| |
Vrouwlyke dankbaarheid: of de geschiedenis van Eliza Bentley.
(Uit het Engelsch.)
Eliza bentley verloor haaren Vader, toen zy vyf jaaren oud was. Hy was Capitein der Gardes geweest; doch meer uit Liefde dan Belang getrouwd zynde, hadt hy weinig, behalven zyne wedde, om van te leeven. Mevrouw bentley was, wat de Wereld een fraaije Vrouw noemt, allerleevendigst in de verkeering en zeer gezet op plaisier- partyen. Zulk eene
| |
| |
Leeven wyze dreef hun tot onkosten, verre het inkomen te boven gaande: zy geraakten hier door met onbetaalbaare schulden overlaaden. Elk jaar werdt hun Gezin met een Kind vermeerderd, en de zwaare last der schulden nam toe; tot de Capitein in 't einde zich genoodzaakt vondt, zyne Capiteinsplaats te verkoopen, om met de penningen, daar van komende, zyne schreeuwendste Schuldeischers te voldoen, en zich vervolgen na een afgeleegen oord, in 't Ryk, te begeeven.
De Heer bentley kon van 't geld, voor zyne Capiteinsplaats gekreegen maar weinig over houden, om vervolgens van te bestaan. Die spaarzaamheid, welke hy, in de Stad leevende, geheel niet gekend hadt, moest op 't Land worden in agt genomen De benaauwde en bekrompene omstandigheden, in welke hy zich gebragt hadt, drukten hem dermaate, dat hy binnen weinig maanden het slachtoffer wierdt van hartzeer. Hy stierf juist op een tyd, dat men zyne Goederen om schulden zou aanslaan laatende eene Vrouw en zeven Kinderen, onbezorgd, in den deerlyksten staat, agter.
In deeze waarlyk droeve omstandigheid, ontbrak het egter niet aan de vertroostingen der Menschliefde. Een medelydend Nabuur schoot tot bystand van Mevrouw bentley toe, en voerde haar, nevens haare Kinderen, van de plaats deezes jammertooneels. Men opende onmiddelyk eene inschryving; waar in de Heeren der Nabuurschappe zo veel deel namen, dat Mevrouw bentley in staat was, om zich met haare twee oudste Dogters uit te rusten, tot eene reis na de Oost - Indiën, waar zy een Broeder hadt, die eene aanzienlyke en voordeelige post bekleedde, en haar reeds voorheen verzogt hadt, dat zy een en ander Kind derwaards zou overzenden Een Bloedverwant in Ierland nam op zich, voor twee Zoons te zorgen; een derde werdt besteld, om eene geleerde Opvoeding te ontvangen, en de jongste by een Min gelaaten. Eene Nigt van den Heer bentley, wier naam cooper was, nam eliza tot zich.
Deeze Mejuffrouw cooper, Dooppeet van eliza zynde, hadt haar altoos eene byzondere geneigdheid toegedraagen; en de aandoenlyke geaartheid van het Kind kennende, wilde zy het behoeden voor de ontroering eens voorbedagten afscheids van de Moeder, thans gereed om de reis aan te vangen. Mevrouw bentley verzogt, nogthans, op een avond, dat zy ten minsten nog éénmaal haare oogen mogt verlustigen met de aanschouwing van dat Kind, 't geen altoos de Lieveling geweest was haars Egtgenoots, en naar deezen meer geleek, dan een der overige Kinderen. Eliza was reeds te bedde: dit speet haare Moeder niet. Zy ging stilletjes in de kamer, waar de zoete onschuld in diepe slaap lag. Zy keek eene wyl met een droef hart het Kind aan; toen voor het Bedde nederknielende, nam zy een der handjes, 't zelve zagt kusschende, sprak zy: ‘god ze- | |
| |
gene dit Kind! en bewaare 't zelve voor de dwaasheden en onheilen, waarin de Ouders vielen!’ Zy borst uit in traanen, en verliet schielyk de slaapkamer. Zy nam spoedig afscheid van de Beschermster haarer Dogter, en vertrok, naa 't verloop van weinig dagen, na de Oost - Indiën.
In deezervoege was eliza, eer zy zeven jaaren bereikte, van beide haare Ouders verstooken. Eenige weeken naar haars Moeders vertrek uit Engeland, was haar teder hart zeer ontroerd over 't denkbeeld, dat haare Moeder, zonder afscheid van haar te neemen, vertrokken was; en gaf zy gestadig haare bekommerdheid over haare reizende Moeder te kennen. De Tyd egter, die balzem van allen leed, gaf haar eerlang die leevendigheid weder, welke zo eigen is aan Kinderlyke jaaren.
