Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Eenige byzonderheden, rakende den grooten Haller.(Uit blumenbach's Medicin. Bibl. II B. pag. 179.)
Ons oogmerk is niet, alhier eene volledige Levensbeschryving van haller te geven, maar slegts eenige byzonderheden, den wyden omtrek en de uitstekendheid zyner verdiensten betreffende. Het merkwaardigste zyner Levensgeschiedenis verhaalt haller zelf, in het 2de Deel van zyne Biblioth. Anatom., p. 195 enz.; en de moeilykheden, welke hy, byzonder als Schryver en Recensent, ondergaan heeft, schildert hy onder den naam van oelfu, in het 3de Boek van Usong, p. 227-233. Ook vindt men verscheidene interessante berichten, aangaande zyne jeugd, zyne opvoeding, levenswyze enz., in de vergelyking tusschen hagedorn's Gedichten en de zynen, in het 3de Deel van zyne kleine Duitsche Schriften, p. 337. Een paar woorden echter, over den kring en de grootte van zyne verdiensten, en over de middelen, waar door hy dezelve heeft verworven, komen hier, vooral tot een leerzaam voorbeeld voor vele jonge Lezers, niet te onpas. Het is veel gezegd - doch, zoo als ik geloof, niet te veel - wanneer men stelt, dat haller de grootste was van alle de nieuwere overledene Geleerden, die men zedert den dood van leibnits in Europa gezien heeft. De grootste Geleerde, zoo wel ten opzichte van menigvuldigheid en omtrek, als van grondigheid in kundigheden. Het is veel gemaklyker, die weinige vakken van menschlyke wetenschappen op te noemen, waarin haller zich minder diep heeft begeven, dan alle die genen op te tellen, in dewelke hy zich zoo zeer als Meester heeft doen kennen. Tot de eersten, in het ryk der Genees- en Natuurkunde behoorende, zoude ik, volgens zyn eigen getuigenis, de Chemie en Mineralogie brengen; en voor 't overige de konstkundigheden; of liever dat geene, het welk door geene moeite en vlyt te verkrygen is, wanneer de geschiktheid hiertoe niet is aangeboren, het konstgevoel namelyk; hetgeen men zomtyds | |
[pagina 68]
| |
in het oordeel van haller over konstwerken meent te missen. Daarentegen kan men den onmetelyken omvang van zyne grondige kundigheden, in alle overige en menigvuldige takken van wetenschappen, niet gemaklyker en overtuigender ontdekken, dan uit het gene hy tot de Gotting. gel. Anzeig. en tot de groote Dictionn. Encyclopédique heeft toegebragt. Zyne bydragen tot dit laatste Werk vindt men in de twee eerste supplement-deelen der groote originele Parysche uitgave in folio, van A tot E: voorts in die van Yverdon, door den Heer felice bezorgd, van F tot Z; en doorgaans in de supplementen, welke tot deze zeer veranderde uitgave behooren. Alle de ontelbare, door hem vervaardigde, daarin voorkomende artikelen zyn by 't slot met de letters H.D.G. geteekend: en zeer vele zyn met eene ongemeene treffende geestigheid uitgevoerd, welke hem anderzins in zyne overige ernstige Werken, vooral in zynen meer gevorderden leeftyd, niet zeer eigen was. Dat in de Gotting. gel. Anzeig. omtrent twaalf duizend recensien uit haller's pen gevonden worden, is onlangs reeds gemeld. Van den 24 April 1747 aan, waren byna alle Geneeskundige artikels, behalven een onnoemlyk aantal in andere vakken, door hem vervaardigd. By zyn dood, die in het jaar 1777 voorviel, was 'er nog zoo groot een voorraad voorhanden, dat zyne laatste recensie eerst in het 24ste stuk der Zugaben, van het jaar 1779, kon geplaatst worden. Zy betrof juist een werk, over welks inhoud weinigen zulke bevoegde rechters konden geoordeeld worden, als haller, daar hy zich eigenlyk het grootste deel van zyn geheele leven met dit onderwerp hadt bezig gehouden: qu' est ce qui