Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 472]
| |
zer bloemtjes zyne Dochter zomtyds schadelyk mogte zyn, heeft hy zich genoodzaakt gevonden, om dit Boekske aan zyne Vrouw, ter beoordeelinge, te geeven: die, wel is waar, als gehuwd zynde, zich niet volstrekt onder den rang der Meisjes kan voegen, maar echter tot hetzelfde geslachte behoort; en, by herinnering, nog zeer wel weet, wat een Meisje eigenlyk gevoelt, en welke schriften voor haar geschikt zyn. Deeze, dit Werkje een en andermaal geleezen hebbende, verklaart: dat Zy het zekerlyk haare dochters niet in handen zou geeven, schoon ze geen reden genoeg zou kunnen vinden, om heel boos te zyn, wanneer ze het, buiten haar, gekreegen hadden. Ook heeft zy 'er geene zodanige geheimen in gevonden, welke het den Jongelingen meerder zouden beletten te leezen, dan de Meisjes; daar de Dichter toch zelv' (volgens haar gevoelen) tot het mannelyk geslachte, en misschien nog wel tot de Jongelingen, behoort, nadien hy, met het volgend, door haar afgeschreven, tweeregelig Vaersje sluit,
Myn schatten zyn myn lier, myn siterkunst,
De wyn, de liefde, en Karolinaes gunst.
Zy raad den Dichter ernstig, indien hy geen ander Capitaal heeft, toch vooral niet te huwen; zy weet, by ondervinding, hoe weinig Interest 'er, voor een Huishouden, uit die genoemde schatten ontstaat. |
|