Mejuffrouw cooper was eene zeer braave Vrouw; zy hadt jaaren lang voorzien, in welke verlegenlieden haar bedagtlooze Neef zich zou inwikkelen. Zy bemerkte duidelyk, dat alle poogingen, om hem te redden, niets zouden betekenen, en zy daar door zich berooven van de bekwaamheid om nuttig te weezen aan een gedeelte des Gezins, op een tyd dat haar hulpe meest zou te stade komen. Weldaadigheid was één der hoofdtrekken van haar Character; doch de ondervinding hadt haar geleerd onderscheid te maaken, in de voorwerpen haarer goedheid. Haare Middelen waren niet groot, maar genoegzaam om te voldoen aan de begeerten van een braaf en welgeregeld hart. By de vrolykheid in den ommegang verkreegen, door het bywoonen der beschaafdste gezelschappen in haare jeugd, hadt zy het onderwys gevoegd, uit het leezen der beste Schryveren getrokken. De laatste vyf jaaren hadt zy weinig gezelschap gehouden. Haare gezondheid was zo zwak, dat zy meest altoos vroegtydig te bedde moest.
Eliza werdt, derhalven, welhaast een aangenaam gezelschap voor Mejuffrouw cooper. Zy werden, van dag tot dag, dierbaarer aan elkander. De schuldlooze vrolykheid en speelzugt van eliza vermaakten haare Weldoenster, en scheenen zelfs, by poozen, haar de zwakheden te doen vergeeten. Haare aangenomene Dochter nam dagelyks toe in al het onderwys, voor 't welk haar tedere jeugd geschikt was, en de bevalligheden haarer verkeering en gedrag, vermaakten allen, die Mejuffrouw cooper kwamen bezoeken. Zy ging menigmaal met eliza om den kleinen edmund te zien, die in een naby gelegen Dorp, by eene Minne, besteld was; doch dit Kind stierf aan de Kinderziekte, tot groote droefenisse van eliza; die zich door gepaste troostredenen van haare Weldoenster liet opbeuren.
Middelerwyl hadt de Naastbestaande in Ierland, eene goede opvoeding gegeeven aan robert en george, de twee oudste Zoonen, die, overeenkomstig met hunne eigene neiging, in den Zeedienst getreeden waren. Charles, die nog op de School
| |
| |
bleef, hadt reeds vroegtyds blyken gegeven van groote Zielsbekwaamheden en eene hartsgesteltenisse, geschikt, om hem, by alle Braaven, bemind en geagt te maaken.
De tyd liep ongemerkt, maar niet vrugtloos om; want men leerde eliza van denzelven het beste gebruik maaken. Zy bezogt de Armen in de Nabuurschap, maakte Linnen voor de Kinderen, gaf ze Boeken, en onderwees 'er zelve eenigen. Twee maalen hadt zy tyding van haare Moeder gekreegen: thans ontving zy berigt, dat haare twee Zusters voordeelig getrouwd waren, en in een luisterryken staat leefden. Mevrouw bentley gaf te verstaan, dat zy aanzoeken tot een tweede Huwelyk waarschynlyk niet veel langer zou kunnen wederstaan; en dat, indien eliza (die thans vyftien jaaren telde,) wilde overkomen, 'er geen twyfel aan was, of zy zou eene zo voordeelige party doen, als haare Zusters. - Wat zegt gy, vroeg de oude Nigt, van deezen voorslag? - ‘Waarde Nigt,’ antwoordde eliza, ‘denkt gy, dat ik één oogenblik kan twyfelen, om die van de hand te wyzen? Neen, al ware ik verzekerd den hoogsten stand in Indie te zullen beklimmen, ik zou nimmer myne dierbaare Weldoenster verlaaten. Ik verheug my over den Rykdom myner Zusteren, en wensch van harten, dat dezelve haar tot zege strekke. Maar hoe zeldzaam ontmoeten wy Geluk in de Huizen der Grooten en Ryken? Hoe menigmaal ondervinden wy, dat de verkryging van groote schatten in dat Werelddeel vergezeld gaat met een ondraaglyken last van beschuldigend zelfverwyt! Ik hoop dat 'er verscheiden uitzonderingen zyn op dit stuk; maar ik heb geen lust om 'er de proeve van te neemen. - Gy, myne Nigt, zyt meer dan eene Moeder voor my geweest. Ik heb meermaalen gedagt, dat zy, die myne Moeder is, in eene andere Familie zou overgaan. Dit is geene moedgeevende omstandigheid, en ik heb geen regt, om 'er my tegen te verzetten. Ik zal nooit ophouden voor haar welzyn te bidden; doch kan niet toestemmen in my te koop te veilen; ik kan nooit vergeeten wat gy my geleerd hebt, dat ik aan de Vrouwlyke
Kieschheid verschuldigd ben’
Traanen van vreugde biggelden uit de oogen van Mejuffrouw cooper. terwyl haare Kweekeling deeze haare gevoelens uitte. Zy verheugde zich ten hoogsten, dat eliza ongenegen was, haar te verlaaten, schoon haare steeds toeneemende zwakheden haar gezelschap min begeerlyk moesten doen worden, voor iemand van die jaaren; haare betuigingen van dankbaarheid deswegen drongen diep in de ziel haarer jeugdige Vriendinne.