est requis dans l'art d'observer? wat wordt 'er in de kunst van waarneemen vereischt? Het is desgelyks veel gezegd - en evenwel, zoo als ik wederom durf hopen, niet te veel - indien men beweert, dat de Geneeskunde twee werken, in twee van haare gewichtigste vakken, aan haller te danken heeft; op hoedanigen zich, wat volledigheid, met diepzinnige bondigheid gepaard, betreft, geen ander vak der Litteratuur kan beroemen: - zyne Bibliotheca Medica, welke tot op het slot van het praktische gedeelte geheel voleind was, en zyne groote Physiologie. De Heer van haller zelf echter hieldt dezelve niet voor | |
[pagina 69]
| |
de gewichtigste van zyne Werken, maar gaf deze voorkeur uitdrukkelyk, op eene plaats in de Götting. Anzeigen, aan zyne Icones Anatomicae, en Opera minora. Den verbazenden omtrek zyner kundigheden hadt haller zich meestendeels door eene belezenheid verworven, die zoo uitgestrekt was, dat zelfs een zyner beste en schranderste vrienden, de Heer bonnet, vreesde, dat ze misschien den vryen loop van zyne genie belemmerd hadt. S'il avoit moins consulté les auteurs, schreef hy lang voor haller's dood aan hunnen gemeenschaplyken vriend, spallanzani, il auroit plus consulté sa tête, il auroit plus médité, et plus découvert encore. ‘Indien hy andere Schryvers minder geraadpleegd hadt, zou hy meer met zyn eigen hoofd te rade gegaan zyn; hy zou zelf meer gedagt, en nog meer ontdekkingen gedaan hebben.’ Ik wil dit gewis niet alzoo duiden, als of de Heer bonnet, terwyl hy dit schreef, niet bedacht hadt, dat het even zoo hachelyk is, zich, zonder groote belezenheid, op ontdekkingen in de Natuur te willen toeleggen, als de uitgestrektste doch bloote belezenheid, zonder eigene waarneming der Natuur, een zeer bekrompen en geheel niet uitstekend talent zy. Dit laatste was de fout van menig eerlyken verzamelaar, vooral in 't laatst der vorige en het begin der tegenwoordige eeuw, die dikke boeken uit andere dikke samenstelden, zonder hierby hunne wetenschap met de geringste nuttige aanmerking te verryken. Door het eerste echter hebben zich vele Geneeskundigen en Natuur-onderzoekers bloot gegeven; gelyk, by voorbeeld, de voor 't overige gewis verdienstvolle oude ruysch, die wel heerlyke Preparaten vervaardigde, maar dikwerf de allerbekendste dingen voor nieuwe ontdekkingen opgaf, omdat hem veel terra incognita, of onbekend land, zyn moest, het geen hy, by eene grootere belezenheid, terstond voor lang ontdekt land zou erkend hebben. Hoe gelukkig echter een eigen geest van navorsching met uitgebreide schoolgeleerdheid gepaard gaan kan, en hoe zeer de laatste den voortgang des eersten te stade komt, heeft haller juist door zyn eigen voorbeeld onwederspreeklyk bewezen. Het verwyt van zommige min doorzichtige lieden, die haller's voornaamste verdiensten in zyne groote Physiologie in compileren meenden te vinden, noodzaakte hem tot een' stap, ook door andere beroemde ontdek- | |
[pagina 70]
| |
kers voor hem, zelfs zonder deze aanleiding, gedaan; dat hy namelyk eene lyst van die ontdekkingen, waarmede hy alleen de Physiologie verrykt hadt, in 't licht gaf. Men vindt dezelve aan het einde der Voorrede, van het 6de Deel der Element. Physiolog., of van het 1ste der omgewerkte uitgave in 8vo. Zy levert ons een tafereel, het geen men niet zonder eerbied voor een geest beschouwen kan, die al, wat voor hem in zyn vak verricht was, bevat en kent, en aldus voorbereid, zich toeleggen kan, om, door eigen genie van onderzoek geleid, de nog blyvende gapingen te vullen, over donkere voorwerpen licht te verspreiden, de grenzen van het geheel uit te breiden, enz. Om zich echter een