| |
Onderzoek, wegens de zedelyke uitwerkzelen van het treurspel.
(Uit The Lounger.)
Niets schynt van grooter gewigt te zyn, om de gemoederen der Menschen te vormen, en hun Gedrag te regelen, dan een bekwaam stelzel van 't geen men Huislyke Zedekunde zou mogen noemen; de kennis van die betrekkelyke Pligten, die niet alleen tot byzondere Omstandigheden, groote Schatten, verheeven Rang, of wydstrekkenden invloed, maar tot die Rol en Character in 't leeven behooren, welke bykans ieder moet speelen en ophouden.
By allen, die boven de laagere rangen verheeven zyn, by allen, die eisch maaken op 't geen tot een welopgevoed Heer behoort, wordt de Kennis van die Weetenschap ingeboezemd door Huislyke Voorschriften en Voor- | |
| |
beelden, of men tragt dezelve door Leezen in te storten. De Werken, van welken men zich, in 't laatste geval, bedient, zyn of enkel onderwyzend, en spreeken de taal van gezagvoerende Wysheid, of Geschiedkundig, die de voorbeelden van vroegere gebeurtenissen aan het oordeel voorhouden: of ze zyn van die soort, welke geschikt zyn om het Hart en de Zeden te verzagten door middel der Verbeeldingskragt. Van deeze laatste soort zyn de Romans en Tooneelstukken. Ten opzigte van de laatste, en wel bepaald het Treurspel, heb ik my thans voorgesteld in een Onderzoek te treeden.
De werkingen, van welke het Treurspel zich bedient, om Zedelyk Onderwys te verschaffen, zyn de Driften. De Vader der Tooneel-oordeelkunde heeft gezegd, ‘dat het Treurspel de Driften zuivert, door dezelve op te wekken.’ Een voorstel, 't geen door kortbondige wyze van zeggen eenige duisterheid heeft. Een hedendaagsch Schryver verklaart, in zyne verdeediging van het Treurspel, als een Zedeleerende Vertooning, de meening, door de overeenkomst met de Spartaansche gewoonte, om de Slaaven dronken te maaken, en ze in dien staat hunnen Kinderen te vertoonen, ten einde deezen eene verfoeijing van de Ondeugd der Onmaatigheid in te boezemen. Maar, indien dit bygebragt wordt, om ons eene opheldering te geeven van 't zeggen van aristoteles, vrees ik, dat het niet zal helpen, om het Treurspel als een Zedeschool te doen aanmerken. Uit de vooropgevatte veragting, van den rang en zeden van den Dronkaart, moest de Spartaansche Jeugd zyn oordeel over de Dronkenschap vellen. De ondeugd van een Slaaf kon nauwlyks iets anders dan afkeer by hun verwekken; maar hadt men hun de Ondeugd zelve vertoond, hoe veragtelyk en vernederend ook in haare eigene natuure, in een Persoon van meer rangs en aanziens, wat zou het gevolg geweest hebben? Het beste antwoord mag men ontleenen uit de ervaarenis in die Landen, waar vrye lieden zich in den drank verloopen, waar Raadsheeren en Legerhoofden zich aan dronkenschap schuldig maaken. De Jongelingen, die deeze voorbeelden het menigvuldigst aanschouwen, zyn de minst geschiktste niet om dezelve naa te volgen. Ik vrees, dat het even zo met het Treurspel zal gesteld weezen.