Omtrent twaalf Maanden daar naa, had Mejuffrouw cooper het ongeluk, dat zy van de trappen viel, en zich droevig bezeerde; een heftige koorts volgde, en men wanhoopte aan haare opkomst. Eliza paste haar bestendig op. Zy liet zich bezwaar- | |
| |
lyk beweegen om de kamer te verlaaten, tot het neemen der verkwikkingen, welke de Natuur vorderde. Zy hadt een Ledikantje geplaatst by dat haarer veege kranke Weldoenster; doch zy bragt een groot gedeelte van den nagt door, in haar op te passen. Eindelyk kwam het beslissend oogenblik, wanneer deeze Christinne de opbeurende vertroostingen ondervondt van een welbesteed leeven. Zy riep eliza tot zich, en sprak: ‘Myne dierbaare Vriendin! het smert my, uw gevoelig hart zo zeer aan te doen, maar ik voel myne kragten zyn ten einde. Welhaast zal ik van dit voorbygaand tooneel verdwynen. Ik voel geen smerte, dat ik het moet verlaaten, dan alleen uwenthalven. Om uwen wil zou ik kunnen wenschen langer te leeven; althans zo lang te leeven, dat ik u op deeze wereld gelukkig gevestigd zag. Dan, wy moeten ons onderwerpen aan den Godlyken Wille. Ik beveel u aan dat Weezen, 't geen niet zal nalaaten een Vader te zyn van eene deugdzaame Wees. Gy hebt geleerd, uw geheel vertrouwen op hem te stellen. Verlaat hem niet, en gy zult in alle beproevingen staande kunnen blyven Bedroef u niet te zeer over my. Maar hou my steeds in gedagtenisse, en troost u met het denkbeeld, dat is sterf in de vrolyke hoop des Eeuwigen Leevens!’ - Hier op onderrigtte deeze uitmuntende Vrouw eliza, dat een gedeelte haarer middelen met haar in 't graf daalde, maar dat zy het overschot, naa het betaalen eeniger Legaaten, geheel aan haar liet, bedraagende omtrent 4000 P. St., dat zy twee Heeren van uitsteekende Characters aangesteld hadt tot Uitvoerers van haar laatsten Wil, en haar aan hunne bescherminge aanbevolen; dat zy beurtelings aan de Huizen dier
Heeren haar intrek kon neemen, tot dat haar Broeder charles geordend was, wanneer zy hoopte, dat zy zamen mogten woonen. ‘god zegene myn Kind!’ vervolgde zy met stervende lippen, ‘wy zullen elkander weder ontmoeten, om nooit te scheiden!’ Hier begaf zich haar stem; doch op haar gelaat was de zagte bedaardheid van Geloof en Hoop zigtbaar. Eliza kon geen woord spreeken, en in weinig oogenblikken blies haare Weldoenster den laatsten adem uit, zonder eenigen zigt- of hoortaaren doodsangst.
De ontsteltenis van eliza valt gemaklyker te begrypen dan te beschryven. De twee Heeren, aan wier bescherminge zy was aanbevolen, waren de Eerw. Heer watson, een Geestlyke in de Nabuurschap, en de Heer harris, een Regtsgeleerde, die zich meest in de Stad onthieldt. De Eerw. watson vervoegde zich terstond by eliza, en verschafte haar allen troost, dien een deugdzaam hart kan opleveren Maar hy wilde de vertroosting van de Vriendschap' niet tegen de eerste ontroeringen der droefenisse zetten: deeze laatste begreep hy moesten bedaaren, eer
| |
| |
men na de eerste kon luisteren. Hy gaf, derhalven, de noodige bevelen tot de Lykstatie, en verzogt eliza hem na zyn Huis te vergezellen. Hy boodt haar zyne Vrouwe aan, die van eene voorbeeldlyke Godsvrugt was, doch tot het zwaargeestige overhelde: haar éénige Zoon hadt, door zyn ongebonden gedrag, de hoop zyner al te toegeevende Ouderen verydeld. Mejuffrouw watson kon het wonderwel vinden met haare jonge Gast; doch geneegen, door het diep gevoel van haar eigen leed, de dingen van de donkerste zyde te beschouwen, belette zy eliza misschien om die maate van kloekmoedigheid te betoonen, welke haar voorheên in staat stelde, om zich boven onheil te verheffen. De Eerw. watson, althans in dit begrip vallende, dagt dat een woeliger leeven met meer verscheidenheids geschikter zou weezen, om haare droefenis te verzetten, dan het gezelschap zyner Huisvrouwe, die zelve onder den last des druks gebukt ging. Dewyl eliza van den Heer harris eene uitnoodiging ontvangen hadt, om den Winter by hem in de Stad door te brengen, stondt de Eerw watson zulks gereedlyk toe, en bragt zelve haar na de Stad.
