Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Amnestien, van de Jaaren 1485, 1488, 1787, en 1788. Te Dordrecht, by J. Krap, Az. 1789. in gr. 8vo. 374 bladz.Het beste verslag, dat wy onzen Leezeren van deeze verzameling weeten te geeven, is het Voorbericht van den Uitgever. Zie hier hetzelve in zyn geheel. ‘De onderscheidene wyze, waarop tegen den Uitgever, en anderen in Holland, crimineele aanklagten gedaan en vervolgd worden, ter zaake van het voeren en bevorderen der Patriottische gevoelens, maakt het noodzaaklyk, dat hy zyn gedrag, zoo aan zyne Partyen, als aan zyne Vrienden, openlegt, en zyn eer, goeden naam, en nagedagtenis zuivert van de vlekken, welke, door zyn stilzitten, daarop zouden kunnen vasthegten. Maar - de verdedigschriften van enkele persoonen worden zelden door veelen ingezien, en nog minder | |
[pagina 454]
| |
bewaard, wanneer 'er niets bykomt, dat van algemeene nuttigheid, of van eenig byzonder belang voor den Lezer zyn kan. Uit dien hoofde, heeft hy gemeend, zich zelven, en teffens zyne Landgenooten, dienst te zullen doen met de uitgave der volgende origineele stukken van de vyftiende eeuw, welke hy niet weet dat nog ergens gedrukt zyn, dan gedeeltelyk en gebrekkig, in de coronyckeGa naar voetnoot(*) bl. 116. gemeld, en nu onlangs, ten bevele en dienste der Vlaamsche Staats-Leden, op losse bladen, welke voor geen geld verkrygbaar, en door byzondere gunst van een voornaam oudheid- en geschiedkundigen daar te lande, aan den uitgever, tot dit gebruik, bezorgd zyn, en by de liefhebbers der historische oudheden van ons Land, wel een plaats, nevens andere, sedert eenige Jaaren, in 't licht gegevene verzamelingen van dien aart, zullen verdienen. Hy voegt 'er by de Hollandsche Amnestien van de jaaren 1787 en 1788, en de Requesten daartoe betreklyk, door hem gepraesenteerd, met de Resolutien op dezelve genomen; - alles by provisie, om stof tot denken te geeven aan ieder vriend of vyand, die voor of tegen hem werkzaam kan of wil zyn, en om voorts te dienen tot een text voor de aanteekeningen, die hy, zoo tot opheldering der oude taal, als der zaaken (waar onder dan ook behoort de aart en vereischtens van generaale amnestien, welke een Souverain uit eigen beweging, ter bevordering der rust en welvaart van zyn Land, afkondigt, onderscheiden van speciale, op verzoek verleende, brieven van pardon, abolitie of andere gratien) voornemens is in een tweede boekdeel te laten volgen, en waar by hy dan des noods, alle zulke verdere stukken, en zoodanige breedere apologie voor hem zelven, en misschien ook voor zyne Lotgenooten, of eenige derzelven, zal voegen, als, naar maate van 't geen hen wedervaaren zal, nodig of raadzaam zal voorkomen, zullende hy ook met dankbaarheid ontvangen, en zoo veel mogelyk plaatzen of gebruiken, all' 't geen men hem ten dien einde zal gelieven toe te schikken. Opdat egter, indien hy van dat voornemen mogt afzien, deze stukken op zich zelven reeds bruikbaar zou- | |
[pagina 455]
| |
den zyn, heeft de uitgever naast de oude ene overzetting in de taal van dezen tyd geplaatst, en, tot beter verstand van derzelver inhoud, vooraf doen gaan een kort verhaal van de gebeurtenissen, waartoe ze betreklyk zyn; en, om daarin allen schyn van eenzydigheid te vermyden, heeft hy dat verhaal woordelyk overgenomen, en vertaald, uit francisci haraei annales Ducum seu Principum Brabantiae, totiusque Belgii, te Antwerpen Ao. 1623 uitgekomen; - Terwyl hy, nopends 't geen in 't jaar 1787 in Holland, en byzonder te Rotterdam is voorgevallen, nog geen onzydig en volledig verhaal gevonden hebbende, in plaatze van dien in dezen bundel heeft ingevoegd, en met eenige weinige aanteekeningen (alleen dienende om den waaren toedragt der faiten of gebeurde