Tooneelen, Driften en Ondeugden vertoonende, waar over de Dichter het floers van Grootmoedigheid verspreidt, welke hy opciert door het betoverende van zyne ver- | |
| |
zen, en de kragt der welspreekendheid, maaken het hart gemeenzaam met derzelver voorkomen, en neemen dien natuurlyken afkeer weg, welken de Misdryven, in derzelver aangeboorene gedaante vertoond, zouden verwekken. Wreedheid, wraak en moord zyn dikwyls de hoedanigheden van den Held: want hy, op wien het hoofdbedryf uitloopt, moet altoos de Held weezen. Welke straf zyn misdryf wagt, wat ongeluk 't zelve vergezelt, doet weinig tot de zaak: indien de Snoodaart het uitsteekendst figuur in 't Stuk maakte, zou hy de Held van het Tooneelstuk weezen, even als de Roover, die gehangen staat te worden, de Held is der Regtspleeging en der Strafoefening. - Maar geeft zelfs, in edeler Characters, de Zedelykheid van 't ingeboezemd gevoelen 't niet dikwyls gewonnen aan de Zedeloosheid der omstandigheden? Verraad is dikwyls de vrugt van Schranderheid en Kloekberaadenheid; Moord een betoon van Moed, en Zelfmoord de uitvlugt van lydende Deugd. Men bedenke, dat het niet zo zeer is uit het geen de Held zegt, dan wel uit het geen hy doet, dat de indruk ontleend wordt. De berouwhebbende regels, die cato stervende uitboezemt, worden nooit met aandagt gadegeslaagen. 't Is de dolk alleen, welken wy ons herinneren, waar door hy zich van ketenen bevrydde, en onsterflykheid kogt.
Maar de heerschende Drift van 't hedendaagsch Tooneel is eene Drift, op welke aristoteles nauwlyks gedagt kan hebben, dat zyn Grondles zou worden toegepast, dewyl men dezelve in 't oude Treurspel nauwlyks kende. Ik meen de Drift der Liefde. De Maatschappy en Zeden der hedendaagsche tyden bragten noodwendig deeze verandering op het Tooneel te weege. Want de waarneeming, door eenige Schryvers gemaakt, is volkomen regtmaatig, dat de gevoelens van den Schouwburg altoos van dien aart zyn, dat ze veeleer de Volks-zeden en Volks-gebreken streelen dan verbeteren: Bygeloof in Griekenland, Galantery in Frankryk, Vryheid en Moed in Engeland. De heiligheid en eerwaardigheid des Predikstoels is niet vry van dien invloed. In beschaafde Kapellen wekken de Predikers tot Zedekunde op; in volle Kerken, waar Lieden van minder rang den grooten hoop uitmaaken, weiden zy uit over Leerstukken, over Geloof en Heiligmaaking. Doch het bestaan des Schouwtooneels hangt af van het denkbeeld des Gemeens, 't welk het niet moet zoeken te hervormen, maar te bevredigen. Dr. johnsoh's stelregel gaat door: ‘Zy,
| |
| |
die leeven om te vermaaken, moeten vermaaken om te leeven.’
Aan deeze noodzaaklyke gelykvormigheid met de Zeden der Toehoorderen moet het invoeren der Liefde in meest alle onze Tooneelspelen toegeschreeven worden; en die, waarin deeze Drift zich ten sterksten vertoont, vallen, gelyk ligt te denken is, meest in den smaak der Jeugd. Het was deeze, die, toen het by Lieden van Fatsoen de mode was, om na Treurspelen te luisteren, zulk eene menigte Volks heendreef na leed's Theodosius, en na dryden's Anthonius en Cleopatra; Spelen, in welken de langte der rollen, en de schaarsheid van voorvallen, voor hun zo verveelende zouden geweest zyn als een uitgerekte Leerreden; doch dit werd geweerd door de tederheid en buitenspoorigheid van die Drift, welke ieder Maagd meende, dat zy kon voelen, en geloofde te begrypen.
