Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Bericht wegens den heer Gaspard Risbeck. Door M. le Prince baris de Galitzin.(Uit de Mercure de France.)
‘De Heer gaspard risbeck, een jong Hoogduitsch Schryver, voor ruim twee jaaren, in den bloei zyner jeugd, der Letteren ontrukt, heeft zich bovenal bekend gemaakt door twee Werken: zyne Reis in Duitschland, in 't Nederduitsch overgezetGa naar voetnoot(*), en een Historie van Duitschland. Het volgende Bericht, wegens dien Heer, dagt ons overneemens en vertaalings waardig.’
In den Jaare MDCCL werdt de Heer gaspard risbeck gebooren in eene kleine plaats, niet verre van Ments. Zyn Vader was een Koopman te Eukst, en bezat ruime middelen. 't Is bezyden de waarheid, gelyk men verhaald heeft, dat zyn Vader een Baron zou geweest hebben. Neen, risbeck was geen Man van Geboorte; hy was iets meer, hy was een Man van Genie. Men zondt hem na Ments, om 'er zyne Letteroefeningen te vervorderen; hy was tot de Regtsgeleerdheid geschikt; doch deeze Weetenschap was niet voor den jongen risbeck; zyne heete Verbeeldingskragt, zyn driftig Character, strookte luttel met de dorre, doch noodzaaklyke, Studie der Wetten. Dikwyls begaf hy zich na de Lessen der Hoogleeraaren met Werther, of het onsterflyk Dichtstuk de Messias, in zyn zak, en zat daar in een hoek, in stede van na de Lessen over de Regtsgeleerdheid te luisteren, met een verteederd hart te zugten over 't lot van de ongelukkige charlotta, of verhief zich, door klopstock's Dichtwerk opgevoerd, met zyne gedagten tot het Opperweezen. Dus genoodzaakt zich over te geeven aan eene Weetenschap, tegen welke hy een onverzettelyken weêrzin hadt, waren zyne eerste jaaren geenzins door vorderingen uitgemerkt; en zyn Academietyd was verstreeken, eer hy de | |
[pagina 33]
| |
Letteroefeningen, tot welke hy bestemd was, begonnen hadt. - Ongelukkig ontstondt 'er, in dat Tydperk, een Aanhang, welks gevaarlyke beginzels maar al te geschikt waren om een groot aantal Aankomelingen te verwekken: dezelve droeg den naam van het Geniewezen, of den Aanhang der uitsteekende Vernuften. De Hoofdbeginzels van dien Aanhang bestonden in eene diepe veragting van alle Zamenleevinge, Verbintenissen, en eene verwydering van alle Beroepsbezigheden. De verheevene Geesten van dien Aanhang rekenden alle de Amptsbedieningen, Staatkundige Verbintenissen en Bezigheden, die een opeenvolgenden Arbeid eischten, verre beneden zich; de Vryheid was de harssenschimmige Afgodesse, aan welke zy rookten, en alle weezenlyke zaaken opofferden. Eene Maatschappy, gegrond op dergelyke beginzelen, en die te meer innam, door de Naamen eeniger beroemde Mannen, moest eigenaartig de Jeugd behaagen, als steeds maar al te zeer genegen, om alle banden, hoe zagt ook, te ontvlieden. De gisting, welke deeze Begrippen in de harssenen verwekte, was verbaazend, en welhaast zag men eene menigte van jonge Heeren toeschieten, om zich onder het Vaandel van de Hoofden diens Aanhangs te vervoegen. Risbeck was geen der laatsten, om zich by deeze nieuwe Diogenessen te begeeven. Zyn vuurige en onbedwinglyke geest, die misschien reeds in eenzaamheid deeze gevaarlyke beginzels gekoesterd hadt, werdt door hun, als 't ware, geëlectriseerd, en ontving toen zyne geheele ontwikkeling, gelyk aan een vuur, zints lang onder de assche verborgen, en 't welk, op de aannadering van eene kleine vlam, uitbarst, en alles rondsom verteert. 't Leedt niet lang, of hy gevoelde berouw, dat hy zich door zyne verbeelding hadt laaten misleiden. Volgens de beginzelen, door hem aangenomen, om den Leevensstand, tot welken zyn Vader hem geschikt hadt, te veragten, bragt hy, binnen korten tyd, het tusschen beiden geêrfde van zyn Vader door, en zag zich genoodzaakt, zich in dienst der Boekhandelaaren te begeeven, om het noodige leevensonderhoud te winnen; dus verviel hy, eene denkbeeldige Vryheid zoekende, in eene weezenlyke Slaaverny. Dat wy zyne Doolingen beklaagen; doch ons verheugen, dat ze met geen gelukkigen uitslag bekroond zyn. Risbeck, eerst een gelukkig Lid van de Maatschappye der Vernuftelingen, en met middelen gezegend, | |