De Heer harris reeds vry hoog bejaard, woonde de Pleitzaal niet meer by: hy ontving eliza met de betooning van de edelmoedigste Vriendschap. Zyne eerste Vrouwe was eene Boezemvriendin geweest van Mejuffrouw cooper; deeze hadt van diens tweede Vrouwe zeer weinig geweeten; doch uit het braaf Character van den Heer harris beslooten, dat zyne tweede keuze niet onvoegelyk zou geweest zyn, en eliza by haar eene goede gelegenheid aantreffen, om veilig ter beschaafde wereld ingeleid te worden. Maar, helaas! de tegenwoordige Mevrouw harris was, in de meeste opzigten, het tegenbeeld van zyne geweezene maria. Vry eenige jaaren jonger dan de Heer harris, hadt zy min op de Deugden van dien Heer gezien dan op diens Middelen. Zy hadt hem getrouwd, met geen ander oogmerk, dan om den ruimen teugel te slaaken aan 't geen men verkeerd den naam van Vermaak geeft; en deedt hem welhaast begrypen, dat zy zich geen regels in de uitgave van geld zou laaten voorschryven. Inzonderheid gaf zy vóór smaak in Muzyk te hebben, en hieldt menigmaalen Concert aan haar eigen Huis. Den eigen avond, dat eliza kwam, was zy gegaan om het Benefit by te woonen van een beroemd Speeler. Zy zag haar, derhalven, niet voor 's anderen daags 's morgens. Eliza at 's avonds met den ouden Heer, die wonder in zyn schik was met het goed verstand en de zedigheid zyner Gaste.
Mevrouw harris verwelkomde 's morgens eliza zeer beleefd, en verbeeldde zich, dat zy, op geene mogelyke wyze, haar beter zou kunnen overtuigen van haare genegenheid te haarwaarts, dan door op te haalen, welk eene verscheidenheid van Vermaaken zy voorhadt haar aan te doen. Overeenkomstig hier
| |
| |
mede hadt zy eliza, in 't verloop van weinig dagen, rond geleid na de meeste plaatzen van openbaar Vermaak. - De tooneelen van Uitspanning, door eliza nu bezigtigd, waren verre van haar te behaagen, die gewoon was aan een afgezonderd leeven, en met genoegen geluisterd hadt na de deftige gesprekken der verstandigen en deugdzamen. Dan, hoe zeer voelde zy zich geërgerd, als zy ontdekte, dat Mevrouw harris de Pligten van den Sabbath verzuimde, welke zy altoos geleerd hadt heilig te onderhouden. Zy liet ook geenzins naa, eliza's begrippen van den Godsdienst als verstandloos te belachen. Eliza liet zich, egter, niet overhaalen, om een van Mevrouws Zondagspartyen by te woonen, en de Heer harris, schoon hy geen moeds genoeg bezat om den stroom der Ydeltuitinge aan zyn eigen huis te stoppen, moedigde zyne jonge Gast aan, om op de paden van Godsvrugt en Deugd te blyven wandelen, en ging Zondags met haar na de Kerk.
Eens uit de Kerk komende, vondt eliza Brieven van haare Broeders, die toen met een Fregat te Plymouth lagen. Ze wer den haar overgegeeven door den Heer nugent, Luitenant op 't zelfde Schip, door haare Broeders in die Brieven ten hoogsten aangepreezen. Eliza liet deeze Brieven aan den Heer harris zien, die terstond den Luitenant op 't vriendlykst verwelkomde, en verzogt, geduurende zyn verblyf in de Stad, dit Huis als 't zyne aan te merken. Welhaast tradt Mevrouw harris binnen, en verzogt dat eliza zich wilde aankleeden, tot het bywoonen van een Concert, 't welk zy dien avond aan haar eigen Huis zou geeven. Eliza verzogt vergeefs hier van verschoond te mogen blyven. Mevrouw harris lachte met eliza's deftigheid en nauwgezette begrippen, en begeerde met allen ernst, dat zy zich op de beste wyze zou optooijen: dewyl zy dien avond verscheide zeer fraaije jonge Heeren wagtte. ‘In de daad,’ sprak zy ten besluite, ‘ik kan u niet verschoonen van de Party by te woonen; de Heer james cliffort, die u eergisteren in de Opera zag, sprak van u met verrukking; hy zal hier komen: hy is een Heer van Middelen wel waard dat gy hem lokt; ik verzeker het u’ - Eliza antwoordde, dat Eertytels en Rykdommen by haar niets aantreklyks hadden, en verzogt Mevrouw harris nogmaals, dat het haar mogt vrystaan, den avond door te brengen, op eene wyze, meer overeenkomstig met haare opvoeding. Alles deedt niets uit, eliza moest bukken. 't Was voor haar een avond van verdriet. De Heer james cliffort was een schoon Man, fraay in 't voorkomen, en meester in alle de kunsten, om het hart der bedag looze Schoonen in te neemen; doch niets van alle zyne kunstenaaryen hadt eenigen indruk op
eliza; de lustige Jonker gevoelde de kwelling, dat een Landmeisje zich onaandoenlyk toonde voor zyne bevalligheden, en de voorkeus
| |
| |
gaf aan het stugge gesprek van een Zee-Officier, zonder tytel, zonder middelen.
