| |
Waarneemingen op den hiacynth.
Door den Marquis De Gouffier.
(Journal de Physique.)
De Hiacynth (Hiacynthus Orientalis L.) is eene Bloem, uit het Oosten herkomstig. Holland is van alle Landen het Land, waar men denzelven gelukkigst geteeld en gekweekt heeft. Deeze Plant heeft byzonderheden, aan dezelve byzonder eigen, die zo geschikt zyn, om de nieuwsgierigheid eens Natuurkundigen uit te lokken, als dezelve den Bloemminnaar behaagt, door de bevallige schikking der Bloemnagelen, en de fraaije verscheidenheid van kleuren. Eenige Liefhebbers beweeren, dat dezelve niet langer dan tien of twaalf jaaren bloeit; doch wy gelooven veeleer, dat ze, buiten eenig byzonder toeval, een onbepaalden tyd bloeijen. 't Vervolg, van 't geen wy over
| |
| |
deezen Bloem voorhebben te zeggen, zal 'er de reden van ontvouwen.
De Hiacynth is, gelyk men weet, een Bolplant, welker Bol uit rokken bestaat, vlies- en sponsagtige deelen, de een over de andere liggende, rondsom een kroon, of algemeenen krans, waar uit de wortels voortkomen. Elk deezer rokken omringt den Bol niet geheel, de grootste bedekken dien niet verder dan twee derden. Alle komen ze van beneden op, en klimmen na 't bovenste gedeelte. Ieder Bol bestaat uit omtrent dertig rokken. De Bladeren, die den Bloem vergezellen, zyn niets anders dan verlengingen der rokken by 't middelpunt; men telt 'er van zes tot acht: hierin heeft zomtyds eenige verandering plaats. Deeze verlengingen verdroogen by derzelver rypwording, en derzelver grondstuk dient alleen om de jonge rokken, die de volgende jaaren moeten voortkomen, te beschermen. Wanneer men met zorgvuldigheid een Bol doorsnydt, zo ras dezelve den Bloem gegeeven heeft, zal men beneden aan den steel eene kleine afdeeling vinden, enkel tegen denzelven aangekleefd. Deeze afdeeling biedt in het midden de bladen aan, welke het volgend jaar moeten uitspruiten, en de halm der Bloemknoppen, reeds gevormd.
De Enkele Hiacynth verschilt van den Dubbelen daar in, dat hy menigmaal verscheide Stengen schiet; dezelve heeft ook het voorregt van Zaad te geeven; eene hoedanigheid, welke deeze met den halfdubbelen gemeen heeft.
De Hiacynth vermenigvuldigt door aangroeiende Bolletjes; dezelve is de verscheidenheden aan de Zaaden verschuldigd: men heeft geen voorbeeld, dat de Hiacynth, langs deezen laatstgemelden weg, ook zyns gelyken heeft voortgebragt. Van alle de byzonderheden, welke de Hiacynth ons oplevert, is de zeldzaamste, dat dezelve groeit en bloeit in 't water, de Bol omgekeerd zynde.
In November, des Jaars MDCCLXXXVII, nam ik een glas, vyftien duimen hoog, en twee duimen over 't kruis wyd. Ik maakte aan het boveneinde een stuk loods vast, in de gedaante van een ring, om den Bol vast te houden, naa dat ik het glas met gezuiverd rivierwater gevuld had. Ik zette 'er een Bol op, van een Porcelein Blaauwen Hiacynth, onder den naam van Pasquin bekend, in dier voege, dat het bovenste gedeelte in 't water kwam, zonder dat de Krans, waar uit de Wortels voortkomen, en het midden van den Bol, het water raakten. Naa verloop van drie weeken zag ik beginzels van groei; de Wortels
| |
| |
kwamen niet te voorschyn. Allengskens ontwikkelden zich de Bladeren en de Steel; zy groeiden uit, en de Bloem bloeide in 't water als op den grond. Het einde van den Steel was wat gekromd, de Bladeren kreegen eenige meer dan gewoone lengte, doch de groene kleur was dezelfde als in de open lugt. De Bloemen, die ik gezegd heb, dat blaauw zyn in deeze soort, waren aan de uiteinden groen, gelyk meermaals gebeurt; en wanneer ze geheel open waren, werden ze wit, met een weinig nauwlyks merkbaar blaauw. Wy hebben gemeend, in het midden van den Bloem, een Violetkleurig hart te zien. Op 't einde van die Maand veranderde ik het water, om dat het een kwaade reuk van zich gaf, en de Bloemen begonnen te verrotten.
