Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 504]
| |
Staats- en Karakterkundige Byzonderheden, betreffende Fredrik den II, Koning van Pruissen. Uit het Hoogduitsch. Naar den derden Druk. Met Plaaten. Zesde en Zevende Deel. 's Gravenhage by I. van Cleef, 1789. In groot octavo, 498 bladz.
| |
[pagina 505]
| |
daadig Krygsbeleid kennen; men ziet 'er misslagen begaan, en men ontdekt hoe ze zomtyds, tot aller verwondering, door vernuft en moed te herstellen zyn. Van dit laatste gaf de Pruisische Vorst een by uitstek treffend voorbeeld, in den slag by Leuthen, op den 5den December 1757, toen hy zig manmoedig hield, in eene zeer hachlyke omstandigheid, en zyn ongeval schrander herstelde; naar uitwyzen van 't geen ons Archenholtsz deswegen meld. Het lot des Oorlogs, naamlyk, was den Oostenrykeren zo gunstig geweest, dat Silesien, voor den Koning van Pruissen, zo goed als verlooren scheen, en men vleidde zig reeds met een volkomen zegenpraal, toen de Koning, tegen hunne verwagting, nog met eene kleine armee, hen naderde, daar ze zig by Breslau verschanst hadden. Terwyl de Oostenrykers zig op hunne overmagt verlieten, en zyne onderneeming voor die van een wanhoopigen Vorst aanzagen, riep de Koning zyne Generaals en Stafofficiers byeen, en hield eene korte maar zeer nadruklyke reden. - ‘Hy stelde hun, (dus vervolgt onze Autheur zyn verhaal,) zynen ongelukkigen toestand voor, herinnerde hen aan de dapperheid hunner Voorvaderen, aan het bloed der gesneuvelde Krygslieden van hun volk, dat zy wreeken moesten, en aan den roem van den Pruisischen naam; tevens gaf hy zyn vast vertrouwen te kennen op hunnen moed, dienstyver en Vaderlandliefde, nadien zy den vyand thans aantasten, en hem zyne behaalde voordeelen weder ontrukken wilden. Door deeze aanspraak ontvlamde hy den geest zyner Krygslieden tot Enthusiasme toe. Eenigen schooten de traanen in de oogen; allen waren ontroerd. De voornaamste Generaals antwoordden in naam van den gantschen Heldenstoet, en beloofden den Koning, te zullen overwinnen of te sterven. Deeze geestgesteldheid verspreidde zich dra door de gantsche Pruisische Armee; en toen men bovendien hoorde, dat de Oostenrykers hunne voordeelige plaatzing verlaaten hadden, en de Pruissen te gemoet kwamen, hielden deeze den vyand zo goed als overwonnen. ‘Het was den 5 December, toen by het Dorp Leuthen, deeze veldslag, de grootste van onze eeuw, geleverd wierd. Alles was by de beide Krygsheiren verschillend. De Pruissen waren 30,000, de Oostenrykers 90,000 man sterk. De laatsten, vol vertrouwen op hunne geweldige macht, op hun reusachtig verbond, en op het | |
[pagina 506]
| |
bezit van het reeds half veroverd Silesien; maar de eerste, vol gerustheid op hunne krygskunde, en hunnen grooten aanvoerer. By de ééne Armee, door den onverhinderden toevoer, uit Bohemen, ondersteund, heerschte overvloed; by de andere was gebrek aan veele behoeften. De ééne had een lange rust genooten, de andere integendeel was door eene lange geforceerde marsch afgemat. De Oostenkers waren op deezen gedenkwaardigen dag alleen met gewoonen krygsmoed bezield, maar de Pruissen tot geestdryvery toe gestemd. Dus troffen de beide Legers elkanderen aan, in eene vlakte, die frederik niet beter had kunnen wenschen. De Oostenrykers stonden in onoverzienbaare verbaazende Linien, en konden naauwlyks hunne zinnen gelooven, toen zy de kleine Armee der Pruissen zagen aanrukken tot den aanvalGa naar voetnoot(*). Maar nu vertoonde zich het groot vernuft van frederik. Hy verkoos die schuinse slagorde, die den Grieken zo menige overwinning bezorgd had, en door middel van welke epaminondas de bykans onverwinlyke Spartanen overwon: eene schikking, die tot de meesterstukken der krygskunde behoort, en op dien grondregel rust, dat men meer Soldaaten op het hoofdpunt van den aanval brengt, dan de vyand; om de overwinning daar door als af te dwingen. Frederik maakte geveinsde beweegingen tegens 's vyands rechten vleugel, terwyl zyn oogmerk op den linker gericht was. Hy gebood, eene byzondere maneuvre te doen, die men wel by andere troepen nagebootst heeft, maar die, tot op den