Eenige weinige weeken verblyfs in de Stad overtuigde eliza, dat zy geen geluk kon vinden in tooneelen, op welke Dwaasheid en Verkwisting de hoofdrollen speelden; zy zugtte menigmaal om de vreedzaame verblyven van Deugd en Onschuld. De Heer nugent kwam 'er dikwyls aan Huis, en overtuigde haar, door zyn geheel gedrag, dat haare Broeders niet te hoog van hem hadden opgegeeven. Eliza ontdekte aan deezen braaven Jongeling haar wensch na een stiller leeven; een wensch, dien hy hoogst goedkeurde en aanmoedigde. - Zy schreef, dienvolgens, aan den Eerw. watson, en verzogt hem iets uit te denken, om haar te verlossen van dit tooneel van verwildering, 't welk zy, haars ondanks, moest bywoonen. Welhaast kreeg zy antwoord van deezen waardigen Man, waarin hy haar berigtte, dat hy de volgende week in de Stad zou komen, en verwagtte dat zy dan gereed zou weezen om hem na 't Land te rug te vergezellen.
Eliza deelde deeze kundschap mede aan Mevrouw harris, die dezelve met de duidlykste merktekenen van afkeuring ontving. 't Speet haar, dat eliza haar Huis zo onaangenaam vondt, dat zy het 'er niet één Winter kon uitharden. ‘Nogthans,’ sprak zy, ‘Mejuffrouw bentley, zal 'er naastkomenden Woensdag in het Pantheon eene Masquerade zyn, daar gy voorzeker heen moet; gy kunt een Kleed neemen, 't geen gy verkiest.’ Te vergeefs bragt eliza haare onbekwaamheid, om eenig Character uit te houden, in 't midden, en dat zy den geheelen tyd ongelukkig zou weezen, als mede dat Mevrouw harris als dan geen vermaak zou hebben. Niets kon baaten. Mevrouw harris hadt beslooten haar mede te neemen na eene Plaisierparty, waar op zy zelve zo zeer gesteld was. - ‘Wel dan,’ zeide eliza, ‘gy hebt my toegestaan een Masquerade-kleed te neemen, welk ik verkies, en, onder die voorwaarde alleen wil ik gaan. De Heer harris moet toestemmen, dat hy gekleed worde als een blinden Bedelaar, en ik zal voor zyne Vrouw speelen. Ik zal hem by den arm houden, en niet loslaaten.’ - Goed, sprak Mevrouw harris, 't is een grillig begrip: doch het staat my wel aan. Ik heb voor eene Abdisse te verbeelden, en dus kunt gy wel opmaaken, dat ik geen gemeenschap met Bedelaars zal houden.
Men sleet den tusschentyd op een aangenaamer wyze: want eliza was gelukkig in het denkbeeld, dat zy welhaast na den Eerw. watson zou wederkeeren. Zy toonde zich 's avonds te vooren zeer vrolyk. Nugent was by haar, en kon niet nalaaten dit op te merken. Zy berispte 'er zich zelve over, en betuigde met een zugt, ‘ik wenschte dat de Avond van morgen wél voorby was. Ik oordeel niet wel gedaan te hebben, met
| |
| |
toe te staan om myzelven dus te hervormen.’ - Nugent antwoordde, dat hy hoopte zy zou vermaak hebben; doch zeide niet dat hy 'er zou tegenwoordig weezen. Eliza vondt zich te leur gesteld en was het overige van den avond stiller.
De Masquerade-avond kwam. De Heer harris vertoonde den blinden Bedelaar uitsteekend; doch de arme eliza beefde dermaate, dat zy de ondersteuning, welke zy meende te geeven, zelve moest ontvangen. Welhaast bevonden zy zich door Gemaskerden omringd, er alles scheen haar toe verwarring te weezen Deschoonheid van haar weezen en gestalte wierden door het Bedelaarspak niet verdonkerd; eenigen wilden haar vergeefs overhaalen, om den ouden Man te verlaaten, en mede te dansen; maar niets kon haar beweegen hem één oogenblik te verlaaten. Een Matroos, met één arm, sprak-hun aan, en verzogt, dat hy deezen avond, zeer ongelukkig geweest zynde, met hun mogt deelen. - ‘'t Is hard,’ antwoordde eliza, ‘van den armen iets te vraagen; doch ik hield altoos veel van Zeelieden. Ik zal u iets van onze armoede geeven.’ - Dank heb uwe goedheid; dit doet my goed aan myn hart. Ik heb nog eén arm behouden, en zou dien waagen in voor u te vegten. - ‘Ik hoop,’ sprak eliza, ‘dat dit niet noodig zal weezen, Vriendschap!’ Hierop geraakte zy weder in den drom vermengd.
