Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige naarigten van de nog voortgezet wordende reis rondsom de wereld, onder het bevelhebberschap der heeren De la Peyrouse en De Langle; met de fregatten La Boussole en l'Astrolabe.‘Van de Reis deezer, op last des Konings van Frankryk, uitgevaarene Heeren, om ontdekkingen, van dien aart als Capitein cook, te doen, hebben wy onzen Leezeren eenige Naarigten opgegeeven; wy moeten ze thans vervolgenGa naar voetnoot(*).’ Op den derden van January MDCCLXXXVII wierpen zy de ankers uit te Macao. Zy verlieten dit Eiland op den zesden van February, en kwamen den acht en twintigsten te Cativa, in Manilla-Baay, waar zy eenigen voorraad, tot den verderen Scheepstocht, innamen. Op den negenden April stevenden zy van Manilla af, en Formosa ten Oosten voorby gezeild zynde, zetten zy den koers tusschen de Eilanden Japan en Corea door, de Oostlyke deelen van welk Eiland zy bezogten, en tot de hoogte van 52o opzeilden, door een naauw kanaal, aan de Europische Zeelieden onbekend, gevormd aan de eene zyde door de kusten van Oost-Tartaryen, en aan de andere zyde door twee groote Eilanden: in eenige gedeelten derzelven deeden zy de noodige waarneemingen. Het Noordeinde van dit Kanaal bezet vindende met droogten en zandbanken, die het doorvaaren ondoenlyk maakten, keerden zy weder Zuidwaards. De naspeuringen voort- | |
[pagina 208]
| |
zettende, ontdekten zy op 46o breedte een Straat, die hun geleidde tot de Zee, ten Westen van de Kurile Eilanden, waar zy een doortocht vonden, en na de Haven van Avatska zeilden, aan den Zuidkant van het Schiereiland Kamtschatka, waar zy den zesden van September het anker wierpen. Vyf maanden zeilens in een onbekende Zee, te midden van dikke nevelen, die steeds opkwamen, moet zeer verdrietig en gevaarlyk geweest zyn; doch zal zulks onbetaalbaaren dienst doen, om een allerbelangrykst stuk der Aardrykskunde op te helderen: het zal ons eene volkomene kennis verschaffen van een zeer groote uitgestrektheid Lands, aan welks bestaan men twyfelde: en deeze ontdekkingen zullen een nieuw licht verspreiden over die de Russen reeds gedaan hebben, in dat Noordlyk gedeelte des Aardkloots. De Bewoonders der Eilanden, door deeze Reizigers bezogt, hadden geen het minste denkbeeld van Europeaanen, of eenige andere Volken, van het groote Vaste Land. Zy waren zeer beleefd en gastvry: doch hun grond levert geene voortbrengzels op, eenigzins geschikt om de kielen der Koopvaardyschepen derwaards te lokken. De Officiers en het Scheepsvolk van de la Boussole en l'Astrolabe bevonden zich op den dertigsten van September MDCCLXXXVII volmaakt gezond, en, schoon deeze twee Fregatten twee jaaren op Zee geweest zyn, is 'er geen de minste zweem van Scorbut aan boord van een derzelven. De Heeren de la peyrouse en de langle, wier bestendige en vaderlyke zorge voor de gezondheid hunner Tochtgenooten, dus lange gezegend geweest is, zal, gelukt aller braaven wensch, met dien zelfden gelukkigen uitslag bekroond worden, en zy tot op het einde hunner Reize bevryd blyven van die Kwaalen, welke als bykomende gevaaren op langduurige Zeetochten moeten beschouwd worden. Naa eenigen voorraad te Avatska ingenomen te hebben, waren zy van oogmerk, den vyftienden van October, weder in Zee te steeken, om in het Zuidlyk Halfrond de naspeuringen voort te zetten.
De Tydingen van den Graaf de la peyrouse, uit welke het bovenstaande verslag ontleend is, werden den 17 van October MDCCLXXXVIII te Versailles gebragt door den Heer de lesleps, Vice-Consul te Cronstad, Tolk in de Russische Taal, aan boord van 't Schip des | |
[pagina 209]
| |
Graafs. De reis van dien Heer is waardig, met een kort woord vermeld te worden. De Graaf de la peyrouse zondt hem, op den 30 September, MDCCLXXXVII, om de Dagboeken der Reize en Kaarten na Frankryk over te brengen, en leverde deeze Papieren over in de Haven van Avatska, of St. Peter & Paul, gelegen op den zuidlyken uithoek van het Schiereiland Kamtschatka. Het Schip, 't welk de Russische Regeering 's jaarlyks van Okotskoi na Avatska zendt, 't laatste jaar niet gekomen zynde, besloot de Heer de lesleps den oever van de Oskotskoi, of Pengina-Zee, langs te gaan, om in 't groote vaste land van Asia te komen: maar het slegte weêr en de aanhoudende stormen noodzaakten hem, tot den 27sten January des volgenden Jaars, op het Schiereiland te blyven. Op dien tyd kon hy eerst zyn Reis, langs de kust van Kamtschatka, vervorderen. Gekomen aan de Landengte, welke dat Land aan het vaste land hegt, volgde hy de Oost-kust van de Pengina-Zee; hy trok door Jugiga, en bereikte, naa het afleggen eener allergevaarlykste Reize, op den vyfden May, Okotskoi. Dit gedeelte zyner reize deedt hy in Sleeden, getrokken door Kamtschatkasche Honden, of door Rendieren, naar gelange de gewoonte van reizen der Landstreeken, welke hy doortrok, medebragt. De overstrooming van vreeslyke watervloeden, veroorzaakt door het smelten van het Ys, hieldt hem tot den 30 van Juny te Okotskoi op. Zo ras de Lena bevaarbaar was, ging hy scheep, en voer tot Juskoutski, waar hij met het begin van Augustus aankwam. Van daar vertrok hy den 11 dier Maand. Hy trok door Tomsk, Tobolski, Caterineburg, Kisan, Nynei Novogrod, Moscow, Tuer en Novogorod Velikoi, alle de wyde Rivieren van Siberie overvaarende. Deeze reis deedt hy op een Russisch rydtuig, Kibitk geheeten, en bereikte Petersburg op den 21 September. Den 26 dier Maand verliet hy die Hoofdstad, naa de Boodschappen van den Graaf de segur, Gezant des Konings van Frankryk, ten Russischen Hove, ontvangen te hebben. Een gezond gestel, werkzaamheid en yver, stelden den Heer de lesleps in staat, om vermoeienissen en gevaaren, onafscheidelyk van eene Reize van 4000 Mylen, door een ongebaand en schaars bewoond land, door te staan. |
|