Over de Zedelyke Gevolgen van dusdanige Tooneelstukken zal geen twyfel vallen. Overal, waar deeze Drift gezuiverd en ten uitersten verfynd wordt, is ze gevaarlyk; alle Schriften, 't zy Romans, 't zy Tooneelspelen, die de éénige gelukzaligheid des leevens in welslaagende Liefde stellen, strekken om de sterkte van een jeugdig Gemoed te verzwakken, en de zuiverheid van 't zelve te verminderen. Dan wordt de Liefde het eenig voorwerp van de eerzugt en naajaaging der beide Sexen, en dient gevolglyk, om alle andere Zielsaandoeningen te verzwakken en te onderdrukken. Zulks vermeerdert eene bron van zwakheid en zedebederf, welke het de zaak eens goeden Onderwyzers is, te stoppen, door aan den geest zyner Kweekelingen andere voorwerpen, andere volmaaktheden, aan te bieden, die van een edeler en min zelfzoekende soort zyn. Maar met dat geweld en overheerschend vermogen, met welke de Liefde in veele onzer Treurspelen bekleed is, wordt alle Deugd en Pligt overheerd. De verpligtingen van Regtvaardigheid en Menschlykheid moeten 'er voor onder doen. De Koning, de Veldheer, de Patriot, vergeet zyn Volk, zyn Leger, zyn Vaderland; terwyl Ouders en Kinderen van de dierbaarste voorwerpen hunner natuurlyke verknogtheid alleen vermelden, om ze in de zegepraal hunner Liefde om te voeren.
't Is de zaak des Treurspels de Driften, of 't geen op 't zelfde uitkomt, de Zwakheden der Menschen te vertoonen. Het oude Treurspel voerde dezelve, op eene eenvoudige wyze, ten Tooneele; Deugd en Ondeugd wa- | |
| |
ren sterk en zeer onderscheidend uitgemerkt; Wysheid en Dwaasheid deeden zich onmiddelyk kennen voor 't geen ze waren, en de aanschouwer kon altoos elks Character ontdekken. Maar in het tegenwoordig Tooneelspel is 'er eene onwisse soort van omtrek, eene vermengde kleurschakeering; waar door men het onderscheid deezer voorwerpen menigmaal uit het oog verliest. De verfynder smaak der hedendaagsche Toehoorderen vordert schaduwen van Character, kiescher, dan het Tooneel oudtyds opleverde; het gevolg is, dat de grenspaalen van Regt en Onregt dikwyls zo onzeker uitgemerkt worden, dat men ze niet gemaklyk kan onderkennen: en, indien de kragt der Dichtkunste, of het vermogen der Welzeggenskunst, aan de zyde des Onregts is, zal het eene grootere vastheid van geest vorderen, om 'er wederstand aan te bieden, dan de jeugdige onervaarenheid bezit.
De Rede veroordeelt alle soort van zwakheid; maar Drift, Geestvervoering, en verzagtende Gevoeligheid, hebben zekere zwakheden den bynaam van beminnelyk toegevoegd, en de Jeugd, onder welke 'er eenige daar voor vatbaar zyn, en anderen zich zulker wyze aanstellen, rekent het zich een eer, onder de heerschappy dier zwakheden te staan. In het Treurspel en in Schriften, in den Treurspeligen trant opgesteld, treffen zy menigmaal zodanige Characters ter naavolging aan. Zulke Characters, vol verscheidenheid, zamengesteld, en ongelyk aan zich zelven, voegen het Treurspel best. De Dichters zyn niet in gebreke gebleeven, om zich deeze byzonderheid ten nutte te maaken; hunne Spelen zyn opgevuld met dat slag van Characters, die van kleur veranderen, naar maate de omstandigheden verkeeren: ook met Characters, die onder de hand des Dichters die ligtveranderlykheid krygen, en die verscheidenheid baaren. Wysheid en Deugd, eenvoudig, eenpaarig, en onveranderlyk, kunnen alleen door Kunstenaars vertoond, en door verheeve zielen alleen met genoegen aanschouwd worden.