Dit verschynzel valt vry moeilyk te verklaaren. Deeze Plant heeft haar groei in 't Water gekreegen; de Lugt schynt 'er geen deel aan gehad te hebben; ongetwyfeld heeft zy van de tusschenruimten van de rokken van den Bol haare zelfstandigheid ontleend. De Wortels zyn, derhalven, even min noodig tot het onderhouden der Plant, als tot derzelver ontwikkeling. Men heeft, naa deeze proeve, regt om te gelooven, dat de Natuur, die niets te vergeefs doet, aan den Hiacynth de Wortels alleen gegeeven heeft, om denzelven in den grond vast te houden. - Zullen wy dan den Hiacynth onder de Waterplanten tellen? Dezelve verschilt van deeze daar in, dat de laatstgemelde zich aan de aanraaking van de Lugt des Dampkrings blootstellen, door het bovenste gedeelte van derzelver Bladeren, en dat zy niet in 't water bloeijen. Daarenboven de Hiacynthe Bol, in den grond geplant, zou omkomen, indien de vogtige en weinig diepe aarde het water toeliet de Wortels te raaken. De Hiacynthen, die men op glazen zet, zouden desgelyks welhaast door verrotting aangetast worden, indien men dezelve 'er niet afname, om ze in den grond te zetten, naa dat ze gebloeid hebben.
De miskleuring der Bloemen moet des te meer onze aandagt trekken, daar dezelve, tegen de aangenomene denkbeelden in de Natuurkunde, over de Kleuren, aanloopt; de Bladeren en de Bloemen lagen in 't water, zonder dat de eene of de andere gemeenschap met Lugt en Licht hadden. Ondertusschen zyn de Bladeren groen geworden, terwyl de Bloemen, in derzelver ontwikkeling, die groene kleur verlooren hebben. Zou men kunnen zeggen, dat het Groen in de Planten ingeschaapen is? Neen, buiten
| |
| |
twyfel: dewyl men ze in een donker hol laatende groeijen wit worden. Zullen wy beweeren, dat de breeking, welke het licht ondergaat, als het door het water loopt, 'er tegen aangekant is, dat de miskleurde Bloemen het wederkaatzen, en 'er zich mede vereenigen? Waarom heeft het dan geen plaats in de Bladeren?
Indien men in den grond of in het water een Hiacynth Bol zet, schieten de Wortels zo schielyk uit, dat ze menigmaal de volkomene langte krygen, eer de Steel zich in het minst ontwikkeld hebbe: de Wortels houden op met groeijen, eer de Bloem zich uitbreidt; zy verdroogen voor dat het Zaad zich geheel gevormd heeft; dit komt niet te min tot volkomene rypheid, en de Bladeren groeijen zelfs langen tyd daar naa in de lengte: 't welk ten bewyze strekt, dat de Bol nog een leevend beginzel heeft. Men merkt desgelyks op, dat de Bollen, die men op glazen zet, verderven, als zy het water niet aanraaken, schoon de Wortels 'er geheel in gedompeld zyn.
Naa de Wortels van vier Bollen, bykans half volgroeid, waarin het sap zeer sterk was, uit het water gehaald en geplant te hebben, liet ik de tusschenruimte van een duim tusschen den grond en de Bollen; het water, waar mede zy verzaadigd waren, deedt ze drie of vier dagen in staat blyven. Naa dien tyd hieldt de groei op, en ik liet ze in dien stand geduurende vyftien dagen; wanneer ik de twee meest geleden hebbende uitkoos; ik zette de een weder op 't water, en plantte de andere in verschen grond. Naa verloop van drie dagen hernamen zy, de een zo wel als de andere, de oude kragt, en voeren voort met groeijen en bloeijen naar gewoonte, terwyl de twee andere, van dag tot dag, verzwakten en geheel verdierven.
De Wortels van den Hiacynth zyn, derhalven, gelyk in andere Planten, geen opzuigende Pompen.
Eene andere Proeve dient hier van ten bewyze. Indien men, in plaats van de Bloembollen in zuiver water te zetten, dezelve plaatst in vogt, waarin Meekrap of Indigo ontbonden is, neemt het binnenste der Wortelen geen kleur aan, en, schoon dezelve van buiten gekleurd worden, is dit niet meer dan eene aanvoeging van de verfstoffe, die na den grond des waters zoude gezakt weezen, indien ze niet opgehouden ware geworden door de Wortelen, uit hoofde van de aankleevingskragt.
't Gebeurt menigmaal, dat de schimmel, welke de Bollen aandoet, of dat de te groote hette der Vertrekken,
| |
| |
waarin ze op glazen staan, het water besmet: de Wortels beginnen dan te veranderen, worden slymerig, en verrotten in 't einde: dit belet de ontwikkeling der Plant niet, noch verhindert het bloeijen.
Men is dikwyls genoodzaakt een gedeelte der Bollen weg te snyden, eer men ze in den grond zet, ja zomtyds den geheelen krans, wanneer dezelve is aangestooken. Deeze Bollen geeven niet te min Bloem, mits de uitspruitende Steel, die de Bloemen draagt, geen nadeel geleden hebbe; daar zet zich een vlies, 't welk die wonde bedekt; en, indien het beginzel der Wortelen niet te eenemaal weggenomen geweest is, herstelt zich de wonde; maar is het geheel weg, dan zal de Bol, naa dat men denzelven uit den grond genomen heeft, verdroogen en vergaan.
