelde verwytende, zegt dat men op hunne tafels de zeldzaame vogels uit Scythie zag, en den heerlyken Phenicopterus. Apicius geeft de wyze op hoe ze toegemaakt moeten wordenGa naar voetnoot(*), en was de Man, zo uitsteekend in lekkerbekagtigheid, die de tong van den Phenicopterus voor 't lekkerst beetje hieldt.Ga naar voetnoot(†) Eenige onzer Reizigeren spreeken ook, 't zy in navolging der Ouden, 't zy uit eigen bevinding, van de uitsteekende lekkerheid der Flamingo tongen. De Huid deezer Vogelen, met een schoon dons voorzien, dient tot dezelfde gebruiken als die der Zwaanen. Ligt valt het de Flamingos te temmen, 't zy ze jong uit het nest genomenGa naar voetnoot(§), of, reeds groot, in strikken, of anderzins, gevangen wordenGa naar voetnoot(*): want schoon zy zeer wild zyn in den staat der natuur, wordt de Flamingo, gevangen zynde, ras onderdaanig, en schynt zelf eene maate van genegenheid tot zyne Bezitters aan te neemen: in de daad hy is meer woest dan fier; en de zelfde vrees, welke hem doet vlugten, brengt hem tot onderwerping als hy gevangen is. De Indiaanen hebben volkomen tamgemaakte Flamingos. De Heer de peirese hadt 'er zeer ge- | |
[pagina 243]
| |
meenzaamen gezien, en geeft ons veele byzonderheden op van derzelver huislyk leevenGa naar voetnoot(*). Zy eeten, zegt hy, meer by nagt dan by dag, en maaken het brood, 't welk men hun geeft, in 't water nat; zy zyn zeer aandoenlyk voor de koude en naderen het vuur van zo digtby, dat zy de Pooten branden: wanneer iets aan een hunner Pooten hapert, huppelen zy op den anderen, en bedienen zich van den Bek, dien op den grond brengende, als van een kruk; zy slaapen weinig en rusten dan op één Poot, den anderen onder den buik optrekkende; | |
[pagina 244]
| |
nogthans heeft 't veel moeite in om ze in onze Lugtstreek op te kweeken. Dan schoon zy leerzaamheids genoeg bezitten om zich naar den gevangen staat te voegen, strydt die staat zeer tegen hunne natuur; langen tyd kunnen zy het in denzelven met uitharden, zy kwynen veel eer dan leeven, zy zoeken ook niet voort te teelen; nooit heeft een Flamingo in den gevangen staat jongen voortgebragtGa naar voetnoot(*). |
|