De hooge Helden-deugd, welke wy in het Treurspel afgeschetst vinden, verhit de Verbeelding, en doet het Hart zich verheffen; maar heeft, op zulk een verren afstand, verwyderd van de gewoone aandoeningen en werkzaamheden des leevens, myns oordeels, maar luttel invloeds op het gedrag. In tegendeel mag men vrylyk twyfelen, of dit speelemeyen der Verbeelding, in de ingebeelde velden van Deugd en Goeddaadigheid, het betoon dier
| |
| |
hoedanigheden in het daadlyk leeven niet vermindert. ‘Indocilis privata loqui,’ zeide lucanus van caesar: dus zal, in zekere maate, iemand, die door en door bedreeven is in Treurtooneel-spreekwyzen, in de zwellende taal van medelyden, van edelmoedigheid, dankbaarheid, en liefde, in den loop der zamenleevinge met zyne Medemenschen, niets dergelyks aantreffende, zo gereed zyn hart niet openen voor de eischen van deszelfs gevoel, die de gewoone ongelegenheden zyns Naasten, of de algemeene betrekkingen des leevens hem voorstellen. In Tooneelongelukken, in uitgedagte Lydensgevallen, bedekt het bekleedzel de gedaante des Ongelukkigen; weezenlyke behoefte, in een gansch nederigen en onopgecierden staat te voorschyn treedende, mishaagt het oog, 't welk traanen gestort hadt over den Held in Tooneel-elende, en over den Martelaar in Roman-onheil. Weezenlyke elende stoot door de wanstaltigheid haars voorkomens, en wordt daarom niet ten Tooneele gevoerd: 't zelve vertoont daarentegen gemaakte smerten van een kieschen aart en hartvertederende Aandoenlykheid.
De Treurspeldichter spant zyne kragten in, om zyn Held in ongelegenheden te dompelen, ten einde hy 't hart der Toekykeren roere. 't Is zyne zaak niet, het hartenleed in evenredigheid te brengen met de ramp, die 'er aanleiding toe geeft; alles, wat hy vertoont, bekleedt hy met de cieraaden der Dichtkunst, en maalt het met de sterkste kleuren der Verbeelding; en, indien de ongelykheid niet al te buitenspoorig is, zal 'er de Leezer of Aanschouwer niets aanstootlyks in vinden. - In dit geval schynt het Treurspel te strekken, om onze Ziel voor ons eigen lyden te verzwakken, zonder dezelve voor 't lyden van anderen te openen. De weezenlyke rampen, welke de deftigheid des Tooneels voor onze oogen verbergt, zyn die, over welke wy in onze Naasten met medelyden moeten weezen aangedaan; de ingebeelde jammeren, welke zich op 't zelve in volle grootte vertoonen, vieren wy ligt in ons zelven bot. In deezer voege vermeerdert het Tooneel de lyst onzer Rampen, daar zy die onzer Deugden vermindert.
Gelyk het Treurspel de Elende waardigheid byzet, zo verheft het ook de daaden der ten Tooneel gevoerde Persoonadien, hunne Deugden en Ondeugden. Maar dit verwydert de Deugd op een grooter afstand van ons, en brengt de Ondeugd nader by; het beurt de Deugd op tot eene hoogte, boven onze naavolging verheeven, en veredelt de
| |
| |
Ondeugd tot een trap, dat ze onzen afschrik ontwykt. Shakespeare, die doorgaans de goede en slegte hoedanigheden zyner Characters sterk onderscheidt, heeft, nogthans, een Macbeth, een Tyran en Moordenaar, zodanig vertoond, dat wy eer overhellen, om medelyden met hem te hebben, dan hem te haaten. ‘Het hedendaagsch Tooneel, (schryft een hedendaagsch Oordeelkundige,) is meer een School van Deugd geworden, dan het oude, door meer het Tooneel van Drift te weezen: een Othello, door jalousy vervoerd, om zyne onschuldige Vrouw te vermoorden; een Jaffier, door gevoeligheid en behoefte verlokt, om zich in eene zamenzweering te mengen, en daar op met naberouw vervuld en in 't verderf gestort; een Siffredi, door het bedrog van hem, te werk gesteld, tot Vaderlands heilbedoelende oogmerken, vernieling brengende over allen, die hem dierbaar waren: deeze zyn de voorbeelden, welke het Tooneel thans ten toon spreidt, als middelen, om de Menschen tot een behoorelyk bestuur der Driften aan te zetten.’ - Ik vrees, dat, indien wy, by het slot van een dier Stukken, ons beroepen op de aandoeningen der Toehoorderen, wy het hier veronderstelde uitwerkzel niet zullen ontdekken. Wy hebben eer medelyden met de jalousy van Othello, dan wy hem haaten als een Moordenaar. Met Jaffier en diens Eedgenooten treeden wy ongetwyfeld in verbintenis tegen de Regeerders van Venetie; en zelfs de trouw en tederheid van Belvidera doet ons haar nauwlyks het ontdekken van hun geheim vergeeven. De gevoelens van Siffredi, hoe wys en rechtmaatig, worden vergeeten, als zy de overmagt der Liefde verhinderen. Zyn bedrog, 't geen men voor 't zedeleerende van het Spel houdt, wordt gewraakt, - doch gewraakt, om dat het de vereeniging van Tancredo en Sigismunda verhinderde, welke,
van den aanvang des Spels af, het voorwerp is, waarin de Leezer of Aanschouwer belang stelt. Keer de zaak om, maak het een toeleg, om den eisch van des Dwinglands Dogter te ontzeggen, om den Throon aan Tancredo te geeven, en Sigismunda daar op aan diens zyde te plaatzen, de Aanschouwers zouden de vinding pryzen, en juichen over het welgelukken.
In den aanleg van een verraad, en te midden eener verscheidenheid van omstandigheden, waar Zwakheden gevleid en Driften ingewilligd worden, terwyl, tenzelfden tyde, zich Deugden vertoonen, en Pligten betragt worden, zal
| |
| |
het eene gedeelte der Leezeren het vermaak genieten van de eerste op te merken; en zy, die dit onderwys minst behoeven, zullen de lessen van de laatste aanneemen. Wanneer Marcus sterft voor zyn Vaderland, zullen de Dames in de Loges zyn dood alleen aanmerken als het middel, om de hinderpaal des Huwelyks, van zyn Broeder Portius met Lucia, uit den weg te ruimen.
Zo wel in het Treurspel als in een Roman, die zomtyds eene soort van Treurspel is, moet de Schryver menigmaal, om zwakke Characters te regtvaardigen, slegte verheffen, of althans een betoverend voorkomen en inneemende hoedanigheden byzetten. Lovelace krygt een Character, 't geen de meeste jonge Juffrouwen bewonderen: buiten zulks was de verleiding van eene Clarisse niet te verdeedigen. Lothario, schoon verre beneden hem, is eenigzins in dienzelfden vorm gegooten, om het misdryf van Calista te verminderen. De Geschiedenis zou anders geene waarschynlykheid hebben toegestaan; doch, naar gelange de kunst des Dichters, of Romanschryvers, beter slaagt, om die waarschynlykheid aan zyn stuk by te zetten, vermeerdert hy het zedebedervend uitwerkzel, waar over wy klaagen.
Gelyk de tusschenvallende gebeurtenissen, overeenkomstig met het Character en de omstandigheden van de spreekende Persoonadien gevormd moeten worden, zo is het ook gelegen met de gevoelens, welke zy voordraagen: ze zyn daar mede overeenkomstig; doch niet met de wetten der Deugd, of de lessen van Voorzigtigheid. Om 'er dit eigenaartige aan by te zetten, moeten het menigmaal verdeedigingen van Ondeugd en Bedrog weezen, of iets belachlyks tegen Deugd en Eerlykheid behelzen. 't Is niet genoeg, tot verdeediging hier van aan te merken, dat, indien de Persoon, die dusdanige gevoelens uit, in den loop van 't Spel, of op 't einde, gestraft wordt, zulks genoegzaame vergoeding schenkt: want, indien dusdanige gevoelens, ten tyde des voordraagens, wel overlegd en met nadruk voorgesteld zyn, zullen zy eene kragtige uitwerking op het hart baaren, en indrukken naalaaten, welke door de strafuitdeelende Dichterlyke Regtvaardigheid bezwaarlyk zullen uitgewischt worden.
