Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 567]
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Euängeli of Levensbyzonderheden van Jesus Christus. Naar het Grieksch van Joannes. Door Y. van Hamelsveld. Te Amsterdam, by M. de Bruijn, 1789. In gr. octavo.In de behandeling van dit Euängelie vertoont zich de arbeidzame geest van den Heer van Hamelsveld, op ene soortgelyke wyze als in die der voorigen; en de beöefenaers der Euangelieschriften zullen t'over reden vinden, om hem, in de voortzetting van zyn taak, aen te moedigen. - Daer we reeds een en ander stael zyner maniere van uitvoering, in 't overzetten en ophelderen, bygebragt hebbenGa naar voetnoot(*), dacht het ons goed, nu eens een ander soort van voorbeeld zyner schryfwyze mede te deelen, en den Lezer 's Mans bericht, wegens den aert en 't oogmerk van dit Geschrift van Apostel Joannes voor te dragen. ‘De Euängelist geeft hier, (zegt hy,) geene aaneengeschakelde levensgeschiedenis van jesus; hij onderstelt veel meer dezelve, als aan zijnen Lezer bekend, uit de overige Euängelisten, en kipt alleen bijzondere wonderdaaden, en eenigen van de zaakrijkste gezegden en redenen van jesus uit. Onder de eersten kiest hij zulken uit, die aanleiding gaven tot uitvoerige redenen van jesus, of gedeeltelijk ook zulken, welke een bijzonderen invloed hadden op de lotgevallen van jesus, en ter verklaaring en opheldering van zijn leven en lotgevallen dienden; onder de laatste meldt hij ons de langste en gewigtigste, en zulks op die wijze, dat zich de geest en het karakter van jesus geheel duidelijk, en bij uitnemendheid, daarin vertoont, en in zijn godlijk licht verschijnt. Hij schetst ons tot de kleinste, maar zeer gewigtige trekken van jesus redenen, toe, het welk hem niet | |
[pagina 568]
| |
zelden van de overige Euangelisten onderscheidtGa naar voetnoot(*). - Tevens volgt hij gemeenlijk de tijdorde het naauwkeurigst van alle de Euängelisten. Zijn oogmerk, bij het opstellen van deze uitmuntende bijzonderheden van jesus leven en daaden, betrof niet zoo zeer de groote menigte van in het oog vallende en verbaazing werkende wonderen; hij zegt zelf op het einde van dit Euängeli, dat derzelver aantal zeer groot was, te groot, om elk afzonderlijk beschreven te kunnen | |
[pagina 569]
| |
wordenGa naar voetnoot(*); - maar het doel, waarop alle deze bewijzen van bovenmenschlijk vermogen zagen, en welk ook het hoofddoel van joännes in dit zijn Euängeli was: “Jesus is de christus, de messiäs, de zoon van God; hij was bij God, ja zelf God; hij was, en hadt zijn bestaan vóór de wereld; hij was in de wereld werkzaam, eer die hem kende; hij heeft voor haar, voor het menschdom gedaan, het geen hij, en hij alleen, doen kon; hij verdient daarom, dat de wereld in hem gelooft, hem als de zoon van God eerbiedigt, om, door het geloof in hem, tot een waar eeuwig-gelukkig leven geleid te worden.” - Dit wilde joännes toonen en bewijzen, en hij doet het ook in de daad! Het kan zeer wel zijn, dat hij, ondergeschikt aan deeze hoofdbedoeling, nog eenige bijzondere oogmerken gehad hebbe, in het schrijven van dit Euängeli. Dus zegt ons de oudheid, dat hij den verderflijken dwaalgeest cerinthus in het bijzonder zou hebben wederlegd met dit Euängeli; en meer soortgelijke dweepzuchtigen, die van onderscheiden uitvloeisels uit het Godlijk Wezen droomden, welken zij het woord, het licht, het leven enz. noemden. Ook is het zeker, dat 'er onder de leerlingen en aanhangers van joännes den Dooper gevonden zijn, welken dezen hunnen meester voor den messias, en voor hooger en grooter dan jesus hielden, en geen recht denkbeeld van het oogmerk zijner zending hadden: men vindt zelfs nog heden zodanige Leerlingen van joännes in het Oosten, bijzonder in die landstreeken, daar eertijds Galileën lag, welke met soortgelijke denkbeelden veel op hebben, en ook de bewoordingen van leven, licht enz. veel gebruiken. Wie zal nu ontkennen de | |
[pagina 570]
| |
mooglijk- ja waarschijnlijkheid, dat onze joännes ook deze dwaalingen bedoelt te keer te gaan? voornaamlijk, nadien hij, in zijne Inleiding, Hoofdst. I. 1-18. opzetlijk aantoont, dat jesus, en niet joännes de Dooper, de LogosGa naar voetnoot(*), het leven, het licht is, en zulks door het eigen getuigenis van den grooten Dooper bevestigt. - | |
[pagina 571]
| |
Dus kan de toestand van zijn tijd den Euängelist aanleiding hebben gegeven tot zijdelingsche bedoelingen, ondergeschikt aan zijn hoofdoogmerk; ondertusschen hebben dezelven geen wezenlijken invloed op ons gebruik van zijne Schriften.’ |
|