denkbeeld te kunnen vormen, hoe een man, die geene zeventig jaren bereikt heeft, en op wiens schouders, van zynen mannelyken ouderdom af tot aan zyn graf, de menigvuldigste beroepsbezigheden rustten, slegts den tyd, tot het verkrygen eener zoo onbepaalde geleerdheid, tot zoo ontelbare eigene proefnemingen, ontledingen, Botanische reizen enz., kon uitvinden; behoort men onder 't oog te houden, dat haller's geheele leven eene slegts zelden afgebrokene keten van onophoudelyken arbeid was; en dat misschien zeer weinige geleerde lieden de groote winst, uit het ten nut maken van enkele, anderzins verlorene, quartieruuren en minuten, in de oeconomie van den tyd, zoo wel wisten te waardeeren en aan te leggen, als haller. In Göttingen zyn nog vele lieden, die hem op straat, op de wandeling, of aan tafel, zagen lezen; zelfs zyne hypochondrische landsman ritter verhaalt, dat hy, op zyn trouwdag, in de differentiaal-rekening gewerkt hadt. Dit laatste echter zal, vertrouwe ik, by een man van haller's aart en gevoel, enkel uit verstrooijing van gedachten, in een ongeduldig wachten, geschied zyn, en zekerlyk niet zyn voortgesproten uit eene meer dan driedubbele pedante en belachelyke studeerzucht, zoo als die van eenen m. wesenbecius, en een paar andere kamergeleerden van dat slag. By deze onvermoeide werksaamheid voegde haller ook nog, behalven zyne gelukkige natuurgaven van een buitengewoon vatbaar en getrouw geheugen, het gebruik van zeer gewichtige Mechanische hulpmiddelen, tot verligting van zyn werk, gelyk by voorbeeld zyne eigene manier om te excerperen. | |
[pagina 71]
| |
Voorts verdient ook aangemerkt te worden, dat haller zyne byzondere lotgevallen en levensomstandigheden gewis zeer te stade kwamen. Hy getuigt zelf, dat het verlaten van zyn vaderland, hoe gevoelig hem zulks ook in den beginne was, hem vervolgens zeer voordeelig geweest zy, en eene bron van menigvuldige kundigheden verschaft hebbe, die hem in zyn vaderland onbekend zouden gebleven zyn; en dat waarschynlyk juist dit het vervaardigen van alle zyne volgende schriftenGa naar voetnoot(†) ten gevolge gehad hebbe. Hoe roemryk dit getuigenis ook voor Göttingen zy, even zoo bekend is 't ook van den anderen kant, hoe oneindig veel die Universiteit aan dezen haren onvergetelyken Leeraar te danken heeft. Om slegts een voor allen aan te roeren, zoo zyn 't toch eigenlyk niet dan twee dingen, die 't eerst den naam van Göttingen buiten Duitschland algemeen in aanzien gebragt hebben, te weten: haller's Irritabiliteit, met zyn betoog van de gevoelloosheid der pezen en van verscheidene andere deelen van het dierlyk lichaam, welke men te voren voor zeer gevoelig aanzag; en de Maan-tafelen van t. mayer. Ook zal niet ligtelyk eenig geleerd Genootschap eene luisterryker intrede in de geleerde wereld gedaan hebben, dan het Göttingsche, het geen haller zelf opgerigt en geregeld hadt; daar terstond, in de eerste stukken van deszelfs Verhandelingen, haller de partibus corporis humani sensibilibus et irritabilibus, en mayeri tabularum lunarium usus in investiganda longitudine maris, verschenen. Eindelyk behoort men ook onder 't oog te houden, om de uitvoering van al 't groote en menigvuldige, het geen haller verricht heeft, te kunnen begrypen, dat eene krachtige dryfveer hem aanspoorde tot die rustelooze werksaamheid, en tot het yverig gebruikmaken van alle genoemde hem te stade komende gunstige omstandigheden, te weten, eene niet zeer beperkte eerzucht. Het billyke zelfgevoel van verdiensten hadt dezelve zekerlyk reeds by hem moeten verwekken; dan ze moest echter vervolgens zeer veel voedsel ontvangen, door het aanzien en 't crediet, het geen haller by het verlichte deel van geheel Europa gevoelde te bezitten; en door die yverzucht, | |
