Croli, die haar, onder een en ander voorwendzel, te vrede stelt, wegens het agterblyven van zyne Famille; tot dat zy, eindelyk verneemende, hoe men openbaar verspreidde, dat zij te zamen eene onbetaamelyke verkeering hielden, eerst een gepleegd bedrog begint te vermoeden. - Zulk een gedrag, zou men mogen zeggen, was verschoonelyk in eene gedwongen Kloosternon, die de Waereld naauwlyks, en vooral de groote Waereld, niet had leeren kennen; maar dit is het geval van Isabella niet. - Haar overige gedrag omtrent Croli, die zyn laag en schandelyk oogmerk vervolgens duidelyk ontdekt, is pryzenswaardig; en haare brieven aan Mevrouw Croli en derzelver Zoon duiden een deugdzaam hart aan, dat zig jammerlyk heeft laaten verleiden. - Uit het slot der Geschiedenisse verneemt men eindelyk, met een gevoelig genoegen, dat Isabelle, in een Italiaansch Koopman, een braaven beschermer vondt, die al haar vertrouwen waardig was; en dat zelfs eenige goede vrienden van Croli, medelyden met haar hebbende, te wege hielpen brengen, dat zy van den Paus verlof erlangde, om zig weder in een Klooster te begeeven.
Het zedelyke doelwit van deeze Roman wordt dus uitgedrukt. - ‘Eene deugdzaame ziel, door de hevigste hartstogt besprongen - aan alle de aanlokselen der verleiding bloot gesteld, voor de magt deezer vyanden te zien bukken, doet genoegzaam 's menschen zwakheid en onvermogen kennen, om alle deeze schoone uitnoodigingen te leeren vermyden, en het onheil, dat daar aan verbonden is, te ontvlieden. - Terwyl de zegepraal der belaagde en byna geheel verleide deugd, op het oogenblik van haare overwinning, zo roemrugtig behaald, de lust zal inboezemen, om haar steeds te waardeeren, nimmer uit het oog te verliezen, en voor den ontaarden krenker van dezelve de billyke verontwaardiging te doen gevoelen.’ - Het laatste gedeelte stemmen wy van ganscher harte toe; doch, om die leering in te drukken, was 't niet noodig Isabelle zo onvoorzigtig te doen handelen: en 't denkbeeld; dat wy daar uit 's menschen zwakheid en onvermogen leeren kennen, komt ons niet aanneemelyk voor. - 'Er heerscht in verscheiden Romans eene soortgelyke denkwijze, en men ontmoet dezelve maar al te veel in de menschlyke zamenleeving; welke ons ontdekt, dat men 'er zig van bedient, tot een grondslag, om voor verkeerde handelingen te pleiten, of die ten minste te verschoonen; terwyl men zwakheid noemt, 't geen men aan onvoorzigtigheid, aan een mangel van oplettend bestier der hartstogten, heeft toe te schryven. Uit overyling, in eene hevige drift, een misstap te begaan, zou zwakheid mogen heeten; maar, na een herhaald overleg, eene hartstogt, die ten kwaade leidt, in te volgen, is geen zwakheid, maar eene buitenspoorigheid; welker pleeging men niet op de rekening van 's menschen zwakheid en onvermogen behoort te stellen; daar dezelve veeleer voortspruit uit 's menschen sterk-