In deeze Dichterlyke strafuitdeelende Regtvaardigheid stel ik, in de daad, zo veel niet als eenige Schryvers gedaan hebben. Ik hel over tot het gevoelen van een myner Voorgangeren, dat wy veelal ons meer opgewekt voe- | |
| |
len om de Deugd te beminnen en de Ondeugd te haaten, wanneer de Deugd ongelukkig is, en de Ondeugd gelukkig, dan ieder belooning naar verdiensten ontvangt. Maar ik schryf meer toe aan treffende tusschenkomende Voorvallen, aan de gevoelens, welke het geheele Stuk door heerschen, dan aan den algemeenen indruk der ontknooping. - De Heer d'alembert zegt, dat in eenig soort van Tooneelspel, 't welk den Dichter meer vryheids laat dan het Treurspel, uit de Geschiedenis ontleend, in een Opera, by voorbeeld, de Schryver niet ligt verschooning moet vinden, als hy de Ondeugd ongestraft laat heen gaan. ‘Ik herinner my,’ vervolgt hy, ‘eene Opera in schrift gezien te hebben, getyteld: Atreus, waar dat Monster omkomt door een Donderslag, uitroepende, met eene woeste voldoening:
Tonnez, Dieux impuissans:
Dit zou een der beste ontknoopingen weezen, welke met mogelykheid bedagt zou kunnen worden.’ - Wat de uitwerking op het Tooneel betreft, stem ik ten vollen in d'alembert's gevoelen; doch wat het Zedelyke aanbelangt, kan ik hem niet byvallen. De regels, door hem aangehaald, schitterend, sterk en stout, zouden by de Toehoorders overblyven, niet om zich de straffe des misdryfs te herinneren, maar om het vermaak der wraake te bezeffen.
Doch het is niet alleen uit de Gebreken of Onvolmaaktheden der Treurspel-characters, dat wy te vreezen hebben voor 't gevaar, om ons gemeenzaam te maaken met de aannadering des Kwaads, of den groei der Dwaaling te bevorderen. Derzelver Deugden zelfs, dugt ik, zyn menigmaal gevaarlyk om de beginzels te vormen, of de naavolging der Leezeren uit te lokken. Hunne Deugden zyn zo zeer die nuttige en daadlyk werkende Deugden niet des burgerlyken leevens, als de schitterende en helschynende hoedanigheden, welke de toejuiching trekken, of de ydelzinnigheid der bedagtloozen streelen. Het uiterste, de geestdrift zelfs van eene loflyke genegenheid, neemt van de nuttigheid voor anderen weg, en ontaart in eene blinde en roeklooze botvieringe des bedryvers. - In het grootste gedeelte onzer hedendaagsche Treurspelen zyn deeze de hoedanigheden der Persoonen, in welke het Gemeen het meeste behaagen schept. Hoe gemeenzaam het Treur- | |
| |
spel ook met Ongelukken zyn moge, zyn lydende Braafheid, Voorzigtigheid, om rampen te vermyden, of Moed, om dezelve te verduuren, geen Treurspel-Deugden; het is grootsch, zich in droefheid toe te geeven, traanen, zonder bedwang van rede, te storten, of te sterven om te leurstellingen, welke Wysheid zou hebben kunnen voorkomen. 'Er is een tydperk in 't leeven der meeste jonge Lieden, en wel der beminnenswaardigste, waarin dit alles hunne geloofsbelydenis van Uitsteekendheid, Edelmoedigheid en Heldendeugd, uitmaakt, - eene geloofsbelydenis, ontleend uit de Romans en de Treurspelen.