Een Persoon, in de kleeding van den Grooten Heer gedoscht, kwam vervolgens by eliza, en zeide, dat ze eene plaats in zyn Serail waardig was. Geef my, oude Man, uw Wyf; ik zal 'er u ryklyk voor beloonen. - ‘Neen, myn Heer, ik zou haar voor de geheele wereld niet geeven.’ - Veragtlyke Slaaf! weet gy tegen wien gy spreekt? Lyfwagts, voert haar van hier. - Vier Gemaskerden, in Turksche Kleeding, vallen hier op eliza aan, en dewyl zy zich digt by de deur bevonden, bragten zy haar, ondanks haar gillen, in een Koets, welke ten dien einde stondt te wagten. De Groote Heer tradt 'er naa haar in, en alles ging met zo veel verhaastings toe, dat de Koets weg reedt, eer iemand tusschen beiden kon komen, om de schoone Bedelaare se te verlossen. De Heer harris, die eliza de zuiverste vriendschap toedroeg, riep sterk, en by herhaaling, om zyne Knegts; doch zy waren niet by de hand. Mevrouw de Abdisse viel in flaauwte. Alle haare Bekenden stonden verbaasd over deeze mishandeling; maar niemand kon gissen, wie de stoute pleeger was van dit schendig stuk.
Eliza, half buiten zichzelven, schreeuwde vrugtloos luidkeels. Het gerammel der wielen, en het straatgeraas, maakten dat zy niet kon gehoord worden, en eindlyk bezweem zy, geheel afgemat door vermoeienis. Zy was buiten zichzelven tot de Koets stil hieldt. Toen men haar 'er uit zou haalen, deedt de buitenlugt haar tot zichzelven komen. Als zy weder voorwer- | |
| |
pen kon onderkennen, was de eerste Persoon, dien zy zag, de Matroos, met welken zy, een half uur geleden, op de Masquerade gesprooken hadt. Hy vondt zich bykans buiten adem, door het loopen; maar na den Man toevliegende, die eliza vasthieldt, beval hy, dat deeze haar terstond zou loslaaten, en overtuigde zyn Party welhaast dat hy twee armen tot zyn dienst hadt. De trotsche en verwoedde Turk zeide, dat de Juffrouw zyne Zuster was. ‘Dat hegt gy, Bloodaart!’ sprak de ander, ‘zy is de Zuster van een braaver Man dan gy, en die u zeker, was hy hier tegenwoordig, zou straffen Ik ben zyn Vriend, en zal deeze Onschuldige verdeedigen, met gevaar myns leevens.’ - Onbeschofte Knaap, zeide de Turk, wie zyt gy, dat gy my in myne vermaaken durft stooren! - Dit zeggende, trok hy zyn zwaard, en zwaaide 't zelve met zyn eene hand, terwyl hy met de andere eliza vasthieldt. Zy bezweem weder, van schrik overmand. De Matroos trok ook van leer, en wondde den Turk in zyne zyde. Hy liet eliza los, tradt eenige passen te rug; doch zich herstellende, viel hy op zyn Party aan, en stak hem in den arm. Ten deezen stonde kwam de Wagt op de been, en twee Heeren, die voorby gingen, zonden om den Chirurgyn.
De Groote Heer bloedde sterk, zyn Masker viel af, en men kende hem voor den Heer james cliffort Hy werdt in 't huis gebragt, waar hy ten oogmerk gehad hadt eliza in te brengen, die nu weder bygekomen, zich na haaren Verlosser wendde, dien zy vondt de Luitenant nugent te weezen. Haare verbaasdheid en dankbaarheid overstelpten haar bykans. Zy bezweem byna voor de derde keer; doch hy onderschraagde haar met zyn éénen arm, en verzogt, dat 'er om een Koets gezonden mogt worden. Gy moet niet van hier gaan, zeiden de Wagts, gy hebt een Heer gewond, en moet onze gevangene blyven. - ‘Maar,’ voerde hy hun te gemoet, ‘deeze Dame heeft geen kwaad gedaan; gy wilt Haar zeker niet mede gevangen houden. Wat my betreft, ik ben gereed te gaan waar het u behaagt; ik vogt nooit in eene zaak, over welke ik my behoefde te schaamen.’
De Chirurgyn kwam; men verhaalde hem het geval. Zyne menschliefde spoorde hem aan, om den Heer cliffort eerst te helpen, schoon hy deezen overtuigde, dat hy de schuldige persoon was; doch diens wond niet gevaarlyk vindende, keerde hy weder na eliza, die zich nog met de Wagts omzet vondt; en naa nugent's arm verbonden te hebben, gaf hy zyn woord van eer, om de Dame te brengen waar zy verkoos. Een Koets kwam, en eliza ging met den Chirurgyn in dezelve, nugent in bewaaring laatende.
De Heer en Mevrouw harris waren juist 't huis gekomen, toen eliza aan de deur kwam. De eerste beklaagde zich over
| |
| |
de onmagt zyner hooge jaaren, de laatste over haar onbetaamelyk dringen, dat eliza na de Masquerade zou gaan. De lieve Maagd wilde na hun toe ylen; doch zeeg, buiten staat om een enkel woord te spreeken, op den eersten stoel neder De Chirurgyn verhaalde alles wat hy wist, en raadde den Heer harris, dat deeze met hem zou gaan, om Borg te weezen voor den Verlosser van de jonge Juffrouw. - De Heer harris, de noodige beschikkingen omtrent zyne Vrouw en eliza gemaakt hebbende, die terstond na bedde gingen, vertrok met den Chirurgyn. Binnen kort keerden de beide Heeren weder.