zaaken optegeven, zonder in eenige defensie of beoordeeling derzelve te treden), aangevuld de stukken No. VII-XVIII, welke, van beide partyen afkomstig zynde, een onbevooroordeeld Lezer genoeg in staat zullen stellen om de Vlaamsche onlusten van de vyftiende, en de Hollandsche van de achttiende, eeuw te vergelyken - hebbende de uitgever zich meest, of genoegzaam alleen, tot het gebeurde te Rotterdam bepaald; zoo, om dat hy alleen ten dienste van eenige Regenten, van de Geconstitueerden, en van den Krygsraad dier Stad is werkzaam geweest, en zich met de verschillen of ondernemingen in andere plaatzen nimmer bemoeid heeft, als, om dat uit die Stad wel de uitvoerigste en hevigste klagten gedaan, en echter by geene der Staatsleden (zie bladz. 189, 208, en 226.) te dier tyd beschouwd zyn als voorwerpen om in de handen van den Hove van Justitie gesteld te moeten worden.’ De zes eerste der hier voorkomende stukken betreffen de beroerten in de tegenwoordige Oostenryksche Nederlanden, en vooral in Vlaanderen, voorgevallen in het laatste der vyftiende Eeuwe, en zyn gewisselyk der opmerkzaamheid van den Liefhebber der Vaderlandsche Geschiedenissen waardig. Men ziet 'er in, welke klagten de Nederlanders inbragten tegen de bestuuringe van maximiliaan van Oostenryk, welke, in den naam van zynen minderjaarigen zoon philippus, het land regeerde; den opstand, welken zy tegen hem begonnen; de ongeregeldheden en wreede bedryven, welke daarby voorvielen; hoe eindelyk de wapens van den Duitschen Vorst de zaak beslisten, en | |
[pagina 456]
| |
de Vlaamingen nog genoodzaakt wierden te bidden om vergiffenis van het geene zy tot voorstand van hunne vryheid ondernomen hadden. Al het overige is betrekkelyk tot onze tyden, voornaamelyk tot het voorgevallene te Rotterdam in den jaare 1787 omtrent de remotie van zeven der toenmaalige Regenten, en de gevolgen daarvan, in het byzonder ten opzichte van den Advocaat hendrik arnold kreet, den Uitgeever deezer verzamelinge. Want, schoon dit laatste, zo veel ons, na het leezen des Werks voorstaat, nergens uitdrukkelyk gezegd worde, blykt het duidelyk uit de vergelykinge van de stukken No. XXV-XXXIII met het Voorbericht. De gemelde Advocaat was den 25ste Febr. voor den Hove van Holland crimineel gedagvaard als voortvluchtig. Hy, van zynen kant, beweert in verscheidene Requesten aan de Staaten van Holland ingeleverd, - Vooreerst, dat hy niet moet aangemerkt worden als uitgesloten van de Amnestie door hun Ed. Gr. Mogende verleend op den 15d Febr. 1788, als zynde geen Aanvoerder of Autheur geweest van het gebeurde te Rotterdam, maar daarin alleenlyk gehandeld hebbende als Secretaris van den Krygsraad der Schutterye. - Ten Tweeden, dat hy als een Burger en Ingezeten van Amsterdam (schoon Burgemeesteren dier Stad naderhand hadden goedgevonden hem van zyn Poorterrecht te ontzetten) alwaar hy zich openlyk had ter nedergezet, voor de Schepensbank dier Stad in de eerste plaatze moest te recht staan, - Ten Derden, dat hy niet als voortvluchtig konde aangemerkt worden, - Ten Vierden, dat, indien al de twee eerste fustenuen hem ontzegd wierden, hy dan nog in meer dan één opzicht bezwaard wierd door des Procureurs Generaals wyze van procedeeren tegen hem. Hun Ed. Gr. Mogenden vonden echter niet goed zyne redenen te laaten gelden, of de daarop gegronde verzoeken toe te staan. Het is onze taak niet over het gedrag van den Uitgeever eenige uitspraak te doen. De Leezer zal uit het Werk zelve kunnen zien, wat hy tot zyne verdediging inbrenge. Dit, evenwel, kunnen wy niet nalaaten aan te merken, dat zyne Schriften, en de hierendaar tot opheldering bygevoegde aanteekeningen, alleszins bescheiden en met betaamelyken eerbied voor de Overheid zyn opgesteld. |
|