In de aanmerkingen, welke ik dus verre over de Zedelyke Uitwerkzelen van het Treurspel gemaakt heb, ben ik mogelyk verder gegaan, dan de voorzigtigheid den Schryver van een Weekblad aanraadt, die zich van de goede gunst des Gemeens wil verzekeren. De zodanigen, wier dagelyksche geliefde leezing van Romans of Treurspelen te keer gegaan wordt door myne bedenkingen, zullen misschien vraagen, of ik alle Romans en alle Treurspelen wil verbannen? of welke soort van beide die Schriften ik ter leezinge veroorloove, en aan welk slag van Leezers ik het ter hand neemen dier Werken toevertrouwe? - Den zodanigen wil ik, in 't algemeen, antwoorden, dat, indien ik gezags genoeg bezate, om de lyst dier beide soorten van Boeken op te korten, door die bepaaling noch goede zeden, noch smaak, iets zouden te lyden hebben. Ik heb de grootste gevaaren, waar aan het leezen van veele de Leezers blootstelt, aangeweezen.
Verre is het, egter, dat ik ongevoelig ben voor de waardy, en misschien ben ik al te gevoelig voor de kragt dier voortbrengzelen van Verbeelding of Vernuft. Ook ben ik zo zeer niet verkleefd aan de gevoelens, door my beweerd, dat ik ontkenne de nuttigheden, de edele nuttigheden, welke zodanige voortbrengzels kunnen te wege brengen, te midden van de gevaaren, aan welke zy hunne Leezers blootstellen. Het ryk van verheeven Deugd, van grootsche Gevoelens, waarin zy ons overvoeren, kan zeer veel kragts oefenen, om de koude en gevoellooze gesteltenis van veelen te veranderen; het hart des Onverschilligen en des Baatzugtigen kan, door de verciering van elende, en de welspreekendheid van 't gevoel, verwarmd en uitgebreid worden. In de tegenwoordige Eeuw, en onder zekeren rang van Menschen, zyn Onverschilligheid en Baatzoekendheid eene soort van Deugden geworden, en
| |
| |
de gewoonte heeft zomtyds de Jeugd geleerd, zich te verheffen op hoedanigheden, aan dezelve zo oneigen. Voor Lieden, van deezen hardvogtigen stempel kunnen Romans en Treurspelen van dienst zyn; geheel onwaardig en verbasterd moeten zy weezen, die door deeze verschikkingen niet opgewekt worden, en op die tederheden niet smelten.
Als een Vermaak en Uitspanning kan een welgeschreeven en weluitgevoerd Treurspel niet betwist worden. 't Is een schadeloozer besteeden van den tyd, dan dat men denzelven verkwiste in beuzelagtige tydspilling, of misbruike, met laat in den nagt te speelen. Doch 'er is eene zeker soort van gemoedsgesteltenis, gemeen aan de Jeugd, en ook van den beminnelyksten aart, teder, warm, en vol verbeelding, voor welke de wandeldreeven van Verbeelding, en Geestdryvery, van Romaneske Liefde, of overgedreeven Hartenleed, of altoos beevende Aandoenlykheid, zeer onveilig zyn. By Lieden, van deezen stempel, moet het vermaak, 't geen het Treurspel verschaft, schaars genomen, en met oordeel gekoozen worden. In zodanige boezems moet de gevoeligheid en aandoenlykheid dikwyls te nedergezet, of althans wel bestuurd worden: dezelve aan te moedigen, door voorbaarige of onnatuurlyke middelen, is zeker schadelyk. Zy hebben veel overeenkomsts met eenige weelderige Landen, die tot eene meer dan gepaste vrugtbaarheid kunnen gemest worden, tot zy niets, dan Onkruid voortbrengen; Onkruid, te meer te bejammeren, dewyl het, naar de eigene uitdrukking van een Romanschryver, ‘groeit in den grond, uit welken de Deugd zou zyn voortgesprooten.’
|
|