[pagina 72]
| |
waarmede buitenlanders na zyne goedkeuring reikhalsden. Wy brengen hiervan slegts één voorbeeld by. Haller hadt, by het laatste deel zyner groote Physiologie, eene lyst gevoegd dier Schryvers, van welke hy in dit werk gebruik gemaakt hadt; en om dezelve eenigzins nuttig te maaken, hadt hy die genen, welken hy voor de besten hieldt, met een starretje geteekend. Twee beroemde Fransche Geneeskundigen, petit en portal, geraakten eenigen tyd daarna in twist; en 't gevoeligste, 't geen portal zyne party wist te verwyten, was, dat haller in de gemelde lyst, by een van petit's werken, geen starretje gevoegd hadt. Dit veroorzaakte een groot alarm. Elke party hadt haren aanhang; en eindelyk kwam 'er in 't licht: Lettre de M. duchanoi à M. portal, sur la critique qu'il a fait des ouvrages anatomiques de M. petit; waarin de Schryver breedvoerig trachtte te bewyzen, dat het ontbreken van dat starretje eene loutere drukfout was; waarvoor haller dan ook de beleefdheid hadt het openlyk te verklaren. Dat echter de zucht na roem, deze zoo veel vermogende dryfveer tot alle groote en edele daden, volgens den algemeenen loop der dingen, ook voor haller eene bron van zeer vele verdrietelyke oogenblikken heeft moeten opleveren, behoeven wy niet te herinneren. Hy schreef zelf aan zynen vriend bodmer, in 't jaar 1749, ‘dat vergenoegen by hem eene zeldzame zaak was;’ en hiertoe brenge ik ook, ten minsten voor 't grootste deel, het geen hy in eene Voorrede voor zyne Gedichten zegt, ‘dat zyn leven, van zyne vroegste jeugd af, meer dan immer openbaar zal worden, door tegenspoed verbitterd zy.’ Hieruit ontstondt dan ook die, op zyn gewoone spreuk, parta tueri, passende gevoeligheid voor tegenspraak, benevens zyne menigvuldige geleerde twisten; in welke hy echter de voorbeeldigste welvoeglykheid steeds onder 't oog hieldt. Nog behoort men onder de verdiensten van haller (en 't geen, naar myn inzien, gewis niet een zyner minsten is,) te tellen, dat hy geenzins, in navolging van zoo vele andere voor 't overige verdienstvolle mannen, de wellevendheid aan zyne kamergeleerdheid opofferde; maar zyne uitspanning, en de herhaling van zyn werk, in den gezelligen omgang en in 't vrolyk genot des levens zogt. Zelfs in zyne laatste jaren, toen zyne langdurige ziekte | |
[pagina 73]
| |
hem slegts zelden veroorloofde zyne kamer te verlaten, bleef 'er toch ieder dag in de week, ten minsten één uur, tot den gewoonen omgang met zyne vrienden, of met zyn geslacht, bepaald; behalven de ontelbare uren, welke hy met 't ontvangen van bezoeken van reizigers enz. doorbragt. Maar vooral was de eerste dag van het jaar een feestdag voor hem, wanneer zyne elf kinderen, twintig kindskinderen, en twee agterkindskinderen, als 't geschieden kon, alle te zamen by hem moesten spyzigen. Welk een innemend man haller voorts, in den bloei zynes levens en in zyne mannelyke jaren, in de verkering was, hebbe ik door vele van zyne gewezene alhier wonende tydgenoten meermalen luid en eenstemmig horen roemen; het geen my ook anderen bevestigd hebben, die haller in 't jaar 1757 te Lausanne hadden aangetroffen; werwaards hy met den Raadsheer bonstetten van Bern was afgezonden, ter verbetering van de inrichting der Academie in die plaats. Voltaire bevondt zich ter zelfder tyd aldaar, en beiden troffen elkander dikwyls in gezelschap aan; - voltaire meest in een cirkel van Heeren, haller daarentegen midden onder de Vrouwen, die hem beau comme le jour, ‘zo schoon als den dag,’ vonden. |
|