huidigen dag, alleen van de Pruissen, met de vereischte orde en gezwindheid, kan uitgevoerd worden. De natuur deezer Evolutie is, dat men eene Linie in veele benden deelt, deeze benden digt op elkander schuift, en de dus op een gedrongen massa van menschen zich laat beweegen. Frederik vond deeze soort van schikking uit; zy was eene navolging van de Macedonische Phalanx, die in zestig gelederen marscheerde, en streed, die veele eeuwen lang voor onverwinlyk gehouden werd, tot dat het zwaard der Romeinsche Legioenen ze verdelgde, en 'er van haar niets dan de naam overbleef. Dit dus geplaatst ligchaam soldaaten beslaat naar evenredigheid niet dan eene geringe ruimte, en vertoont van verre eenen heel wanordenlyken op | |
[pagina 507]
| |
een gehoopten klomp menschen. Doch 'er is slechts één wenk van den Bevelhebber nodig, of dit kluwen ontrolt zich in de grootste orde, en met eene snelheid, die eenen stortenden stroom gelyk is. Dus tastte frederik den linker vleugel der Oostenrykers aan, en wierp dien overhoop. Geduurig kwamen versche Regimenten, de genen, die over hoop geworpen waren, te hulp; doch men gunde hun geen tyd, om zich te formeeren; naauwlyks vertoonden zy zich, of zy wierden ook te rug geslagen. Het een Oostenryksch Regiment viel op het ander, de Linie werd uit een gescheurd, en de wanorde was onuitspreeklyk. Veele duizenden van het Keizerlyke Leger konden niet eens aan het schieten komen, maar moesten met den stroom voort. De sterkste tegenstand geschiedde in het Dorp Leuthen, dat met veele Keizerlyke troepen en Artillery bezet was. Hier by kwamen groote hoopen van vluchtelingen, die alle huizen en hoeken van die plaats vulden, en zich wanhoopig verweerden. Doch eindelyk moesten zy echter wyken. Hoe verschriklyk ook de wanorde by de geslagen Armee was, nogthans beproefden haare beste troepen nog eens, onder begunstiging van het terrein, stand te houden; doch de Pruissische Artillery sloeg hen dra op de vlucht, en hunne Kavallery, die op alle vleugels inhieuw, maakte gestadig gevangenen, by duizenden. By Rollin was het geen krygskunde noch dapperheid, maar de yzer spuwende werktuigen, geplaatst op ontoeganglyke hoogten, die het lot van dien dag bepaalden; maar by Leuthen besliste krygskunde en dapperheid alleen de overwinning. Men maakte op het slagveld 21, 500 gevangen, 6500 van de Oostenrykers waren dood of gewond, en 6000 Deserteurs liepen na den veldslag tot de overwinnaars over. Het verlies der Pruissen bedroeg 5000 dooden en gekwetsten. Het onmidlyk gevolg van deezen dag was de belegering van Breslau, welk, van de geslagen Armee sterk bezet, aan zyn lot overgelaten werd. Men richtte hier galgen op, voor de geenen die van overgave wilden spreeken; doch binnen veertien dagen ging ook deeze stad over, wanneer de Pruissen reeds alle schikkingen tot den storm gemaakt hadden; en de bezetting van 13 Generaals, 700 Onderofficiers, en 18, 000 man moest het geweer nederleggen. Hier werd een aanzienlyk Magazyn, eene menigte Voorraadwagens, en een Krygskasse van 144,000 gulden buit gemaakt. De Generaal ziethen, die de vyanden ver- | |
[pagina 508]
| |
volgde, had boven dien nog 2000 gevangens gemaaktGa naar voetnoot(*), en meer dan 3000 wagens veroverd; zoo dat de Oostenrykers, in een paar weeken, byna 60, 000 man verloren, en het overige van hunne kort te vooren verbaazende groote Armee alleen een ligchaam vluchtelingen verbeeldde, die, zonder Geschut, Vaandels, en Bagaadje, door gebrek gedrukt, en van koude verstyfd, over de Boheemsche bergen naa huis trokken. De grootste krygsbekwaamheid des Konings van Pruissen was, dat hy begaane fouten weder wist goed te maaken, en behaalde voordeelen op de mooglykste wyze te nutten. De verovering van het byna verloren Silesien, en meer dan 40, 000 man krygsgevangenen, zoude derhalven deezen rustloozen Veldheer niet vergenoegd hebben, of hem in den loop zyner overwinningen hebben opgehouden, indien niet de zo ver gevorderde winter, en de diepe sneeuw, zyne verdere voortgangen volstrekt een perk gesteld had; zelfs moest de belegering van Schweidnitz tot de lente uitgesteld worden.’ |
|