Eliza kreeg de koorts van den schrik en de uitgestaane vermoeienis, en tien dagen lang wanhoopte men aan haare herstelling. Op den elfden dag bevondt zy zich wat beter. De Eerw. watson stondt by haar bed, als zy weder tot zichzelven kwam. Hy was gekomen om haar, volgens zyne belofte, na 't Land mede te neemen. Hy verliet haar niet voor dat zy buiten gevaar was. Hy vondt zich toen genoodzaakt na zyne Pastorie weder te keeren; hy beval haar aan 's Hemels hoede, hoopende haar te zien zo ras zy in staat zou weezen de reis aan te neemen.
Nugent hadt, geduurende haare ziekte, den meesten tyd aan 't Huis van den Heer harris doorgebragt. Zyne bekommerden ongerustheid overtuigden den Heer harris, dat eliza een diepen indruk gemaakt hadt op zyn waardig hart. Toen zy beterde, zat hy menigmaal by haar, en las dikwyls om haar te vermaaken. Zy herstelde schielyk, en zy scheenen allen wederom gelukkig.
De Heer james cliffort was ook meest gebeterd, en schreef een zeer boetvaardigen Brief aan Mevrouw harris, de beste verdeediging, welke hy kon inbrengen voor zyn gepleegd wanbedryf, hunne vergiffenis verzoekende, met betuiging in 't slot, dat, daar Mejuffrouw bentley zyn hart volkomen bezeten hadt, zints het eerste oogenblik dat hy het geluk hadt haar te aanschouwen, hy thans zyne Hand en Middelen, op de eerlykste wyze, haar aanboodt, en, indien zy zich verwaardigde die aanbieding aan te neemen, zou het de betragting zyns geheelen leevens weezen, haar vergoeding te doen voor alles, wat zy, om zynen wil, geleden hadt. - Mevrouw harris stondt verrukt. Zy oordeelde het niet mogelyk, dat eenige jonge Juffrouw zulk eene aanbieding van de hand kon wyzen. - Eliza nogthans, dagt anders. Zy verzogt den Heer harris een antwoord te schryven; vast beslooten hebbende den Heer cliffort nimmer weder te zien. Zy stondt hem toe den Baron van haare vergiffenis te verzekeren; doch voet de 'er by, dat zy nimmer kon denken om een Man te trouwen, die bekwaam geweest was tot zulk eene mishandeling; dat zy nog te jong was om te denken aan eene verwisseling van staat, dat
| |
| |
haar smaak en neigingen zo veel van de zyne verschilden, dat zy nooit gelukkig met elkander zouden kunnen weezen
Weinig dagen daar naa, vertrok eliza na den Eerw. watson, vergezeld van haaren Broeder charles en den Heer nugent. Allerheuscht werden zy ontvangen door deezen waardigen Geestlyken en diens Huisvrouw. Charles ging weder na de Hooge School. Nugent moest na boord, op eene verre reize. Hy kwam met een gelaat, waar op de droefenis getekend stondt, afscheid neemen van eliza. De lieve Maagd kon haare traanen niet bedwingen. ‘Ik ben,’ sprak zy, ‘veel aan u verschuldigd; ik kan het u nimmer vergelden... Ik beef, wanneer ik 'er aan denk wat 'er van my, zonder uwe tusschenkomst, zou geworden weezen.’ - Myne dierbaare Vriendin, zeide nugent, ik deed niets meer dan myn pligt. Beloof my, dat gy zomtyds eens aan henry zult denken. Nooit wenschte ik om Rykdom, dan op dit oogenblik. Misschien is het onedelmoedig in my, u te verklaaren, dat ik u aanbid; want, helaas! ik heb niets om u aan te bieden; van myne vroegste jeugd by de Zee opgewiegd, heb ik veel ongeluks geleeden. Ik kan zo zelfzoekend niet weezen, dat ik u daar in zou wenschen ingewikkeld te zien. Ik moet u verlaaten, en zal moeten hooren, dat gy gelukkig zyt met een ryker en verdienstlyker Man, dan ik. - ‘Nooit,’ zeide eliza, met eenige driftvervoering. Hy zag haar sterk aan; zy bloosde, en sprak met een gedwongen glimplach: ‘Ik ben te jong, om na dergelyke gesprekken te luisteren; doch, in de daad, ik zal u nooit vergeeten. Ik zal, door myne Broeders, by wylen, wel iets van u hooren. Vaar wel,
nugent; denk niet dat ik immer ondankbaar kan weezen.’ - Zy gaf hem toen Brieven aan haare Broeders, wenschte hem goede reis, en rukte zich van hem af.