De Marquis de saint simon, die wel van oordeel is, dat de Wortels der Hiacynthe Bollen niet dienen om die Plant te voeden, houdt het daar voor, dat ze ontlastende vaten of buizen zyn; maar wat zou, in het laatst bygebragte geval, van deeze ontlastingen der Plant worden, indien de Wortels daar toe noodig waren? Waarom deeze hoedanigheid aan de Bladeren ontzegd, welker diensten thans zo algemeen bekend zyn? En de Hiacynth is een der Planten, aan welke de vernieuwing van sappen allernuttigst is, gelyk wy straks zullen toonen.
Men kent veele Bolgewassen, die uitspruiten en bloeijen, zelfs op de planken, wanneer men verzuimd heeft ze in den grond te zetten: dit ziet men, by voorbeeld, in de Crocussen. Ik heb de proef genomen van andere Bollen, als Narcissen, omgekeerd in 't water te zetten; doch ze zyn alle bedorven.
De Hiacynth Bol, integendeel, die in 't water bloeit, op welk eene wyze men dien daar in zet, schiet noch buiten den grond, noch buiten het water uit; 't welk ten bewyze strekt, dat de frisheid van een van beiden noodig is, om de al te groote slymerigheid zyner sappen te maatigen, welke welhaast verrotting zou veroorzaaken, als dezelve niet ten behoorelyken tyde geplant was.
Ik denk hier een woord te moeten zeggen van de reden, welke veroorzaakt, dat de Hiacynthen in Frankryk niet wel slaagen: zulks ontstaat daar uit, dat men de Kweeking niet recht verstaat, en dat men naar de Letter de Hollandsche heeft willen navolgen. Om des ten vollen overtuigd te worden, moet men weeten, dat de grond te
| |
| |
Haarlem, en daar omstreeks, een zuivere Zandgrond is, altoos tot vyftien of zestien duim diepte vogtig, ter oorzaake van den daar onder liggenden Darygrond, welke zich voordoet, onder de gedaante van Delfbaar Hout, en de Natuurkundigen willen dat een Bitumineuse aarde is, die opdroogende hard en schubagtig wordt, en veel gelykt naar vermolzemd Hout; anderen willen, dat deeze korst voortkomt van verrot Hout, welks gewas, in onheugbaar lang verstreeken eeuwen, het Land bedekte, en door overstroomingen, en andere omwentelingen, werd omver geworpen: 't welk een harde en digte korst vormt, 't welk de nabuurschap van de Zee, in dat tydverloop, met zand overdekt heeft. Deeze veronderstelling krygt klem, door de overblyfzels van Boomen, welker Hout als nog bewerkt kan worden. Deeze korst, welke van zeven tot acht duimen dikte heeft, is zo vast, dat 'er geen wortel kan doordringen, en dat het Regenwater, 't geen op deeze Dary staat, zich met het water daar beneden niet kan vereenigen.
De Bloemisten hebben met doorgraaven hun grond van dien schadelyken korst gezuiverd, en de gewoonte om hunne Bloembedden drie of vier voeten hoog te maaken, om de te groote vogtigheid van den grond tegen te gaan.
De Bol, groeiende in zo dikken Dampkring, welke de al te sterke werking der Zonnestraalen maatigt, is gestaadig in een dampbad, en in een staat van frisheid, welke de ontwikkeling bevordert.
In Frankryk is de Lugtstreek en de Grond zeer verschillende: als men daar, even als in Holland, aan den Hiacynth een ligten en zandigen grond geeft, zal de sterker brandende Zon de Plant welhaast uitdroogen, en van de voedende sappen berooven: waar uit ziekten zullen volgen, die dezelve welhaast zullen doen sterven.
Een grond, al te vast en te zwaar, zou desgelyks hinderlyk weezen aan den Hiacynth Bol, die, uit zyne natuur, teder en vol van een ligt bedervend sap is. Deeze grond zou, in drooge tyden, den Bol te zeer drukken, en het sap, niet meer tot den groei kunnende dienen, zou tot rotting en bederf overslaan.
't Is, derhalven, een stuk van aanbelang, een juist midden te vinden, om deeze ongelegenheden te voorkomen, door aan deeze Plant een grond te geeven, daar aan voegende, en geschikt naar 't Land, waarin men ze kweekt: want men hebbe zich niet te verbeelden, dat de grond van
| |
| |
Holland alleen aan den Hiacynth voegt: veele verscheidenheden van dien Bloem van Haarlem ontbooden, en gekweekt te Marseille, waar de Lugtstreek wyd en verre van die van Holland verschilt, slaagen 'er wel, en vermenigvuldigen, schoon 'er onder zyn die zeer kiesch vallen.
|
|