[pagina 34]
| |
verviel tot eene volstrekte onaandoenlykheid: het Ongeluk wekte hem weder op, en gaf hem, uit zyne slaapziekte opstaande, weder aan de Letteren, voor welke hy verlooren scheen. Risbeck verliet zyn Vaderland, en zette zich te Saltzburg neder. Daar ving hy zyne loopbaan in de Letteren aan, met de tweede en derde Deelen der Brieven over de Monniken. Het eerste Deel deezes Werks, toegeschreeven aan den Heer de la roche, verwekte veel gespreks; het hoofdoogmerk was, het gedrag der Monniken in de Catholyke Landen van Duitschland te ontdekken, en aan te toonen, op welk eene wyze zy de vooroordeelen in de gemoederen des Volks zogten te doen wortelen, om zich dus meester van hun Verstand te maaken, en dikwyls om zich door de onkunde, waarin zy 't zelve hielden, te bevoordeelen, en die ongelukkigen den hals onder het juk hunner overheersching te doen krommen. - Risbeck, die Duitschland reeds doorreisd hadt, en op dien tyd de stoffe verzamelde voor de Reis, welke hy eenige jaaren laater in 't licht gaf, was getuigen geweest van het gedrag der Monniken. Hy ondernam het, derhalven, 't opgemelde Werk te agtervolgen, en de twee Deelen, door hem uitgegeeven, deeden het Werk meer aftreks hebben dan het Eerste ten deele viel. Ondertusschen wilde hy de wereld doen gelooven, dat ze uit dezelfde penne als het eerste waren voortgevloeid, door den Styl van den Heer de la roche na te volgen; doch dit letterkundig bedrog doekte niemand dan het Gemeen. De Geletterden ontdekten in het vervolg des Werks eenen Schryver, stouter in zyne bedoelingen, en kragtiger in zyn styl, en ondanks het dekkleed van Naamloosheid, waar mede hy zich omwonden hadt, lekte het geheim welhaast uit. Risbeck, altoos driftig op reizen gesteld, wilde Zwitzerland niet onbezogt laaten, en zette zich eenigen tyd te Zurich neder; hy arbeidde mede aan de vermaarde Gazette Politicque dier Stad, en gaf zyne Reizen uit, onder den tytel van Lettres d'un Voyageur François sur l'Allemagne, of Brieven eens Franschen Reizigers over Duitschland. Deedt risbeck, in zyn eerste Werk, zich kennen voor een goed Schryver en nauwkeurig Waarneemer, in het tegenwoordige betoonde hy zich een oorspronglyk Vernuft, een diep Denker, en fraay Schryver: zyn Geest, nu niet bepaald door den dwang der naavolginge, noch | |
[pagina 35]
| |
bedwongen in de paalen, afgebaakend door eene vreemde hand, kon een vrye vlugt neemen. Hier mede eindigde het Lettergeluk, 't welk de Heer risbeck geduurende zyn leeven genooten hadt; hy verliet Zurich, en begaf zich na het Dorp Arau. Zyne ongelukken hadden zyn Character verbitterd; welhaast vermeesterde eene droeve zwaargeestigheid alle zyne denkbeelden, en deedt hem eene soort van Menschenhaater worden. Omtrent het einde zyns leevens kende hy geen ander Gezelschap dan 't geen de Kroegen hem opleverden. Vrugtloos poogden de Heeren gessner en lavater, door de dringendste aanzoeken, hem te beweegen, om weder te Zurich te koomen, en booden hem aan, door geld en hunnen invloed, hem te helpen: hy weigerde bestendig gebruik te maaken van hunne edelmoedige aanbiedingen, en bleef volharden in de nieuwe leevenswyze, door hem aangenomen. Ondertusschen schreef risbeck in dit Dorp eene Geschiedenis van Duitschland; hy schetste de Omwentelingen, in dat Ryk voorgevallen, met dien geest van Onafhanglykheid, en kragt van Styl, welke hy in zyne voorgaande Werken hadt laaten doorstraalen: reeds was hy tot het einde zyns Werks genaderd, en stondt op 't punt om het voordeel van zyn blokken te verwerven, wanneer de dood hem wegrukte. Duitschland verwagtte dit hoogstaangelegen Werk. Eindelyk verscheen het, door de moeite, die de Heer winkopp daar aan besteedde, welke risbeck's arbeid voltooide, en volkomen beantwoordde aan de hooge verwagting, deswegen gevormd. - Risbeck overleedt den vyfden van Sprokkelmaand, des Jaars MDCCLXXXVI. |
|