Geduurende drie Jaaren, welke eliza ten huize van den Eerw. watson sleet, was zy het vermaak des geheelen Gezins, en bragt veel toe, om de zwaargeestigheid van Mejuffrouw watson te verdryven. Haare Vrienden in de Oost - Indiën waren op haar verstoord, om dat zy geweigerd hadt over te komen, en schreeven haar niet meer. Zy voelde deeze versmaading; doch hadt 'er zich eenigermaate tegen gewapend.
Het Schip, waar op haare Broeders en de Heer nugent waren uitgevaaren, kwam na eene lange en ongelukkige reis binnen. Zy hadden veel van de Manschap verlooren, en veele gewonden bekomen in een gevegt met een Algerynschen Kaaper. Onder allen hadt de ongelukkige nugent, met de daad, een arm verlooren. Moedeloos en vermagerd kwam hy in de Stad, vergezeld van de twee bentleys. De laatsten gingen onmiddelyk na het Huis van den Eerw. watson, en hadden ras het genoegen, om eene Zuster te zien, van welke zy zo lang gescheiden geweest waren. De ontmoeting was zeer aandoenlyk.
| |
| |
Toen de eerste vervoering over was, zag eliza rond, zeggende: ‘Doch waar is uw Vriend? Ik had gehoopt hem geluk te wenschen met zyn behoudene t'huiskomst.’ - Arme Jongen! zeide robert, myn hart bloedt zynent wege; hy bemint u. myne waarde Zuster, smoorlyk; doch hy betuigt, voor u niet te durven verschynen; hy heeft, in de daad, een arm verlooren, en is in zyn aangezigt beschadigd. - ‘En denkt gy,’ viel eliza hem in de reden, ‘dat ik hem, om die oorzaake, minder zou agten? Hy vogt voor my, toen hy in staat was, en 't is myn pligt, hem nu op te passen. Oordeel over myne aandoeningen, volgens de edelaartigheid van uwe eigene, en zeg hem alles, wat gy met de kieschheid van uwe Zuster bestaanbaar oordeelt.’ Edeldenkende Zuster! zeide robert, Edeldenkende Zuster! herhaalde george, hy zal morgen hier weezen.
Dien avond werdt 'er een Boode na hem afgevaardigd, en hy kwam den volgenden dag. Hy was, in de daad, zeer veel verouderd. Eliza stondt versteld, toen hy ter kamer intradt, en dit vermeerderde zyne verlegenheid Maar zy rees terstond op, om hem te ontmoeten, en zeide, hem haare hand toereikende: ‘Gy hebt, waarde Vriend, my bekommerd gemaakt, door het uitstel, om my te komen zien, van wegen de ongelukken u wedervaaren. Ze smerten my: maar hebben u dierbaarer in myne oogen doen worden.’ - Dan, sprak hy, zal ik ze een zegen noemen; en hy drukte eliza aan zyn hart. Een traan liep by zyne door de zon verbrandde wangen neder. Eliza droogde dezelve af, zeggende: ‘Wy zullen niet weder scheiden: gy zult, indien het u behaagt, nooit weder na Zee gaan.’ - Anderwerf drukte hy haar aan zyn kloppend hart. Hoe kan ik, zo misvormd als ik ben, my aanbieden aan eene zo volmaakte Engelin! - ‘Spreek zo niet, myn waarde nugent,’ hervatte eliza, ‘ik ken ten vollen de edelaartige aandoeningen van uw hart, en daarom moet ik voor ééns de regelen, door de welvoeglykheid aan myne Sexe voorgeschreeven, verbreeken, en my zelven, zo als ik ben, u aanbieden. Gy zult, myn henry, my daarom niet minder lief hebben?’ - Nugent wierp zich voor haare voeten neder; hy smeekte den Hemel, dat dezelve de beste Zegeningen over haar zou uitstorten. Hy was geheel verrukt van blydschap; hy gaf die in weinig zamenhangende woorden te kennen; doch zy behaagden eliza, die hem op het tederst beminde
Genoeg is het verder op te tekeren, dat de Heer nugent binnen weinig weeken zyne gezondheid en kragten weder kreeg; dat zes maanden daar naa de Eerw. watson de twee Gelieven vereenigde, die een Huis, niet verre van hem betrekken, waar zy nu als een voorbeeld van Huwelyksgeluk leeven; en, schoon hun inkomen niet ruim is, geeven zy hunne Kinderen eene goede
| |
| |
opvoeding, door spaarzaamheid het gebrek des overvloeds vervullende. - Een Bloedverwant van den Heer nugent, die, zo lang hy leefde, geen werk van hem maakte, is onlangs gestorven, en heeft dit Paar een ruimer inkomen door zyne Erfmaaking geschonken: waar van zy geen gering gedeelte aanleggen, om de armen in hunne nabuurschap te ondersteunen. Volmaakt gelukkig met elkander, hebben zy de bykomende voldoening, dat zy geagt en bemind zyn by lieden van allerlei rang, rondsomme.
|
|